ECLI:NL:RBGEL:2024:2340

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
431754
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing zorgregeling en verbod op uitlatingen op internet in kort geding tussen ouders

In deze zaak heeft de vrouw in kort geding een schorsing van de zorgregeling tussen de man en de kinderen gevorderd, alsook een verbod op uitlatingen over haar op sociale media. De rechtbank Gelderland heeft op 23 april 2024 uitspraak gedaan. De vrouw heeft zorgen geuit over het gedrag van de man en zijn vermeende drugsgebruik, wat haar in staat stelt om een spoedeisend belang aan te tonen. Tijdens de mondelinge behandelingen zijn er afspraken gemaakt, maar de man heeft deze niet nageleefd en toonde zich niet bereid om samen te werken. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is om de zorgregeling te schorsen, gezien de onveilige situatie die is ontstaan door het gedrag van de man. Daarnaast is de man verboden om uitlatingen over de vrouw te doen op sociale media, met een dwangsom als sanctie. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland
Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/431754 / KG ZA 24-45

Vonnis in kort geding van 23 april 2024

in de zaak van

[naam vrouw] ,

wonende in [woonplaats vrouw] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A. Oosterhuis-Boeve te Arnhem,
tegen

[naam man] ,

wonende in [woonplaats man] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de man.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het e-mailbericht van de man van 16 februari 2024;
  • de dagvaarding van 27 februari 2024;
  • het e-mailbericht met bijlage van mr. Oosterhuis-Boeve van 13 februari 2024.
De eerste mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 maart 2024. Hierbij waren beide partijen aanwezig, de advocaat van de vrouw en een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de mondelinge behandeling en partijen hebben ook afspraken gemaakt ter beëindiging van een deel van het geschil. Deze afspraken zijn opgenomen in een proces-verbaal en beide partijen hebben dit stuk ondertekend.
Na deze mondelinge behandeling heeft de rechtbank op 15 april 2024 de akte uitlaten, akte overlegging producties en akte wijziging eis van de vrouw ontvangen.
De tweede mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 april 2024. Van deze mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Bij deze mondelinge behandeling waren eveneens beide partijen aanwezig, de advocaat van de vrouw en dezelfde vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming als tijdens de mondelinge behandeling op 15 maart 2024. De vader van de man was op 16 april 2024 ook aanwezig. Aan hem is bijzondere toegang verleend en hij is als informant aangemerkt.

De feiten

Partijen zijn op [huwelijksdatum] 2015 met elkaar getrouwd in de destijds geldende algehele gemeenschap van goederen. Vervolgens hebben zij op [datum] 2022 huwelijkse voorwaarden laten opstellen waarbij iedere gemeenschap van goederen tussen hen is uitgesloten.
Tijdens het huwelijk zijn er drie kinderen geboren:
  • [naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ;
  • [naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ;
  • [naam minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] .
De rechtbank Overijssel heeft bij beschikking van 8 mei 2023 de echtscheiding uitgesproken. Aan deze echtscheidingsbeschikking zijn het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan gehecht. De echtscheiding is op 6 juni 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] .
In het ouderschapsplan (van 14 april 2023) zijn partijen overeengekomen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben bij de vrouw. Daarnaast zijn partijen de volgende zorgregeling overeengekomen:
“oneven weken:
  • de vader haalt [minderjarige 3] op donderdagmorgen tussen 08.00 en 08.30 uur op bij de moeder.
  • op vrijdagochtend gaat [minderjarige 3] naar het kinderdagverblijf. De moeder haalt [minderjarige 3] op van het kinderdagverblijf. De vader haalt [minderjarige 3] op vrijdagmiddag om 14.30 uur op bij de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om 14.45 uur op van school.
  • de vader brengt [minderjarige 3] op maandagochtend om 8.00 uur naar opa en oma (ouders van de moeder).
  • de vader brengt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op maandagochtend om 8.15 uur naar school.

even weken:

  • de vader haalt [minderjarige 3] op donderdagmorgen tussen 08.00 en 08.30 uur op bij de moeder.
  • de vader haalt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op donderdagmiddag om 14.45 uur op van school.
  • de vader brengt [minderjarige 3] op vrijdagochtend naar het kinderdagverblijf.
  • de vader brengt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op vrijdagochtend om 8.15 uur naar school.
De overige dagen verblijven de kinderen bij de moeder en zorgt zij voor halen en brengen van en naar school.”
Deze regeling is later gewijzigd in die zin dat de vrouw [minderjarige 3] op donderdagochtend naar de man brengt en dat de man [minderjarige 3] in de oneven weken aan het eind van de dag naar de vrouw brengt. Daarnaast zijn partijen later overeengekomen dat de man [minderjarige 3] in de oneven weken op vrijdag ophaalt op het kinderdagverblijf.
In het echtscheidingsconvenant (van 14 april 2023) zijn partijen overeengekomen dat zij de woning welke zij gezamenlijk in eigendom hadden (adres [adres] te [woonplaats vrouw] ) voorlopig onverdeeld zouden laten. De man zou zich per 1 maart 2023 uitschrijven op het adres en dat is ook gebeurd. Partijen hebben verder afgesproken om een jaar na het vertrek van de man te evalueren over de afspraken rondom de woning en om uiterlijk na twee jaar te overleggen over de vraag of de onverdeeldheid zou blijven bestaan.

Het geschil

De vrouw vordert (na wijziging):
ten aanzien van de zorgregeling:
de zorgregeling tussen de man en de kinderen zoals opgenomen in het ouderschapsplan van 14 april 2023 dat is gehecht aan de echtscheidingsbeschikking van 8 mei 2023 te schorsen en daarvoor in de plaats de navolgende zorgregeling vast te stellen:
a. onder de
uitdrukkelijke voorwaardedat de man in het bijzijn van de vrouw zowel bij aankomst als vertrek van de kinderen negatief test op drugs (als in middelen die op lijst I en II van de Opiumwet voorkomen), te bepalen dat totdat [minderjarige 3] naar de basisschool gaat de kinderen op donderdag van 8.30 uur ( [minderjarige 3] )/ uit school ( [minderjarige 2] en [minderjarige 1] ) tot 18,30 uur (na het eten) en in de andere week op zondag van 10.00 uur-16.00 uur bij de man verblijven. Vanaf het moment dat [minderjarige 3] naar school gaat kunnen de kinderen iedere zondag van 10.00 uur - 16.00 uur bij de man verblijven, waarbij geldt dat indien de man tweemaal weigert een drugstest te doen, de omgang voor onbepaalde tijd wordt opgeschort.
b. althans een zodanige regeling vast te stellen als de voorzieningenrechter in het belang van de kinderen acht.
ten aanzien van de echtelijke woning:
primair
de vrouw met uitsluiting van de man ex artikel 3:174 lid 1 BW te machtigen om de onroerende zaak, staande en gelegen te ( [postcode] ) [woonplaats vrouw] aan het adres [adres] te gelde te maken (verkoop en levering) en haar met uitsluiting van de man te machtigen al het nodige te doen tot verkoop en levering van voormeld onroerend goed, waarbij onder verkoop mede moet worden begrepen het aanstellen van een makelaar door de vrouw, het tekenen van de verkoopopdrachten, het tekenen van het (voorlopig) koopcontract en alle andere door de notaris op te stellen akten (waaronder in ieder geval begrepen de leveringsakte) en alle andere voorkomende handelingen die betrekking hebben op de verkoop van de woning;
subsidiair
de man te gelasten om binnen één week na betekening van het door uw rechtbank te wijzen vonnis, zijn medewerking te verlenen aan het in de verkoop plaatsen van de onroerende zaak, staande en gelegen te ( [postcode] ) [woonplaats vrouw] aan het adres [adres] , door binnen deze termijn in ieder geval medewerking te verlenen aan het verstrekken van een verkoopopdracht aan Domicilie Makelaars te Ede , op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag dat de man dit nalaat;
de man te gelasten om mee te werken aan de verkoop en levering van de genoemde onroerende zaak in die zin dat de man uitvoering geeft aan al hetgeen volgens de betreffende makelaar nodig is om de woning te verkopen en adviezen ten aanzien van vraagprijs en laatprijs op te volgen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag dat de man dit nalaat;
de man te gelasten om op eerste verzoek van de makelaar of van de vrouw de verkoopakte te ondertekenen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag dat de man dit nalaat;
de man te gelasten om op eerste verzoek zijn medewerking te verlenen aan het transport en de levering van de onroerende zaak, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag dat de man dit nalaat;
te bepalen dat, indien de man binnen de onder III. genoemde termijn geen medewerking verleent aan de verkoop van de woning, althans geen medewerking verleen aan het tekenen van de verkoopakte, althans geen medewerking verleend aan het transport en levering van de onroerende zaak, het door uw rechtbank te wijze vonnis in de plaats treedt van de door de man te verrichten rechtshandeling(en), te weten het verstrekken van de verkoopopdracht aan Domicilie Makelaars te Ede ten behoeve van de voormelde onroerende zaak, het tekenen van de verkoopakte en het tekenen van de leveringsakte bij de notaris;
ten aanzien van uitlatingen op internet:
de man te verbieden via het internet (waaronder sociale media) of op andere wijze uitlatingen over de vrouw in het openbaar te doen, met inbegrip van uitingen middels pseudoniemen, nep-accounts of vanuit anonimiteit, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat de man zich niet aan dit verbod houdt, met een maximum van € 10.000,-;
de man te verbieden via het internet (waaronder sociale media) of op andere wijze (herkenbare) portretten van de vrouw te plaatsen, met inbegrip van uitingen middels pseudoniemen, nep-accounts of vanuit anonimiteit, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat de man zich niet aan dit verbod houdt, met een maximum van € 10.000,-;
te bepalen dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

De beoordeling

Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of de vrouw ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Gelet op de stukken die de vrouw heeft ingediend en de stellingen die zij heeft ingenomen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Hierna zal de voorzieningenrechter de verschillende vorderingen per onderwerp bespreken.

proces-verbaal [datum] 2024

Allereerst overweegt de voorzieningenrechter dat partijen tijdens de mondelinge behandeling van [datum] 2024 ter beëindiging van een deel van het geschil afspraken hebben gemaakt. Deze afspraken zijn opgenomen in een proces-verbaal en ondertekend door beide partijen. De verdere behandeling van de vorderingen van de vrouw met betrekking tot de zorgregeling en de uitlatingen op het internet zijn aangehouden en behandeld tijdens de mondelinge behandeling op 15 april 2024.
De vrouw heeft haar vorderingen met betrekking tot de woning (II tot en met VII) ingetrokken, zodat de voorzieningenrechter daarop niet meer hoeft te beslissen.

wijziging zorgregelingOp grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan een toedeling aan ieder van de ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten, alsmede een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben, indien het belang van het kind dit vereist.De vrouw verzoekt de voorzieningenrechter de huidige verdeling van zorg- en opvoedingstaken te schorsen en een beperktere contactregeling vast te stellen, waarbij de man bij zowel de aankomst als tijdens het vertrek van de kinderen negatief test op drugs. Zij heeft aangegeven dat zij zich zorgen maakt over de kinderen als zij bij de man verblijven. Deze zorgen zijn enerzijds gelegen in het gebruik van drugs door de man vanwege berichten die hij op zijn social media plaatst. Uit deze berichten blijkt dat hij drugsgebruik (met name wiet en LSD) acceptabel vindt en zelfs aanmoedigt. Anderzijds zijn de zorgen van de vrouw gelegen in het gedrag van de man. Hij staat heel vijandig tegenover haar en draagt dat ook actief uit.

De man heeft tijdens de mondelinge behandelingen betwist dat hij drugs gebruikt. Hij wil ook niet over ‘drugs’ spreken, maar over ‘middelen’ omdat LSD en de werkzame stof in wiet THC een medicinale werking kunnen hebben. De man heeft wel erkend dat hij cannabis gebruikt op doktersrecept, maar hij heeft aangegeven dat hij dit niet gebruikt als de kinderen bij hem verblijven.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Gedurende de eerste mondelinge behandeling zijn afspraken gemaakt tussen partijen om ervoor te zorgen dat de zorgen bij de vrouw over het drugsgebruik en het gedrag van de man zouden afnemen. Zij hebben daarom een aantal contactmomenten tussen de man en de kinderen afgesproken waarbij een neef van de man aanwezig zou zijn. Daarnaast waren partijen overeengekomen dat zij zich – conform het advies van de Raad voor de Kinderbescherming – binnen één week zouden aanmelden bij het sociaal wijkteam voor een SCHIP-traject. Verder zou de zorgregeling voorlopig onder begeleiding van een neef plaatsvinden. In afwachting van het verloop van deze afspraken is het kort geding vier weken aangehouden.
Tijdens de tweede mondelinge behandeling bleek dat de man niet langer stond achter de gemaakte afspraken. Hij gaf aan dat hij alleen maar heeft getekend, omdat hij zijn kinderen wilde zien. De begeleiding van de contactmomenten vond hij niet nodig. Tijdens de tweede mondelinge behandeling bleek dat de man erg gefrustreerd was en niet bereid was om afspraken te maken hoe het contact kan plaatsvinden, bijvoorbeeld over drugstesten of over begeleiding tijdens de contactmomenten. De man heeft uiteindelijk tijdens deze mondelinge behandeling de zittingszaal vroegtijdig verlaten.
De voorzieningenrechter vindt het op dit moment niet goed voor de kinderen als de afgesproken regeling wordt hervat. Het is niet mogelijk voor de vrouw om afspraken te maken met de man over alles rondom de contactmomenten of om haar zorgen te uiten. Op dit moment valt er simpelweg niet met de man te praten. Ook tijdens de mondelinge behandeling wilde de man alleen maar zijn verhaal vertellen. Hij wilde geen antwoord geven op vragen van de voorzieningenrechter en wilde ook niet meedenken aan een oplossing zodat hij op een veilige manier contact kon hebben met zijn kinderen. De afspraken die met hem zijn gemaakt tijdens de eerste mondelinge behandeling komt hij niet na, omdat hij bij nader inzien niet instemt met begeleid contact. Tijdens de mondelinge behandelingen is bovendien gebleken dat de man gefrustreerd is en snel geïrriteerd. Het lijkt erop dat zijn frustratie verder gaat dan alleen de relatie met de vrouw. Zijn frustratie richt zich immers ook op de overheid als geheel. De man komt daarbij ook bedreigend over, zelfs op de voorzieningenrechter. Dit heeft de voorzieningenrechter ook aan de man te kennen gegeven tijdens de mondelinge behandeling. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter op dit moment geen mogelijkheid om het contact tussen de man en de kinderen op een normale wijze te hervatten. Hiervoor is namelijk enige samenwerking nodig is tussen de man en de vrouw, of betrokkenheid van een hulpverlener. Dat is beide niet mogelijk. De voorzieningenrechter maakt zich hier grote zorgen over, want de vrouw heeft meermaals aangegeven dat de kinderen hun vader missen en graag contact met hem willen. Op dit moment kan de veiligheid van de kinderen echter niet gegarandeerd worden. De raadsvertegenwoordigster deelt de zorgen van de kinderrechter en heeft daarom aangegeven dat zij zich zal inspannen om te zorgen dat het gezin de benodigde hulpverlening krijgt.
Het voorgaande leidt ertoe dat de zorgregeling tussen de man en de kinderen zoals opgenomen in het ouderschapsplan van 14 april 2023 dat is gehecht aan de echtscheidingsbeschikking van 8 mei 2023 wordt geschorst. De voorzieningenrechter raadt de man aan om zich te melden bij het sociaal wijkteam voor hulpverlening zodat onderzocht kan worden welke zorgregeling in het belang van de kinderen is en hoe de zorgregeling in de toekomst weer hervat kan worden.
verbod uitlatingen op social media en dwangsomDe vrouw vordert de man te verbieden via het internet (waaronder sociale media) of op andere wijze uitlatingen over de vrouw in het openbaar te doen en/of portretten van de vrouw te plaatsen, met inbegrip van uitingen middels pseudoniemen, nep-accounts of vanuit anonimiteit.
De man heeft tijdens de eerste mondelinge behandeling aangegeven dat hij niet voornemens is om iets dergelijks op internet te plaatsen, maar dat hij geen garantie wil geven dat het in de toekomst niet zal gebeuren.
De voorzieningenrechter zal daarom een beslissing nemen op de vordering van de vrouw. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW, omdat deze een ongerechtvaardigde inbreuk opleveren op de goede naam of privacy van de vrouw.
Van dit laatste zou sprake kunnen zijn als het recht van de vrouw op bescherming van haar goede naam en privacy zwaarder weegt dan het recht op vrijheid van meningsuiting van de man. Bij de beoordeling of dit het geval is moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Bij deze afweging dienen alle omstandigheden te worden betrokken. Het oordeel dat een van beide rechten - na weging van de belangen - zwaarder weegt dan het andere recht brengt mee dat de inbreuk op het ander recht gerechtvaardigd is.
Uit de stukken die de vrouw heeft ingediend is gebleken dat de man verschillende uitlatingen heeft gedaan op zijn Facebookpagina en op LinkedIn, waarin hij zegt dat de vrouw verborgen narcisme heeft. Deze posts zijn voorzien van een foto van de vrouw en voor iedereen zichtbaar. Ook de zakelijke contacten van de vrouw kunnen via LinkedIn kunnen hier kennis van nemen. Een dergelijke uiting is onnodig kwetsend en schadelijk. De voorzieningenrechter vindt daarom dat het belang van de vrouw zwaarder weegt dan het belang van de man om zich vrij te uiten. De man handelt met zijn berichten onrechtmatig tegenover de vrouw. De man heeft weliswaar aangegeven tijdens de eerste mondelinge behandeling dat hij het niet van plan is om te doen, maar hij wil een dergelijke afspraak niet vastleggen in een proces-verbaal. Daarom en omdat de frustratie hoog zit bij de man, durft de voorzieningenrechter er niet op te vertrouwen dat hij dergelijke posts niet meer zal plaatsen. De voorzieningenrechter zal daarom de vorderingen van de vrouw toewijzen, met uitzondering van de gevraagde dwangsom want die zal worden gematigd.
proceskosten
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draag

De beslissing

De voorzieningenrechter
schorst de zorgregeling tussen de man en de kinderen zoals opgenomen in het ouderschapsplan van 14 april 2023 dat is gehecht aan de echtscheidingsbeschikking van 8 mei 2023;
verbiedt de man via het internet (waaronder sociale media) of op andere wijze uitlatingen over de vrouw in het openbaar te doen, met inbegrip van uitingen middels pseudoniemen, nep-accounts of vanuit anonimiteit, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat de man zich niet aan dit verbod houdt, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt;
verbiedt de man via het internet (waaronder sociale media) of op andere wijze (herkenbare) portretten van de vrouw te plaatsen, met inbegrip van uitingen middels pseudoniemen, nep-accounts of vanuit anonimiteit, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat de man zich niet aan dit verbod houdt, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt;
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B Krijnen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.P. van der Meer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024.