Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
2.De standpunten
3.Vrijspraak
4.De beoordeling van de civiele vordering
en deverdediging hebben vanwege de bepleite vrijspraak verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten, omdat de verklaringen van zowel de verdachte als de aangeefster over de seksuele handelingen overeenkwamen, maar verschilden in de instemming van de aangeefster. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts twee personen aanwezig zijn, wat de noodzaak voor zorgvuldige waardering van de verklaringen onderstreept. De verdachte verklaarde dat er sprake was van seks met wederzijdse instemming, terwijl de aangeefster stelde dat zij niet had ingestemd met de seksuele handelingen. Door de tegenstrijdigheid in de verklaringen kon de rechtbank niet met redelijke zekerheid vaststellen wat er precies was gebeurd, waardoor het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat de onduidelijkheid in de verklaringen leidde tot vrijspraak van de verdachte.
Daarnaast was er een civiele vordering van de benadeelde partij, de aangeefster, die schadevergoeding eiste voor materiële schade en smartengeld. Echter, gezien de vrijspraak van de verdachte, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. De rechtbank besloot dat zowel de verdachte als de benadeelde partij ieder hun eigen kosten moesten dragen.