ECLI:NL:RBGEL:2024:2360

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
C/05/432750 KG RK 24-208
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan concrete feiten en omstandigheden

Op 17 april 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, wonende te Barneveld, tegen mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter in deze rechtbank. Verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. D. Pieterse, had verzocht om wraking omdat de rechter geen uitstel had verleend voor de mondelinge behandeling van haar zaak, wat volgens haar haar voorbereiding had belemmerd. Verzoekster stelde dat zij op 15 februari 2024 was geïnformeerd dat de zitting was uitgesteld, maar op 29 februari 2024 kreeg haar advocaat te horen dat de zitting toch doorging. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek voegde verzoekster toe dat de rechter deel uitmaakt van adviescommissies, wat volgens haar een reden voor wraking zou zijn.

De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om geen uitstel te verlenen een procedurele beslissing is en geen grond voor wraking kan vormen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoekster concrete feiten moet aanvoeren om vooringenomenheid aan te tonen. De aangevoerde gronden van verzoekster werden als onvoldoende beschouwd, aangezien deze voornamelijk bestonden uit veronderstellingen en suggesties zonder concrete onderbouwing. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter en wees het verzoek tot wraking af. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/432750 / KG RK 24-208
Beslissing van 17 april 2024
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te Barneveld
hierna te noemen: verzoekster
gemachtigde: mr. D. Pieterse,
strekkende tot de wraking van
mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 29 februari 2024 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 12 maart 2024.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. D. Pieterse, advocaat te Den Haag
  • de rechter.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer ARN 23/2375 tussen verzoekster en de burgemeester van de gemeente Barneveld.
2.2
Verzoekster heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge wrakingsverzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter heeft geweigerd om uitstel van de mondelinge behandeling te verlenen, waardoor zij zich niet goed kon voorbereiden, niet in de gelegenheid was tijdig stukken in te dienen of getuigen te laten horen. Verzoekster stelt dat zij op 15 februari 2024 telefonisch door de griffie van de rechtbank is geïnformeerd dat de geplande mondelinge behandeling van 29 februari 2024 op verzoek van de wederpartij was uitgesteld en op 8 april 2024 zou plaatsvinden. Op 29 februari 2024 ontving haar advocaat echter om 9.30 uur het bericht dat de zitting toch die dag om 14.00 uur zou plaatsvinden.
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoekster als nieuwe grond aangevoerd dat de rechter deel uitmaakt van adviescommissies voor de behandeling van bezwaren van verschillende gemeenten. Verzoekster heeft verklaard dat zij hier een dag voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achter is gekomen.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De beslissing om geen uitstel te verlenen voor de mondelinge behandeling in de hoofdzaak, is een procedurele beslissing. Procedurele beslissingen kunnen als zodanig in beginsel geen grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van een procedurele beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Een procedurele beslissing levert alleen grond voor wraking op indien deze gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming daarvan zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard. Daarvan is naar het oordeel van de wrakingskamer in dit geval geen sprake. De wrakingskamer sluit niet uit dat aan verzoekster onjuiste informatie is verstrekt over de datum van de mondelinge behandeling van de hoofdzaak door de griffie van de rechtbank. Dat doet echter niet af aan het feit dat sprake is van een procedurele beslissing van de rechter om geen uitstel te verlenen. Verzoekster heeft onvoldoende toegelicht op grond waarvan deze procedurele beslissing niet anders kan zijn ingegeven dan door vooringenomenheid van de rechter en dat is ook niet gebleken. Ter zitting heeft de rechter verklaard dat de mogelijkheid bestond dat de behandeling van de hoofdzaak zou worden aangehouden om verzoekster de mogelijkheid te geven om alsnog stukken in te dienen of getuigen te laten horen; daaraan is de rechter echter niet toegekomen omdat de rechter door verzoekster is gewraakt.
3.3.
Verzoekster heeft verder aan het verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter vooringenomen is omdat zij deel uitmaakt van verschillende adviescommissies. De door verzoekster aangevoerde gronden betreffen echter slechts veronderstellingen en suggesties. Concrete feiten waaruit de wrakingskamer de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden, ontbreken.
3.4.
Aangezien niet van vooringenomenheid van de rechter is gebleken, wordt het verzoek afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.J. Peerdeman, voorzitter, mr. A.A. Roodenburg en mr. R.M.H. Pennings, leden in tegenwoordigheid van de griffier […] en in openbaar uitgesproken op 17 april 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.