Uitspraak
1.Procesverloop
23 februari 2024.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 1 maart 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot tussentijdse beëindiging van verplichte zorg op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, die momenteel verblijft in een accommodatie van Pro Persona te Arnhem, had een aanvraag ingediend bij de geneesheer-directeur om de zorgmachtiging te beëindigen. Deze aanvraag werd echter afgewezen, waarna de officier van justitie het verzoek ter beoordeling aan de rechtbank voorlegde.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder betrokkene zelf, haar advocaat, en zorgprofessionals van Pro Persona. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gezondheidstoestand van betrokkene niet zodanig is verbeterd dat het ernstig nadeel is weggenomen. Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht en bagatelliseert haar problemen, wat de noodzaak voor verplichte zorg onderstreept. De rechtbank concludeert dat de criteria voor verplichte zorg nog steeds van toepassing zijn en dat er geen gemotiveerde aanvraag van betrokkene is ingediend.
De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van de zorgmachtiging afgewezen, met de overweging dat de doelen van de verplichte zorg nog niet zijn bereikt en dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis. De zorgmachtiging blijft van kracht tot en met 25 mei 2024. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter A. van der Hilst, met griffier G. Vlemmings aanwezig. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.