ECLI:NL:RBGEL:2024:2401

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 252
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlening van een omgevingsvergunning voor plattelandswoningen in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 25 april 2024, wordt het beroep van eisers tegen de beslissing op bezwaar van 2 december 2022 behandeld. Deze beslissing houdt in dat de omgevingsvergunning, verleend op 12 augustus 2022, in stand blijft. Eisers, eigenaren van een naastliggend perceel, zijn van mening dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst ten onrechte heeft afgeweken van het bestemmingsplan en dat de bestemming van het perceel had moeten worden gewijzigd naar 'wonen'. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft kunnen afwijken van het bestemmingsplan, omdat dit voor de bedrijfsvoering van eisers minder beperkingen met zich meebrengt dan een wijziging van het bestemmingsplan naar 'wonen'. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eisers geen gelijk krijgen. Dit betekent dat zij geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/252

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats 1] , eisers

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst

(gemachtigde: mr. F.H. Sintmaartensdijk).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel:
[derde partij 1]en
[derde partij 2]uit [plaats 1] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de beslissing op bezwaar van 2 december 2022 waarin de in het besluit van 12 augustus 2022 verleende omgevingsvergunning in stand is gelaten.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser [eiser 1] en zijn gemachtigde, de gemachtigde van het college en [derde partij 2] .

Totstandkoming van het besluit

2. In 2021 is een procedure gestart om de bestemming van het perceel van de derde-partij met de woningen [locatie 1] en [locatie 2] in [plaats 1] te wijzigen van de bestemming “Agrarisch” naar de bestemming “Wonen”. Naar aanleiding van de door de eisers ingediende zienswijze is deze procedure gestopt en heeft de derde-partij een omgevingsvergunning aangevraagd om de aanwezige bedrijfswoningen [locatie 1] en [locatie 2] in [plaats 1] te mogen gebruiken als plattelandswoningen. De aanvraag past niet binnen het bestemmingsplan “Buitengebied” omdat een plattelandswoning op deze bestemming niet is toegestaan. Om de omgevingsvergunning toch te kunnen verlenen is het college afgeweken van het bestemmingsplan met een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. [1]
Eisers, de voormalige eigenaren van deze bedrijfswoningen, komen hier tegen op. Eisers wonen inmiddels in een andere woning in de nabijheid van deze bedrijfswoningen en vrezen voor de gevolgen van de omgevingsvergunning voor hun agrarische onderneming.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de verlening van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers. De voor de beoordeling van het beroep van belang zijnde wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft het college toepassing kunnen geven aan artikel 3.6.4. van de planregels?
5. Eisers voeren aan dat de omgevingsvergunning niet met toepassing van artikel 3.6.4. van de planregels verleend heeft kunnen worden.
Het is voor eisers onduidelijk waarom de omgevingsvergunning met toepassing van artikel 3.6.4. van de planregels is verleend en niet met toepassing van artikel 3.7.4. van de planregels.
Het is voor eisers ook onduidelijk waarom hun agrarisch bedrijf bij toepassing van artikel 3.6.4 van de planregels niet in de toekomst wordt bedreigd en bij toepassing van artikel 3.7.4 van de planregels wel.
Daarnaast zou tijdens de eerdere procedure, waarin de bestemming naar wonen gewijzigd zou worden, zijn gezegd dat alleen toepassing gegeven kon worden aan artikel 3.7.4. van de planregels. Eisers begrijpen niet waarom het college nu zegt dat hun agrarisch bedrijf bij toepassing van artikel 3.6.4. van de planregels beter beschermd is.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat er voor de derde-partij twee mogelijkheden zijn om wonen in de bedrijfswoningen [locatie 1] en [locatie 2] in [plaats 1] mogelijk te laten maken.
De eerste manier om wonen in de bedrijfswoningen mogelijk te maken is door het wijzigen van de bestemming “Agrarisch” naar “Wonen”. Dit kan met toepassing van artikel 3.7.4. van de planregels. Daarvoor geldt de voorwaarde dat dit alleen kan indien sprake is van algehele beëindiging van een ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf. [2] Uit de door eisers ingediende zienswijze tegen het ontwerpbesluit tot wijziging van de bestemming naar “Wonen” blijkt dat het agrarisch bedrijf van eisers door gezondheidsredenen stil ligt, maar dat het de bedoeling is dat het bedrijf in de toekomst weer opgestart wordt. Omdat de percelen waarop de bedrijfswoningen staan onderdeel uitmaken van de milieuvergunning voor het agrarisch bedrijf van eisers betekent dit dat niet aan de voorwaarde van artikel 3.7.4., aanhef en onder a van de planregels wordt voldaan. Ondanks dat eisers de bedrijfswoningen verkocht hebben maken deze bedrijfswoningen ruimtelijk gezien nog wel deel uit van het agrarisch bedrijf van eisers. Er is daarom geen sprake van algehele beëindiging van een ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf. Dit is de reden waarom de procedure tot wijziging van het bestemmingsplan is gestopt en de derde-partij een omgevingsvergunning heeft aangevraagd om de bedrijfswoningen te mogen gebruiken als plattelandswoningen.
Dat in het verleden gezegd zou zijn dat wonen enkel met toepassing van artikel 3.7.4. van de planregels kon worden toegestaan, kwam waarschijnlijk omdat er toentertijd vanuit is gegaan dat het agrarisch bedrijf van eisers beëindigd was.
De tweede manier om wonen in de bedrijfswoningen mogelijk te maken is met toepassing van artikel 3.6.4 van de planregels. Dan mogen de bedrijfswoningen gebruikt worden als plattelandswoning. Daarvoor geldt de voorwaarde dat het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd. Aan deze voorwaarde wordt voldaan omdat het agrarisch bedrijf van eisers waar de bedrijfswoningen onderdeel van uitmaken, gelet op de milieuvergunning van eisers, niet is beëindigd. Dit gebruik is ook in overeenstemming met wat er in artikel 1.87 van de planregels staat.
Voor eisers is toepassing van artikel 3.6.4. van de planregels gunstiger dan wanneer artikel 3.7.4. van de planregels zou zijn toegepast. Nu is sprake van plattelandswoningen. Daarvoor gelden minder zware eisen dan wanneer de bestemming was gewijzigd naar wonen. Indien de bestemming was gewijzigd naar wonen dan had dit beperkingen opgeleverd voor de bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf van eisers.
Uit het voorgaande volgt dat het college toepassing heeft kunnen geven aan artikel 3.6.4. van de planregels. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eisers hebben in hun beroepschrift en tijdens de zitting nog een aantal zaken naar voren gebracht die de rechtbank hierna kort zal bespreken.
Mogelijke realisatie van een derde bedrijfswoning
6.1.
Eisers hebben tijdens de zitting aangegeven dat zij bang zijn dat op het perceel van de derde-partij een derde bedrijfswoning wordt toegestaan. De derde-partij zou in een van de schuren een woning hebben gerealiseerd. Tijdens de zitting heeft het college aangegeven dat de voorliggende omgevingsvergunning geen derde bedrijfswoning mogelijk maakt. Daarnaast heeft de derde-partij aangegeven dat geen sprake van is een derde bedrijfswoning. Tijdens de verbouwing van de bedrijfswoningen heeft de derde-partij tijdelijk verbleven in een woonunit in een schuur maar er is geen sprake van een derde bedrijfswoning. Deze beroepsgrond ziet niet op de voorliggende omgevingsvergunning en wordt daarom buiten beschouwing gelaten. De rechtbank is namelijk niet bevoegd om te oordelen over zaken die geen onderdeel uitmaken van het besluit dat onderwerp is van het beroep.
Mogelijkheid bedrijf derde-partij
6.2.
Eisers voeren aan dat het door de derde-partij beoogde bedrijf ( [bedrijf] ) niet wordt geblokkeerd door het wijzigen van de agrarische bestemming in bestemming “Wonen” met toepassing van 3.7.4. van de planregels. Deze beroepsgrond ziet niet op de voorliggende omgevingsvergunning en wordt daarom buiten beschouwing gelaten.
Mandaatvergadering
6.3.
Eisers voeren aan dat de aangevraagde omgevingsvergunning was geagendeerd voor de Mandaatvergadering Ruimtelijke Kwaliteit van 13 juni 2022 en dat zij hierover ten onrechte niet zijn geïnformeerd. Het college heeft aangegeven dat eisers waarschijnlijk het Platform Ruimte bedoelen. Dat is een informeel overleg door en voor gemeentelijke ambtenaren van [plaats 2] waarbij casussen besproken worden en dat periodiek plaatsvindt. Deze casus is in zo'n overleg besproken. Deze beroepsgrond ziet niet op de inhoud van de voorliggende omgevingsvergunning en wordt daarom buiten beschouwing gelaten.
Bevestiging beëindiging bestemmingsplanwijziging niet ontvangen
6.4.
Eisers voeren aan dat zij pas in de beslissing op bezwaar zijn geïnformeerd dat de procedure voor de bestemmingsplanwijziging is beëindigd vanwege de door hen ingediende zienswijze. Tijdens de zitting heeft het college bevestigd dat het niet netjes is dat eisers hierover niet zijn ingelicht maar dat dit voor de voorliggende procedure geen gevolgen heeft. De rechtbank volgt het college hierin. De beroepsgrond slaagt niet.
Leges
6.5.
Eisers hebben tijdens de zitting aangevoerd dat de aangevraagde
omgevingsvergunning op twee woningen ziet. Daarom is volgens eisers ten onrechte maar één keer leges geheven. Dit betekent volgens eisers dat het college niet conform de legesverordening handelt. Deze beroepsgrond ziet niet op de voorliggende omgevingsvergunning maar op een legesbesluit van het college. Daarom wordt deze beroepsgrond buiten beschouwing gelaten.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.H. Dijkman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Artikel 2.1
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a.het bouwen van een bouwwerk,
(...)
c.het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(...)
Artikel 2.12
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a.indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°.met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
(...)

Bestemmingsplan “Buitengebied”

1.87
plattelandswoning
een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in:
1. grondgebonden veehouderij;
2. akkerbouw en vollegrondstuinbouw;
alsmede voor:
(...)
3.6.4
Afwijking plattelandswoning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1. ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:
a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
c. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen;
d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 3.2 van toepassing blijven;
e. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
3.7.4
Vervolgfunctie wonen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch ten behoeve van de vervolgfunctie wonen wijzigen in de bestemming Wonen, met inachtneming van het volgende:
a. wijziging is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van algehele beëindiging van een ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf;
b. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
c. het aantal woningen mag niet toenemen;
d. indien er sprake is van reeds bestaande nevenfuncties met een oppervlakte groter dan 100 m² wordt deze aangeduid met een op de nevenfunctie toegesneden functieaanduiding.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 2.1., eerste lid, aanhef en onder c in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef, onder a en onder 1° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
2.Dit staat in artikel 3.7.4., aanhef en onder a van de planregels.