ECLI:NL:RBGEL:2024:2287

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
10509394
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming bedrijfsruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Schipper Bosch B.V. en een groep gedaagden, die gezamenlijk een bedrijfspand huren. Schipper Bosch vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde pand vanwege achterstallige huurbetalingen. De huurovereenkomst was aangegaan voor een periode van vijf jaar, met een huurprijs die in 2023 en 2024 respectievelijk € 888,97 en € 890,71 per maand bedroeg. De gedaagden waren in gebreke gebleven met de huurbetalingen, wat leidde tot een huurachterstand van € 2.720,97. Schipper Bosch vorderde ook een contractuele boete van € 1.800,00 voor de te late betalingen en buitengerechtelijke incassokosten van € 666,73. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde en dat de gedaagden binnen veertien dagen na betekening van het vonnis het pand moesten ontruimen. De rechter wees de vorderingen van Schipper Bosch grotendeels toe, met uitzondering van de boete van 1% over de huurachterstand, die werd afgewezen omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan Schipper Bosch, die in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10509394 \ CV EXPL 23-3395
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van
SCHIPPER BOSCH B.V.,
te Amersfoort,
eisende partij,
hierna te noemen: Schipper Bosch,
gemachtigden: VDSH Incasso & Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.[gedaagde VOF] ,

te [gezamenlijke gedaagden] ,
2.
[gedaagde 2, vennoot gedaagde VOF],
te [gezamenlijke gedaagden] ,
3.
[gedaagde 3, vennoot gedaagde VOF],
te [gezamenlijke gedaagden] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gezamenlijke gedaagden] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 juni 2023, waarin mondelinge behandeling is bepaald;
- het e-mailbericht van Schipper Bosch van 19 december 2024, waarin wordt verzocht om voortzetting van de procedure;
- het e-mailbericht van Schipper Bosch van 25 maart 2024 met een betalingsoverzicht aan Schipper Bosch; en
- de mondelinge behandeling van 26 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Schipper Bosch verhuurt aan [gezamenlijke gedaagden] het bedrijfspand aan het adres [adres] in [gezamenlijke gedaagden] (hierna: het gehuurde) tegen een bij vooruitbetaling te betalen huurprijs in 2023 van € 888,97 en in 2024 van € 890,71 per maand.
2.2.
De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar met ingangsdatum 1 augustus 2018 en lopende tot en met 31 juli 2023. De huurovereenkomst is daarna voortgezet voor een periode van vijf jaar, te weten tot 31 juli 2028.
2.3.
Op de huurovereenkomst zijn de ‘algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW’ (hierna: algemene voorwaarden) van toepassing verklaard.
2.4.
In de artikelen 25.1, 25.3 en 30.1 van de algemene voorwaarden is vastgelegd:
Betalingen
25.1
De betaling van de huurprijs en van al hetgeen verder krachtens deze huurovereenkomst is verschuldigd, zal uiterlijk op de vervaldata in wettig Nederlands betaalmiddel - zonder enige opschorting, korting, aftrek of verrekening met een vordering welke huurder op verhuurder heeft of meent te hebben - geschieden door storting dan wel overschrijving op een door verhuurder op te geven rekening. (…)
25.3
Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van, rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van l% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300 per maand. (…)”
en
Kosten, verzuim
30.1
In alle gevallen waarin verhuurder een sommatie, een ingebrekestelling of een exploot aan huurder doet uitbrengen, of in geval van procedures tegen huurder om deze tot nakoming van de huurovereenkomst of tot ontruiming te dwingen, is huurder verplicht alle daarvoor gemaakte redelijke kosten, zowel in als buiten rechte – met uitzondering van de ingevolge een definitieve rechterlijke beslissing door verhuurder te betalen proceskosten – aan verhuurder te voldoen.
De gemaakte redelijke kosten worden tussen partijen bij voorbaat vastgesteld op een bedrag dat als volgt wordt berekend; 15% over de hoofdsom met een maximum van €15.000.
Artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek leden 4 en 6, waaronder uitdrukkelijk begrepen de verwijzing naar het maximaal te vergoeden bedrag aan buitengerechtelijke kosten, zijn daarmee tussen partijen niet van toepassing. (…)”

3.Het geschil

3.1.
Schipper Bosch vordert - samengevat - in haar dagvaarding van 12 mei 2023 bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. dat de huurovereenkomst wordt ontbonden;
II. dat [gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk wordt veroordeeld om de bedrijfsruimte te ontruimen twee weken na betekening vonnis;
III. dat [gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding wegens huurderving en kosten te betalen:
a. a) een totaalbedrag van € 6.911,58, verhoogd met de contractuele rente van 1% per maand vanaf heden;
b) € 888,97 voor iedere maand gedurende welke [gezamenlijke gedaagden] na 31 mei 2023 het gehuurde in gebruik houdt;
c) schadevergoeding van € 888,97 per maand na ontruiming c.q. het leeg opleveren van de bedrijfsruimte door [gezamenlijke gedaagden] tot het moment dat de huurovereenkomst zou eindigen c.q. het moment dat Schipper Bosch de bedrijfsruimte opnieuw verhuurd; en
IV. dat [gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
Schipper Bosch stelt dat [gezamenlijke gedaagden] in gebreke is gebleven met de uit de huurovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichting en daarmee een huurachterstand heeft laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en daarmee eveneens de ontruiming van het gehuurde. Op grond van de huurovereenkomst is [gezamenlijke gedaagden] de huur bij vooruitbetaling verschuldigd en verbeurt zij een direct opeisbare boete indien de huur niet (volledig) op de vervaldag wordt voldaan (artikel 25.3 algemene voorwaarden). Op grond van artikel 30.1 van de algemene voorwaarden vordert Schipper Bosch eveneens buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[gezamenlijke gedaagden] voert verweer. [gezamenlijke gedaagden] betwist de huurachterstand niet, maar voert aan dat de boete te hoog is.

4.De beoordeling

Actuele huurachterstand en vordering
4.1.
Ter zitting heeft Schipper Bosch toegelicht dat de vordering van € 6.911,58 inmiddels is verminderd tot een bedrag van € 6.170,74, welke bedrag bestaat uit:
- € 2.720,97 vanwege een huurachterstand;
- € 1.800,00 zijnde zesmaal een contractuele boete van € 300,= voor de te late betaling van de huur voor de maanden december 2022 tot en met mei 2023;
- € 666,73 voor incassokosten; en
- € 625,66 en € 330,= voor de proceskosten, te weten salaris gemachtigde en griffierecht.
Schipper Bosch heeft ter zitting toegelicht dat – anders dan zij in haar petitum heeft gevorderd – zij een contractuele boete vordert van 1% over de achterstallige huur. De boete van 1% wordt zodoende niet gevorderd over de gehele vordering van € 6.170,74. De kantonrechter merkt volledigheidshalve op dat een optelsom van de hiervoor genoemde bedragen leidt tot een totaalbedrag van € 6.143,36.
4.2.
[gezamenlijke gedaagden] weerspreekt de hoogte van de huurachterstand van € 2.720,97 niet. Er wordt daarom uitgegaan van de juistheid van dit bedrag.
Ontbinding en ontruiming
4.3.
De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. De huurovereenkomst zal per de datum van dit vonnis (zijnde 24 april 2024) worden ontbonden en de vordering tot ontruiming zal binnen 14 dagen na betekening van het vonnis toegewezen.
Huur/vergoeding tot ontbinding en ontruiming
4.4.
De gevorderde huurachterstand van € 2.720,97 en de gevorderde huurtermijnen tot aan de ontbinding van de huurovereenkomst (voor zover deze termijnen nog niet zijn betaald) en de gevorderde gebruikersvergoeding van € 888,97 tot de ontruiming van het gehuurde wordt eveneens toegewezen.
Schadevergoeding na ontruiming
4.5.
Schipper Bosch vordert ook schadevergoeding over de periode na ontruiming van het gehuurde. Over de periode nadat ontruiming heeft plaatsgevonden is begroting van die schade op grond van beschikbare gegevens niet mogelijk, omdat nu nog niet duidelijk is of Schipper Bosch het gehuurde voor het einde van de expiratiedatum (te weten tot 1 augustus 2028) opnieuw kan verhuren. Zij heeft in dit kader ook geen feiten en/of omstandigheden gesteld waar aansluiting bij kan worden gezocht. Daarom zal de kantonrechter ambtshalve wat dit deel van de schade betreft Schipper Bosch veroordelen tot schadevergoeding op te maken bij staat. In voorkomend geval zal dan dienen te worden bezien of Schipper Bosch heeft voldaan aan de op haar rustende schadebeperkingsplicht door serieuze pogingen te ondernemen om de ruimte opnieuw aan een derde te verhuren.
Boete
4.6.
Schipper Bosch heeft over een periode van zes maanden – december 2022 tot en met mei 2023 – een boete gevorderd van € 300,00 per maand vanwege de te late huurbetaling. Schipper Bosch verwijst daarbij naar artikel 25.3 van de algemene voorwaarden.
4.7.
Op grond van de huurovereenkomst is de huurprijs bij vooruitbetaling verschuldigd en dient deze vóór of op de eerste dag van de periode waarop de huurprijs betrekking heeft, volledig te zijn voldaan. Tussen partijen is niet in geschil dat [gezamenlijke gedaagden] de huur voor de maanden december 2022 tot en met mei 2023 niet tijdig heeft betaald. Schipper Bosch heeft op grond van artikel 25.3 algemene voorwaarden van rechtswege aanspraak op een contractuele boete van € 300,00 per maand. Voor het vervallen van de boete is niet vereist dat een ingebrekestelling wordt verstuurd. Schipper Bosch heeft daarom in beginsel aanspraak op betaling van een boete van € 1800,00 voor deze periode.
4.8.
[gezamenlijke gedaagden] heeft verweer gevoerd tegen de hoogte van de boete. Zij heeft in haar conclusie toegelicht dat haar onderneming heeft geleden onder de nasleep van de coronacrisis en de inflatie, waardoor zij veel minder klanten en zodoende ook inkomen had.
4.9.
Voor zover [gezamenlijke gedaagden] heeft bedoeld een beroep te doen op matiging van artikel 6:94 BW, merkt de kantonrechter daarover het volgende op. Matiging van een boete kan (volgens de Hoge Raad) alleen als het toepassen van een boetebepaling in een overeenkomst in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen.
4.10.
De kantonrechter begrijpt dat het gevorderde bedrag aan huurachterstand voor [gezamenlijke gedaagden] al een hoog bedrag is en dat de boete dat erger maakt. De omstandigheid dat [gezamenlijke gedaagden] destijds in zwaar weer verkeerde is echter onvoldoende aanleiding om de boete te verlagen. De kantonrechter neemt daarbij in overweging dat Schipper Bosch de vordering die ziet op de boete heeft beperkt tot een periode van zes maanden, terwijl uit het overgelegde betalingsoverzicht blijkt dat vanaf mei 2023 de huur eveneens niet tijdig is voldaan. Ter zitting heeft [gezamenlijke gedaagden] bovendien toegelicht dat zij akkoord is met betaling van een bedrag van € 1.800,= als boete.
4.11.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, is er naar het oordeel van de kantonrechter bij de gevorderde boete geen sprake van een buitensporig en daardoor onaanvaardbaar resultaat en wordt deze voor een bedrag van € 1800,00 toegewezen.
Boete 1%
4.12.
Schipper Bosch heeft ter zitting toegelicht dat op basis van de algemene voorwaarden, in het bijzonder artikel 25.3, zij eveneens een boete (in het petitum aangeduid als contractuele rente) van 1% per maand vordert over de huurachterstand. De huurachterstand bedraagt € 2.720,97.
4.13.
Schipper Bosch heeft niet onderbouwd op welke wijze de huurachterstand is berekend. Schipper Bosch heeft voorafgaand aan de zitting een overzicht verstrekt van de betalingen die zijn gedaan aan Schipper Bosch, maar daarin zijn niet de betalingen aan de gemachtigde van Schipper Bosch meegenomen. Op welke maanden de huurachterstand van € 2.720,97 betrekking heeft, volgt zodoende niet uit de stukken. Voor zover deze huurachterstand van € 2.720,97 ook ziet op de periode december 2022 – mei 2023 kan niet nogmaals een boete worden gevorderd van 1%. Over deze periode is namelijk al een boete opgelegd van € 300,= per maand. Een dergelijke boete zou op basis van de algemene voorwaarden enkel kunnen worden gevorderd over de achterstallige betalingen over de huurmaanden na mei 2023; de maanden waarover niet al de boete van € 300,= is opgelegd. Dit heeft Schipper Bosch niet toegelicht. De rechtbank wijst om die reden de boete (dan wel contractuele rente) van 1% af over de huurachterstand.
Incassokosten
4.14.
Schipper Bosch maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 666,73 op grond van artikel 30.1 van de algemene voorwaarden, te weten 15% over een bedrag van (destijds) € 6.911,58.
4.15.
Voldoende is gebleken dat er door Schipper Bosch buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De kantonrechter acht termen aanwezig om de primair (op grond van artikel 30.1 van de algemene bepalingen) gevorderde buitengerechtelijke incassokosten te matigen op grond van het bepaalde in artikel 242 Rv. Gesteld noch gebleken is dat de werkelijk door Schipper Bosch gemaakte kosten hoger zijn dan het toepasselijke tarief van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Op basis van de toewijsbare hoofdsom van € 4.520,97 (€ 2.720,97 en € 1.800,=) is volgens het hiervoor genoemde besluit € 577,10 toewijsbaar.
Proceskosten
4.16.
[gezamenlijke gedaagden] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Schipper Bosch worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,12
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.439,12
4.17.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk, dat wil zeggen voor zover de één betaalt ook de ander ter hoogte van dat bedrag is bevrijd, om aan Schipper Bosch te betalen een bedrag van:
- € 2.720,97 aan huurachterstand;
- € 1.800,00 aan contractuele boete over de maanden december 2022 tot en met mei 2023
- € 577,10 aan buitengerechtelijke kosten;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst met betrekking tot het bedrijfspand aan het adres [adres] in [gezamenlijke gedaagden] ;
5.3.
veroordeelt huurders om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het bedrijfspand met alles wat van [gezamenlijke gedaagden] is en ieder die bij huurders hoort te verlaten en te ontruimen, verlaten en ontruimd te houden, en de sleutels af te geven aan Schipper Bosch;
5.4.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd om aan Schipper Bosch te betalen een bedrag van 888,97 met ingang van de maand juni 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, te betalen voor iedere eerste van de maand;
5.5.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, over de periode nadat de ontruiming heeft plaatsgevonden tot aan het moment dat Schipper Bosch het bedrijfspand aan een ander heeft verhuurd, echter ten laatste tot 1 augustus 2028, tot betaling aan Schipper Bosch van een schadevergoeding, op te maken bij staat;
5.6.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.439,12, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gezamenlijke gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; en
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.D. Leen en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.