ECLI:NL:RBGEL:2024:2332

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
10345347 \ CV EXPL 23-528
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen voor boekhoudkundige diensten en discussie over de omvang van werkzaamheden

In deze zaak vordert eiser, een boekhouder, betaling van openstaande facturen door gedaagde, een ondernemer, voor verleende boekhoudkundige diensten. De procedure begon met een tussenvonnis op 28 april 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 9 juni 2023. Eiser heeft verschillende facturen gestuurd voor werkzaamheden die hij heeft verricht voor de ondernemingen van gedaagde, maar gedaagde heeft slechts gedeeltelijk betaald en betwist de hoogte van de vorderingen. Eiser heeft geen back-up van de administratie kunnen overleggen, wat door de rechter als een tekortkoming wordt gezien. De rechter oordeelt dat gedaagde niet gehouden is om te betalen voor de werkzaamheden die na september 2021 zijn verricht, omdat eiser zijn verplichtingen niet is nagekomen. Uiteindelijk wordt de vordering van eiser afgewezen en wordt hij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 10345347 \ CV EXPL 23-528 \ 398 \ 40140
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eiser]
wonende te [plaats 1]
eisende partij
gemachtigde mr. M. van de Ven
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2]
gedaagde partij
gemachtigde mr. S. Lamsallak
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 april 2023 en de daarin genoemde processtukken;
- op 9 juni 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, ter gelegenheid waarvan aan de zijde van [eiser] aanvullende producties (8 t/m 12) zijn ingediend. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen Een en ander is vastgelegd in het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 9 juni 2023;
- de akte overleggen producties (13 t/m 18) tevens akte uitlaten aan de zijde van [eiser] ;
- de antwoordakte met productie (2) aan de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] drijft de eenmanszaak ‘ [bedrijf 1] ’ waarmee hij administratieve en boekhoudkundige diensten verleent.
2.2.
[gedaagde] drijft een eenmanszaak genaamd [bedrijf 2] . Daarnaast handelt [gedaagde] onder de naam [bedrijf 3] .
2.3.
Eind 2019 is [eiser] door de financieel adviseur van [gedaagde] , de heer [betrokkene 1] (hierna te noemen [betrokkene 1] ), benaderd om zowel de zakelijke als privé-administratie van [gedaagde] (en zijn partner) te verzorgen.
2.4.
Op 3 januari 2020 heeft een kennismakingsgesprek plaatsgevonden naar aanleiding waarvan [eiser] een offerte aan [gedaagde] heeft gestuurd. In de offerte staat, voor zover hier van belang, opgenomen:
(..)
Op uw verzoek doe ik u onderstaand mijn offerte toekomen voor het voeren van uw administraties, t.w.: [bedrijf 4] , [bedrijf 5] , [bedrijf 6] , de heer [gedaagde] privé en mevrouw [betrokkene 1] privé.
(..)
De werkzaamheden worden gevoerd in mijn financieel pakket Snelstart en is op verzoek online beschikbaar. (..) De werkzaamheden betreffen het voeren van de financiële administratie, aangiftes btw en VPB en het opstellen van de jaarrekeningen en is exclusief fiscale problematiek. Deze worden verwezen naar [betrokkene 3] . Het voorbereiden van de mutaties voor de loonadministratie en het begeleiden hiervan.
Om hiervoor nu een vaste prijs af te geven is moeilijk, daar er weinig bekend is over het daadwerkelijk c.q. in te schatten uren. U gaf aan 4uur per week. Bij het door mij gehanteerde tarief van € 57,50 per uur, kan ik op deze basis een vaste prijs aanbieden van € 11.960,00 excl. btw.
Mijn voorkeur gaat echter uit naar declaratie op basis van nacalculatie tegen een tarief van € 57,50 p/uur excl. Reisuren worden berekend tegen een tarief van € 15.00 p/u excl. btw en € 0,19 per KM.
Eventueel zou over een halfjaar op basis van de dan bekende getallen een vaste prijsafspraak gemaakt kunnen worden.
(..)
2.5.
[eiser] is in februari 2020 begonnen met de werkzaamheden. Per maart 2020 is [eiser] ook de administratie voor [bedrijf 3] en later voor [bedrijf 2] gaan verzorgen. [eiser] heeft hiervoor geen aparte offerte opgesteld.
2.6.
[eiser] heeft op 15 april 2021 een factuur van € 3.431,56 (factuurnummer 10001) aan [gedaagde] gestuurd voor werkzaamheden die zijn verricht voor [bedrijf 2] .
2.7.
Op 16 april, 23 april en 3 mei 2021 heeft [gedaagde] € 100,00 aan [eiser] betaald. Deze heeft [eiser] in mindering gebracht op de factuur van 15 april 2021, waardoor een bedrag van € 3.131,56 resteert.
2.8.
Op 24 april 2021 heeft [eiser] een factuur van € 2.162,88 (factuurnummer 10002) aan [gedaagde] gestuurd voor werkzaamheden die zijn verricht voor [bedrijf 3] . Op deze factuur is een betaling van € 1.000,00 (datum onbekend) in mindering gebracht, waardoor een bedrag van € 1.162,88 resteert.
2.9.
[eiser] heeft de administratie van [gedaagde] aanvankelijk in (het door hem gebruikte boekhoudprogramma) Snelstart ingevoerd. Medio september 2021 heeft hij de administratie in Exact-Online verwerkt.
Exact heeft rond 13 juni 2022 het account geblokkeerd en het abonnement stopgezet, omdat ondanks aanmaning een maandbedrag onbetaald was gebleven. Exact heeft nadien de administratie uit haar cloud-omgeving verwijderd.
2.10.
Op 7 juni 2022 heeft [eiser] een factuur van € 10.890,00 (factuurnummer 22008) aan [gedaagde] gestuurd voor werkzaamheden die zijn verricht voor [bedrijf 2] .
2.11.
Op 5 augustus en 30 september 2022 heeft [gedaagde] € 1.000,00 aan [eiser] betaald, welke betalingen [eiser] heeft afgeboekt op de factuur van 7 juni 2022, zodat daarvan een bedrag van € 8.890,00 resteert.
2.12.
Op 11 november 2022 heeft er een gesprek tussen partijen plaatsgevonden over (onder andere) de openstaande facturen. In dit gesprek heeft [gedaagde] de overeenkomst opgezegd.
2.13.
[eiser] heeft zich daarna tot zijn gemachtigde gewend. De gemachtigde heeft bij brief van 9 januari 2023 [gedaagde] gesommeerd binnen 15 dagen € 13.184,44 inclusief btw te betalen.
2.14.
Bij brief van 19 januari 2023 heeft [betrokkene 1] namens [gedaagde] daarop als volgt gereageerd, voor zover hier van belang:
(..)
Uw client meende een vordering op ons te hebben. In goed overleg is er een afspraak gemaakt tussen uw client en dhr [gedaagde] om alle administratieve complete werkzaamheden over de periode 2021 en 2022 af te kopen voor 13000 euro in maandelijkse termijnen van 1000 euro.
De volledige administratie zouden wij verkrijgen want de aangiften 2021 en BTW 2e en 3e kwartaal 2022 moesten nog worden ingediend.
Wij hebben ook volgens afspraak betaald echter wij hebben geen enkele administratieve zaken ontvangen. Op 11 november hebben wij uw client op aangesproken. In dat gesprek met getuige heeft uw client verklaard dat de BTW aangiftes van 2021 en het 1e kwartaal 2022 geschat waren en dat er geen administratie is van [bedrijf 2] . Over de genoemde periode. Maar mocht uw client daar nu anders over denken kan deze ons altijd nog de volledige complete up-todate administratie (..) van de genoemde periode overhandigen. Zo niet dan volharden wij in ons standpunt.
In dit gesprek hebben wij ook de samenwerking beëindigd. Ook hebben wij gemeld en met name onder getekende dat er dan ook geen betalingen meer zullen zijn. Uw client heeft toen ook nog aangegeven dat hij dit begreep.
(..)

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 13.184,44 inclusief btw te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen, € 906,84 aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten waaronder de nakosten.
3.2.
[eiser] baseert zijn vordering op het volgende. [eiser] heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] boekhoudkundige diensten verleend, waaronder het opzetten, inrichten en verzorgen van de financiële administratie voor de ondernemingen [bedrijf 2] en [bedrijf 3] . [gedaagde] heeft, ondanks aanmaning, nagelaten de drie facturen (volledig) te betalen, zodat hij eveneens de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd is.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Daarop wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag luidt of [gedaagde] gehouden is de facturen van [eiser] te betalen, hetgeen [eiser] stelt en [gedaagde] betwist.
Factuur 10001 van € 3.431,56
4.2.
Deze factuur is gericht aan [bedrijf 2] (hierna [bedrijf 2] ) en betreft, zoals [eiser] onder punt 6 van zijn akte heeft toegelicht, werkzaamheden die zijn verricht vóór de (feitelijke) oprichting van [bedrijf 2] en werkzaamheden voor [bedrijf 7]
Ter onderbouwing daarvan verwijst [eiser] naar de specificatie die hoort bij deze factuur (productie 9 aanvullende stukken).
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel (productie 2 bij dagvaarding) blijkt dat [bedrijf 2] een eenmanszaak is die wordt gedreven door [gedaagde] . Vooropstaat dat een eenmanszaak geen afgescheiden privé-/ondernemingsvermogen kent, zodat [gedaagde] (in beginsel) in privé, in welke hoedanigheid hij ook in deze procedure is betrokken, aangesproken kan worden voor namens zijn eenmanszaak gemaakte kosten.
Voor [bedrijf 7] (hierna de B.V.) geldt echter wel dat sprake is van een afgescheiden ondernemingsvermogen zodat de bestuurder in beginstel niet aangesproken kan worden voor schulden van de B.V., tenzij sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid uit onrechtmatige daad. Deze grondslag heeft [eiser] echter niet gesteld laat staan met feiten onderbouwd. Daar komt bij dat de B.V. failliet is verklaard, zodat [eiser] zich tot de curator van de B.V. diende te wenden voor dit deel van zijn vordering. Dat partijen desalniettemin zouden hebben afgesproken dat de voor de B.V. uitgevoerde werkzaamheden voor rekening van [bedrijf 2] kunnen worden gebracht, heeft [eiser] tegenover de betwisting van [gedaagde] niet onderbouwd, zodat dit niet komt vast te staan. Het deel van de factuur dat ziet op werkzaamheden die zijn verricht voor de B.V. moet daarom sowieso worden afgewezen. Daar komt het volgende bij. Het is de kantonrechter niet duidelijk welk deel van de factuur ziet op de B.V. en welk deel op [bedrijf 2] , aangezien [eiser] in de omschrijving van de geregistreerde werkzaamheden geen onderscheid heeft gemaakt tussen beide ondernemingen. De kantonrechter constateert dat de gefactureerde werkzaamheden zijn uitgevoerd in de periode 7 februari t/m 23 februari 2020, toen [bedrijf 2] nog niet was opgericht, terwijl de geregistreerde werkzaamheden (lijken te) zien op een reeds bestaande onderneming. Nu [eiser] heeft nagelaten zijn stellingen op dat punt nader te onderbouwen, kan niet vastgesteld worden dat er werkzaamheden voor [bedrijf 2] zijn verricht, waarvoor [gedaagde] zou kunnen worden aangesproken. De vordering tot betaling van deze factuur wordt daarom afgewezen.
Factuur 10002 van € 2.162,88
4.3.
Deze factuur is aan [bedrijf 3] gericht en betreft door [eiser] verrichte werkzaamheden in het jaar 2020. Hoewel [bedrijf 3] niet in de offerte van 16 januari 2020 van [eiser] (productie 8 aanvullende stukken) staat vermeld, is de kantonrechter van oordeel dat de (inhoud van de) offerte wel als uitgangspunt heeft te gelden tussen partijen en onderbouwt dat als volgt.
Vast staat dat [eiser] op 16 januari 2020 de offerte aan [gedaagde] heeft uitgebracht, waarin zijn uurtarief en reiskosten staan vermeld. Uit de stellingen van partijen blijkt dat [eiser] in een later stadium door [gedaagde] gevraagd is de administratie van andere ondernemingen van [gedaagde] , zoals [bedrijf 2] , te verzorgen, zonder dat daartoe een aanvullende offerte is uitgebracht. [gedaagde] heeft ook niet betwist dat vanuit [bedrijf 3] de opdracht aan [eiser] is gegeven om de administratie te doen. Volgens [gedaagde] hebben partijen geen eenduidige afspraken gemaakt over het uurtarief en de omvang van de werkzaamheden, maar betaalde [gedaagde] na afronding van specifieke werkzaamheden, zoals [gedaagde] ter zitting heeft aangevoerd. [gedaagde] kon desgevraagd echter niet concreet aangeven op welke specifieke werkzaamheden de door hem verrichte betalingen zagen en op basis waarvan de hoogte van de betaling was gebaseerd, zodat van de juistheid hiervan niet kan worden uitgegaan.
Nu niet is gebleken dat er tussen partijen andere afspraken zijn gemaakt en de door [eiser] gehanteerde tarieven voor aanvang van zijn werkzaamheden bij [gedaagde] bekend waren, moet het ervoor worden gehouden dat [gedaagde] met die tarieven akkoord is gegaan.
Dat het uurtarief van € 57,50 naar € 55,00 is verlaagd heeft [eiser] ter zitting verklaard door de overstap van Snelstart naar Exact, waardoor de bijdrage voor Snelstart kon komen te vervallen. Dat de tariefverlaging mogelijk eerder is doorgevoerd dan de daadwerkelijke overstap, maakt dit niet anders nu dit slechts in het voordeel van [gedaagde] is.
Nu [gedaagde] voorts (de juistheid van) de in deze factuur omschreven werkzaamheden niet (gemotiveerd) heeft weersproken, moet van de juistheid ervan worden uitgegaan.
Het voorgaande in samenhang beschouwend oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde] deze factuur aan [eiser] verschuldigd is.
Factuur 22008 van € 10.890,00
4.4.
Deze factuur is aan [bedrijf 2] gericht en betreft volgens [eiser] werkzaamheden over de periode april 2021 t/m mei 2022. Vast staat dat [eiser] de administratie, die sinds september 2021 is verwerkt in Exact, niet meer kan overhandigen aan [gedaagde] omdat het betreffende account bij Exact is geblokkeerd en de daarin opgenomen documenten door Exact zijn verwijderd uit de cloud. Buiten de vraag wie gehouden was tot betaling van het Exact-abonnement, waarover partijen twisten, oordeelt de kantonrechter dat van een redelijk bekwaam en redelijk handelend boekhouder verwacht mag worden dat hij, ondanks dat de administratie mogelijk op verzoek van de klant in een ander systeem dan zijn gebruikelijke systeem moet worden bijgehouden, te allen tijde een back-up maakt van de administratie om te waarborgen dat de boekhouding beschikbaar blijft. [eiser] heeft ter zitting erkend dat hij geen back-up van die administratie heeft gemaakt, waarmee vast staat dat [eiser] niet in staat is om de administratie vanaf september 2021 aan [gedaagde] ter beschikking te stellen. Dit is een tekortkoming in de nakoming aan de zijde van [eiser] , als gevolg waarvan [gedaagde] niet gehouden kan worden te betalen voor de werkzaamheden vanaf september 2021 t/m mei 2022. Dat deel van de factuur wordt daarom afgewezen.
Dan resteren de werkzaamheden over de periode april tot september 2021. Uit de specificatie (productie 9 nadere stukken [eiser] ) blijkt dat [eiser] alleen de werkzaamheden voor de maand april in rekening heeft gebracht voor totaal € 677,08. Aangezien [gedaagde] (de juistheid van) de concreet omschreven werkzaamheden niet dan wel onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, en onder 4.3. reeds geoordeeld dat het door [eiser] gehanteerde tarieven als uitgangspunt gelden, is de conclusie dat [gedaagde] dit deel van de factuur aan [eiser] verschuldigd is.
4.5.
Uit de stellingen van [eiser] blijkt dat hij in totaal € 3.300,00 aan betalingen heeft ontvangen van [gedaagde] . Deze betalingen strekken in mindering op de door [gedaagde] verschuldigde hoofdsom van € 2.839,96, waardoor de conclusie is dat [gedaagde] niets meer verschuldigd is aan [eiser] . De vordering van [eiser] wordt daarom afgewezen.
4.6.
[eiser] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [gedaagde] vastgesteld op € 792,00 aan salaris voor de gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op