Op 17 april 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, wonende te Barneveld, tegen mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter in deze rechtbank. Verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. D. Pieterse, had verzocht om wraking omdat de rechter geen uitstel had verleend voor de mondelinge behandeling van haar zaak, wat volgens haar haar voorbereiding had belemmerd. Verzoekster stelde dat zij op 15 februari 2024 was geïnformeerd dat de zitting was uitgesteld, maar op 29 februari 2024 kreeg haar advocaat te horen dat de zitting toch doorging. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek voegde verzoekster toe dat de rechter deel uitmaakt van adviescommissies, wat volgens haar een reden voor wraking zou zijn.
De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om geen uitstel te verlenen een procedurele beslissing is en geen grond voor wraking kan vormen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoekster concrete feiten moet aanvoeren om vooringenomenheid aan te tonen. De aangevoerde gronden van verzoekster werden als onvoldoende beschouwd, aangezien deze voornamelijk bestonden uit veronderstellingen en suggesties zonder concrete onderbouwing. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter en wees het verzoek tot wraking af. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.