ECLI:NL:RBGEL:2024:2367

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
05.311546.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zedenzaken door gebrek aan bewijs en tegenstrijdige verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten, omdat de verklaringen van zowel de verdachte als de aangeefster over de seksuele handelingen overeenkwamen, maar verschilden in de instemming van de aangeefster. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts twee personen aanwezig zijn, wat de noodzaak voor zorgvuldige waardering van de verklaringen onderstreept. De verdachte verklaarde dat er sprake was van seks met wederzijdse instemming, terwijl de aangeefster stelde dat zij niet had ingestemd met de seksuele handelingen. Door de tegenstrijdigheid in de verklaringen kon de rechtbank niet met redelijke zekerheid vaststellen wat er precies was gebeurd, waardoor het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat de onduidelijkheid in de verklaringen leidde tot vrijspraak van de verdachte.

Daarnaast was er een civiele vordering van de benadeelde partij, de aangeefster, die schadevergoeding eiste voor materiële schade en smartengeld. Echter, gezien de vrijspraak van de verdachte, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. De rechtbank besloot dat zowel de verdachte als de benadeelde partij ieder hun eigen kosten moesten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/311546-22
Datum uitspraak : 22 februari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats]
ingeschreven op het adres aan de [adres] in [woonplaats]
Raadsvrouw: mr. A. Foppe, advocaat in Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 februari 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op omstreeks 25 maart 2022 te Ede
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- de deur van de schuur waarin hij en die [slachtoffer] zich bevonden op slot heeft gedaan, althans dicht heeft gedaan en/of
- de kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- zijn hand in de nek van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of die [slachtoffer] voorover heeft gebogen en/of
- nadat die [slachtoffer] op de grond was gevallen, die [slachtoffer] naar zich toe heeft getrokken en/of haar benen op/over zijn schouders heeft gelegd en/of
- ( hierbij) die [slachtoffer] in haar bewegingsvrijheid heeft beperkt, waardoor zij zich niet aan bovengenoemde seksuele handelingen kon onttrekken en/of
- onverhoeds bovenstaande seksuele handelingen heeft gepleegd en/of die [slachtoffer] hiermee heeft overrompeld en/of
- ( hierbij) gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] en/of
- ( hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- ( hierdoor) een bedreigende situatie heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer] zich niet, althans onvoldoende aan bovengenoemde seksuele handelingen kon of durfde te onttrekken;

2.De standpunten

De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

3.Vrijspraak

Naar het oordeel van de rechtbank is het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat in zedenzaken vaak slechts twee personen, het veronderstelde slachtoffer en de vermeende dader, bij de verweten seksuele gedragingen aanwezig zijn geweest. Dit maakt dat extra zorgvuldig naar de waardering van de afgelegde verklaringen moet worden gekeken, zeker als het een ontkennende verdachte betreft. Dit geldt ook in deze zaak. In zowel de verklaringen van verdachte als de verklaringen van aangeefster wordt uitgegaan van seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden in een schuur. De verklaringen lopen echter uiteen over de instemming van aangeefster. Verdachte verklaart dat er sprake was van seks met wederzijdse instemming. Aangeefster verklaart daarentegen dat er sprake was van seksuele handelingen waar zij niet mee heeft ingestemd.
Gelet op het uiteenlopen van deze verklaringen overweegt de rechtbank dat de precieze gang van zaken tijdens de bewuste nacht niet is komen vast te staan. Door deze onduidelijkheid kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde, zonder dat de rechtbank daarmee enige afbreuk wil doen aan de verklaringen van aangeefster. De rechtbank kan hierdoor niet tot een veroordeling van de verdachte komen.
Het ten laste gelegde feit kan niet worden bewezen, waardoor de rechtbank de verdachte daarvan vrij zal spreken.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.155,12 aan materiële schade en € 5.000,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De standpunten
De officier van justitie
en deverdediging hebben vanwege de bepleite vrijspraak verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
 bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer, (voorzitter), mr. T.P.E.E van Groeningen, en mr. M. Wevers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Damen en mr. E.M. Breed, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2024.