ECLI:NL:RBGEL:2024:2391

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
C/05/432454 / FA RK 24-663
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot beëindiging van verplichte zorg afgewezen op basis van Wvggz

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 1 maart 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot tussentijdse beëindiging van verplichte zorg op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, die momenteel verblijft in een accommodatie van Pro Persona te Arnhem, had een aanvraag ingediend bij de geneesheer-directeur om de zorgmachtiging te beëindigen. Deze aanvraag werd echter afgewezen, waarna de officier van justitie het verzoek ter beoordeling aan de rechtbank voorlegde.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder betrokkene zelf, haar advocaat, en zorgprofessionals van Pro Persona. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gezondheidstoestand van betrokkene niet zodanig is verbeterd dat het ernstig nadeel is weggenomen. Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht en bagatelliseert haar problemen, wat de noodzaak voor verplichte zorg onderstreept. De rechtbank concludeert dat de criteria voor verplichte zorg nog steeds van toepassing zijn en dat er geen gemotiveerde aanvraag van betrokkene is ingediend.

De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van de zorgmachtiging afgewezen, met de overweging dat de doelen van de verplichte zorg nog niet zijn bereikt en dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis. De zorgmachtiging blijft van kracht tot en met 25 mei 2024. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter A. van der Hilst, met griffier G. Vlemmings aanwezig. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/432454 / FA RK 24-663
Datum mondelinge uitspraak: 1 maart 2024
Beschikking over (tussentijdse) beëindiging machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek om op grond van artikel 8:19 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) een beslissing te nemen over de beëindiging van verplichte zorg, ten aanzien van:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , Nederland,
wonende te [woonplaats] ,
verblijfplaats: accommodatie van Pro Persona te Arnhem,
op grond van een zorgmachtiging, geldend tot en met 25 mei 2024,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.H.M. Geraedts te Heerlen.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op
23 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 maart 2024 in de accommodatie van Pro Persona te Arnhem.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
dhr. [naam 1] , als curator van betrokkene;
dhr. J. van den Boogaard, als psychiater verbonden aan Pro Persona;
mw. [naam 2] , als ambulant verpleegkundige verbonden aan Pro Persona;
dhr. [naam 3] , als arts verbonden aan Pro Persona.
1.4.
Omdat de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig vindt, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Betrokkene heeft op 6 januari 2024 een aanvraag ingediend bij de geneesheer-directeur tot beëindiging van de verleende zorgmachtiging. Op 26 januari 2024 heeft de geneesheer-directeur hier schriftelijk afwijzend op beslist. De advocaat heeft namens betrokkene op 6 februari 2024 de officier van justitie verzocht het verzoek tot beëindiging van de verplichte zorg bij de rechter in te dienen. De officier van justitie heeft via het onderhavige verzoekschrift de afwijzing van de geneesheer-directeur ter beoordeling aan de rechtbank voorgelegd.
2.2.
De officier van justitie heeft in het verzoekschrift naar voren gebracht dat de geneesheer-directeur op goede gronden heeft besloten tot afwijzing van de aanvraag tot beëindiging van het verlenen van verplichte zorg. Uit de medische verklaring blijkt niet dat de gezondheidstoestand van betrokkene zodanig is verbeterd dat het ernstig nadeel is weggenomen, dan wel welke voorwaarden of beperkingen aan een beëindiging van verplichte zorg moeten worden gesteld om het ernstig nadeel weg te nemen. Volgens de officier van justitie is beëindiging van de verplichte zorg op dit moment onwenselijk. Er wordt momenteel ook verplichte zorg toegepast. Betrokkene is reeds anderhalve maand (verplicht) opgenomen met ernstige desorganisatie. Betrokkene heeft daarnaast geen huisvesting en zij weet niet waar zij zal verblijven op het moment dat de opname op grond van de zorgmachtiging eindigt. Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht, heeft weinig ziektebesef en bagatelliseert haar problemen. Er is dan ook op dit moment geen mogelijkheid om de behandeling op vrijwillige basis voort te zetten. Zonder de zorgmachtiging zal betrokkene stoppen met de behandeling en zal het ernstig nadeel niet afgewend kunnen worden.
2.3.
Betrokkene heeft in haar aanvraag aan de geneesheer-directeur slechts gesteld dat de zorgmachtiging naar haar mening niet nodig is. In artikel 8:18 lid 1 Wvggz staat dat de aanvraag tot tussentijdse beëindiging van verplichte zorg kan worden gedaan middels een daartoe strekkende schriftelijke en gemotiveerde aanvraag van betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat of de zorgverantwoordelijke. Nu het in de aanvraag aan motivering ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat de geneesheer-directeur de aanvraag niet in behandeling had hoeven nemen. Gelet op het feit dat dit desondanks wel is gedaan, zal de rechtbank overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
2.4.
Tussentijdse beëindiging vindt plaats indien het doel van verplichte zorg is bereikt of niet langer wordt voldaan aan de criteria voor verplichte zorg. Dit volgt uit artikel 8:18 lid 1 Wvggz. De rechtbank dient te beoordelen of de verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging bij beschikking van 25 mei 2023 nog steeds noodzakelijk is, aan de hand van een recent medisch oordeel over de actuele gezondheidstoestand van betrokkene. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat de in de zorgmachtiging genoemde doelen van verplichte zorg nog niet zijn bereikt en dat er nog steeds wordt voldaan aan de gronden voor de zorgmachtiging zoals genoemd in de artikelen 6:4 en 3:3 Wvggz. Tijdens de mondelinge behandeling is door en namens betrokkene ter onderbouwing van de wens om de verplichte zorg te beëindigen naar voren gebracht dat betrokkene de diagnose van een psychische stoornis betwist. Volgens haar is er alleen sprake van een spieraandoening, waarbij zij door de pijn psychische klachten krijgt. De vastgestelde diagnose van de psychische stoornissen, te weten een manisch psychotische ontregeling met desorganisatie in het kader van een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type en de persoonlijkheidsstoornis, is echter naar het oordeel van de rechtbank nog steeds van toepassing. Dat blijkt duidelijk uit de medische verklaring, en wordt bevestigd door de toelichting van de arts en psychiater ter zitting. Naar het oordeel van de rechtbank leiden de psychische stoornissen ook nog steeds tot ernstig nadeel en zijn er geen mogelijkheden om passende zorg op vrijwillig basis te verlenen.
2.5.
Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen grond voor tussentijdse beëindiging van de verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. Er is geen sprake van een zodanige verbetering van de gezondheidstoestand van betrokkene dat het ernstig nadeel is weggenomen en de zorgmachtiging beëindigd kan worden. Evenmin is er sprake van een situatie waarbij er voorwaarden en beperkingen verbonden kunnen worden aan een beëindiging van de zorgmachtiging om het ernstige nadeel op die manier weg te nemen (artikel 8:19 lid 8 en artikel 8:20 Wvggz). Nu er nog steeds wordt voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz, is er geen aanleiding om de eerder verleende zorgmachtiging te beëindigen. De rechtbank zal hiertoe dan ook niet overgaan, hetgeen betekent dat de zorgmachtiging door blijft lopen voor de verleende duur, te weten tot en met 25 mei 2024.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst af het verzoek tot beëindiging van de zorgmachtiging zoals verleend bij beschikking van 25 mei 2023.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2024 door mr. A. van der Hilst, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Vlemmings, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 maart 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.