ECLI:NL:RBGEL:2024:2338

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
10859553 \ VV EXPL 23-90
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot afgifte van een auto in kort geding met dwangsom

In deze zaak heeft de eiser, vertegenwoordigd door mr. R.T.A. Slof, een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, die niet is verschenen. De eiser vorderde de afgifte van een Ford Fiësta, inclusief sleutels en kentekenbewijs, en stelde een spoedeisend belang aan de orde. De procedure begon met een dagvaarding op 4 januari 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 9 februari 2024. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding op de juiste wijze is betekend aan de gedaagde, die niet op de zitting is verschenen, waardoor verstek is verleend.

De kantonrechter heeft de vordering tot afgifte van de auto toegewezen, omdat deze niet is weersproken en het spoedeisend belang is erkend. Daarnaast heeft de eiser voldoende belang gesteld bij de gevorderde dwangsom, die is gemaximeerd tot € 25.000,00. De geldvorderingen van de eiser zijn echter afgewezen, omdat er geen feiten zijn gepresenteerd die een onmiddellijke voorziening rechtvaardigen. De gedaagde is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten dragen.

In de beslissing heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld tot afgifte van de auto binnen vijf dagen na betekening van het vonnis, met een dwangsom van € 250,- per dag bij niet-naleving. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op een totaal van € 910,38. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 10859553 \ VV EXPL 23-90 \ 398 \ 40140
uitspraak van
vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. R.T.A. Slof
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
niet verschenen
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 januari 2024 met producties 1 t/m 7;
- de mondelinge behandeling van 9 februari 2024. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[eiser] heeft de veroordeling gevorderd van [gedaagde] , overeenkomstig de – aan dit vonnis gehechte en daarvan deel uitmakende – dagvaarding, op de gronden als in de dagvaarding vermeld.
2.2.
De dagvaarding is op de bij de wet voorgeschreven wijze betekend aan het adres van [gedaagde] . Hij is niet verschenen in deze procedure, zodat tegen hem verstek wordt verleend.
2.3.
De vordering voor wat betreft afgifte van de auto inclusief sleutels en het kentekenbewijs is niet weersproken en komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. Aangezien voorts een spoedeisend belang is gesteld wordt deze vordering toegewezen.
2.4.
[eiser] heeft voldoende belang gesteld bij de gevorderde dwangsom. Deze zal dan ook worden toegewezen, zij het dat de dwangsom wordt gemaximeerd tot € 25.000,00.
2.5.
Voor de geldvorderingen, zoals opgesomd in de specificatie in de dagvaarding onder punt 8, heeft [eiser] geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Omdat een kort geding niet bedoeld is om een gewone geldvordering te innen als de eiser geen aantoonbaar spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, worden deze vorderingen van [eiser] afgewezen.
2.6.
[gedaagde] wordt (grotendeels) in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

3.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot afgifte van de Ford Fiësta met kenteken 63-RDS-7 aan [eiser] , uiterlijk binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag dat hij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van
€ 25.000,-;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eiser] begroot op € 137,38 aan dagvaardingskosten, € 244,00 aan griffierecht en € 529,00 aan salaris voor de gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op