ECLI:NL:RBGEL:2024:2280

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
AWB - 24_1216 & 24_1222
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de sluiting van een woning op basis van de Opiumwet en de evenredigheid van de maatregel in het licht van psychische kwetsbaarheid van de bewoners

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van eisers tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Overbetuwe behandeld. De burgemeester had op 4 oktober 2023 besloten om de woning van eisers voor de duur van één maand te sluiten op basis van de Opiumwet, nadat er harddrugs en voorwerpen voor de verkoop van harddrugs in de woning waren aangetroffen. Eisers, die psychische problemen ondervinden, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 14 maart 2024 behandeld en concludeert dat de sluiting van de woning onevenredig is in verhouding tot het doel dat met de sluiting wordt gediend. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met de ernstige psychische klachten van eiseres, die onder behandeling is en ondersteuning ontvangt. De voorzieningenrechter vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit van de burgemeester, waardoor de sluiting van de woning niet doorgaat. De burgemeester wordt veroordeeld tot het vergoeden van griffierechten en proceskosten aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 24/1216 en 24/1222

uitspraak van de voorzieningenrechter van

op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres], uit [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. R. Zwiers),
en

de burgemeester van de gemeente Overbetuwe

(gemachtigde: mr. E. Frieser).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eisers tegen het besluit van de burgemeester van 4 oktober 2023 om de woning aan [locatie], voor de duur van één maand, te sluiten. In de beslissing op bezwaar van 29 januari 2024 is het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Eisers hebben beroep ingesteld.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiser daartegen. [1]
1.1.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [persoon A] als begeleider van eiser vanuit [stichting 1] en [persoon B] als begeleider van eiseres vanuit [stichting 2]. Daarnaast hebben aan de zitting deelgenomen de gemachtigde van de burgemeester en
[persoon C] namens de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt de last onder bestuursdwang tot sluiting van voormelde woning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De voorzieningenrechter verklaart het beroep gegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

De totstandkoming van het besluit

4. Eisers huren voormelde woning van Woningcorporatie [naam]. Naar aanleiding van binnengekomen informatie heeft de politie een onderzoek ingesteld naar drugshandel op straat door eiser. Op 27 januari 2023 is eiser aangehouden als verdachte van handel in harddrugs. In zijn auto en kleding zijn in het totaal 8 wikkels met wit poeder aangetroffen. Dit poeder is positief indicatief getest als cocaïne.
4.1.
De politie heeft direct na de aanhouding de woning van eisers doorgezocht, waarbij eveneens harddrugs zijn aantroffen. Het gaat daarbij om de volgende hoeveelheden:
- 75 wikkels met wit poeder, vermoedelijk cocaïne;
- 23 gram wit poeder in een seal bag, vermoedelijk cocaïne;
- 32 pillen.
De stoffen waarvan vermoed werd dat het harddrugs betroffen, werden voor onderzoek aangeboden aan Forensische Opsporing. Het aangetroffen witte poeder werd positief indicatief getest op cocaïne en de aangetroffen pillen werden positief indicatief getest op MDMA.
4.1.1.
Daarnaast zijn attributen aangetroffen, zoals 500 ongebruikte harddrugswikkels en een weegschaal waarop resten zaten van poeder dat later indicatief positief werd getest als cocaïne. Tijdens de doorzoeking van de woning is daarnaast aangetroffen:
- een grote hoeveelheid briefgeld in kleine coupures, ter waarde van € 6.000;
- een Breitling horloge, door een juwelier getaxeerd op een waarde van € 4.500;
- 2 stuks illegaal vuurwerk (categorie F2 en F3);
- van diefstal afkomstige roldeurmotoren.
Op basis van overige feiten die in het strafrechtelijk opsporingsonderzoek naar voren zijn gekomen, acht de politie het aannemelijk dat deze motoren een vergoeding zijn geweest voor een eerdere levering van harddrugs door eiser aan de desbetreffende afnemer.
4.1.2.
De politie heeft van dit onderzoek en de bevindingen daaruit een rapport opgesteld en dit rapport aan de burgemeester verstrekt.
4.2.
Naar aanleiding van het ontvangen rapport van de politie heeft de burgemeester op 17 mei 2023 aan eisers het voornemen meegedeeld om een last onder bestuursdwang tot sluiting van de woning op te leggen. De reden hiervoor is dat in de woning onder meer drugs zijn aangetroffen die zijn verboden op grond van de Opiumwet en voorwerpen en stoffen die gezien hun aard en hoeveelheid evident bestemd waren voor de voorbereiding en/of bevordering van de verkoop van harddrugs. Naar aanleiding van dit voornemen hebben eisers op 16 juni 2023 een zienswijze ingediend. Vervolgens is de burgemeester op 4 oktober 2023 overgegaan tot het opleggen van de voorgenomen last onder bestuursdwang.
4.3.
Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 november 2023 is het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het primaire besluit geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
4.4.
Bij bestreden besluit is het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Zij hebben beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
4.5.
Bij besluit van 5 maart 2024 heeft de burgemeester de begunstigingstermijn van de last verlengd tot twee weken na uitspraak van de voorzieningenrechter.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
5. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid drugs, de voorwerpen en stoffen voor het vervaardigen van harddrugs en de vaste rechtspraak [2] is de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan. Deze bevoegdheid wordt ook niet weersproken door eisers.
Heeft de burgemeester gehandeld in overeenstemming met zijn beleidsregel?
6. Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet biedt de burgemeester bij de toepassing van deze bevoegdheid beleidsruimte. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om van de bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik te maken. Het is aan de bestuursrechter om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten.
6.1.
De burgemeester hanteert beleid bij het toepassen van zijn bevoegdheden op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. [3] Het gaat hier om een eerste overtreding door eisers. Uit artikel 7 van de beleidsregels blijkt dat bij een eerste overtreding bij een handelsvoorraad van meer dan 0,5 gram harddrugs een schriftelijke waarschuwing of een sluiting van de woning voor de duur van één maand volgt.
6.2.
Uit het bestreden besluit blijkt dat de burgemeester bij het opleggen van de last rekening heeft gehouden met verzwarende omstandigheden als bedoeld in artikel 9 van de beleidsregels, zoals dat er is sprake van gevaar voor de omgeving en/of van risico voor omwonenden en de aanzienlijke hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet. Volgens de burgemeester zijn er geen verzachtende omstandigheden als bedoeld in artikel 10 van de beleidsregels aanwezig.
6.3.
De burgemeester wil de woning sluiten voor de duur van één maand. Deze sluiting van de woning voor de duur van één maand past binnen het beleid van de burgemeester.
Is de sluiting van de woning voor één maand evenredig?
7. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overzichtsuitspraak van 28 augustus 2019 het toetsingskader voor woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet weergegeven. [4] Dit heeft de Afdeling verder uitgewerkt in haar uitspraak van 2 februari 2022 en in haar uitspraak van 6 juli 2022. [5]
De noodzakelijkheid van de sluiting
8. Uit de uitspraak van 2 februari 2022 volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. In de overzichtsuitspraak is de Afdeling ingegaan op de beoordeling van de noodzaak van een sluiting. In de uitspraak van 6 juli 2022 heeft de Afdeling een aantal verduidelijkingen aangebracht.
Daarbij heeft de Afdeling geoordeeld:
“Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de "loop" naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. In dit soort gevallen vindt de Afdeling dat een sluiting van meer dan zes maanden in beginsel onevenredig is. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit er toe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.”
8.1.
Vast staat dat bij eisers in de woning niet alleen een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen maar ook voorwerpen en stoffen voor de voorbereiding en/of bevordering van de verkoop van harddrugs. Daarnaast blijkt uit meldingen dat bekenden van eiser bij hem cocaïne hebben gekocht. Gelet op de aangetroffen harddrugs en de stoffen en voorwerpen voor de voorbereiding en/of bevordering van de verkoop van harddrugs, stelt de burgemeester zich terecht op het standpunt dat sprake is van een ernstig geval.
8.2.
Uit vaste rechtspraak komt naar voren dat een sluiting noodzakelijk kan zijn om de bekendheid van de woning als drugspand weg te nemen en de woning aan het drugscircuit te onttrekken. [6] Aannemelijk is dat de in de woning aangetroffen stoffen en voorwerpen worden gebruikt voor de voorbereiding en/of bevordering van de verkoop van harddrugs. De burgemeester heeft gemotiveerd toegelicht dat de sluiting noodzakelijk is om een signaal af te geven aan de omgeving dat dergelijke praktijken niet worden getolereerd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester voldoende heeft onderbouwd dat sluiting van de woning nog noodzakelijk is.
De evenwichtigheid van de sluiting
9. In de uitspraak van 6 juli 2022 heeft de Afdeling over de evenwichtigheid van de sluiting het volgende overwogen:
“Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. In de overzichtsuitspraak is overwogen dat bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.”
9.1.
Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting dient de burgemeester te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting. De gevolgen van een woningsluiting kunnen ook bijzonder zwaar zijn indien de betrokkene niet kan terugkeren in de woning na de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting zijn huurcontract wordt ontbonden. [7]
10. Eisers betogen dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met de evidente persoonlijke belangen van eisers. Eisers krijgen inmiddels ondersteuning vanuit de hulpverlening. Eiseres heeft ernstige psychische problemen en krijgt op basis van de WMO via de gemeente ondersteuning vanuit [stichting 2]. Zij werd eerder door het UWV al volledig arbeidsongeschikt verklaard. Na contact met de huisarts is een hernieuwde aanvraag uitgezet tot psychologische begeleiding en is eiseres op de wachtlijst geplaatst. Eiser wordt begeleid door [stichting 1] en ontvangt daarnaast ondersteuning van zijn psycholoog. Gelet op deze problematiek had de burgemeester af moeten zien van sluiting van de woning.
11. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat eisers met name de problematiek van eiseres onvoldoende met stukken hebben onderbouwd. Eisers hebben slechts summiere informatie over de gezondheid van eiseres gedeeld. Na de zitting heeft de burgemeester de ter zitting ingebrachte informatie van de begeleider van eiseres bestudeerd, maar zij is tot de conclusie gekomen dat de nieuwe informatie gelet op de ex tunc beoordeling van het bestreden besluit irrelevant is. De burgemeester trekt daarom het besluit niet in en stelt dat het besluit ook op grond daarvan niet kan worden vernietigd.
12. De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien van de stelling van de burgemeester dat de later ingebrachte informatie bij de beoordeling van het bestreden besluit niet kan worden meegenomen, als volgt.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [8] volgt dat een nadere onderbouwing van een eerder ingenomen stelling in beroep mag worden meegenomen als de feiten waarover het document gaat zich maar voordeden op het moment van het nemen van dat besluit. Dat een document is opgemaakt op een later tijdstip dan dat moment, is daarbij niet bepalend. Er ontstaat dan geen strijd met de ex-tunctoetsing. Hoewel deze uitspraak een zaak in het kader van een vreemdelingenaanvraag betreft, geldt dit uitgangspunt breder binnen het bestuursrecht.
12.1.
De door eisers in beroep ingebrachte informatie, waaronder de verklaring van de huisarts van 21 februari 2024 en van de begeleider van eiseres van 29 februari 2024, gaan over de gezondheidssituatie van eiseres ten tijde van het bestreden besluit. Op zitting heeft de begeleider een nadere toelichting gegeven. Deze onderbouwing van de begeleider kon niet eerder worden ingediend, omdat hij pas sinds december 2023 betrokken is bij eiseres en het bestreden besluit dateert van voor die tijd. De informatie heeft echter betrekking op de situatie van eiseres zoals deze al langere tijd bestaat, dus ook ten tijde van het bestreden besluit. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen aanleiding om deze informatie buiten beschouwing te laten in verband met ex-tunctoetsing. De voorzieningenrechter zal daarom de nieuwe informatie wel betrekken in haar beoordeling.
13. De vraag of een sluiting van de woning voor de duur van één maand evenwichtig is, beantwoordt de voorzieningenrechter ontkennend. Dat komt met name door de ingrijpende gevolgen die dit heeft voor eiseres. Hiervoor acht de voorzieningenrechter verschillende verklaringen die zijn ingebracht van belang.
Uit de verklaring van de huisarts blijkt dat eiseres lijdt aan PTSS en angstklachten heeft, waardoor zij amper haar woning uit durft. In het verleden was er sprake van een depressieve stoornis. De klachten bij eiseres zijn dusdanig ernstig dat zij op dagelijkse basis medicatie nodig heeft en begeleiding vanuit [stichting 2] krijgt. Haar begeleider bezoekt haar wekelijks en heeft meerdere keren per week contact. Daarnaast is een aanvraag voor (hernieuwde) therapie gedaan.
Uit de schriftelijke verklaringen van de psycholoog uit 2017/2018 blijkt dat toen sprake was van behandeling voor psychische klachten, waaronder complexe PTSS en een angststoornis.
Uit de verklaring van de begeleider van eiseres ter zitting blijkt dat het mogelijk verliezen van haar veilige thuis als een strop om haar nek hangt. Het wordt haar momenteel te veel en zij wordt overvraagd. Dit resulteert in piekeren, hevige angstmomenten, emotionele rollercoasters en paniekaanvallen. Zij is gediagnosticeerd met PTSS en een angststoornis en durft niet alleen naar buiten. Onder begeleiding lukt het haar mondjesmaat om uit huis te komen. De angst om alleen naar buiten te gaan is slechts een van haar angsten. Het advies is om, nu of over een tijdje als er meer rust is, meer gespecialiseerde hulp in te schakelen zoals psychotherapie. De begeleider vindt het meer dan onwenselijk om haar uit haar veilige omgeving te halen, omdat de gevolgen voor haar psychische gesteldheid niet zijn te overzien. Een recente medische onderbouwing ontbreekt omdat eiseres tot op heden niet in staat is de daarvoor noodzakelijke gesprekken en testen te ondergaan.
De burgemeester heeft niet betwist dat eiseres psychisch zeer kwetsbaar is, maar vindt de problematiek van eiseres onvoldoende onderbouwd. Zij acht daarbij onder meer van belang dat de begeleider geen medisch deskundige is en dat er geen recente medische beoordeling is overgelegd door een deskundige die daarvoor is gekwalificeerd.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de hierboven genoemde verklaringen, in samenhang bezien, in dit specifieke geval voldoende aanleiding geven voor de conclusie dat een sluiting van de woning te grote nadelige gevolgen heeft voor eiseres gezien haar psychische kwetsbaarheid. De meest recente verklaring is van de begeleider van eiseres. Hoewel hij geen medicus is, is van belang dat zijn verklaring past bij de eerdere verklaring van de huisarts en ook bij de overgelegde schriftelijke verklaringen van de psycholoog uit 2017/2018 over de behandeling van de psychische klachten, waaronder complexe PTSS en een angststoornis. De verklaring dat eiseres op dit moment nauwelijks haar woning uit durft en dat mede daarom een recentere medische onderbouwing ontbreekt is voldoende aannemelijk. Daarom is de voorzieningenrechter ook van oordeel dat een nadere onderbouwing niet van eiseres verlangd kan worden.
Die psychische kwetsbaarheid brengt verder mee dat haar draagkracht voor het omgaan met de gevolgen van het tijdelijk moeten verlaten van de woning tijdens de sluiting beperkt is. Nu de burgemeester ruim de tijd heeft genomen om te komen tot het besluit om de woning te sluiten hangt deze sluiting al geruime tijd boven haar hoofd, met de negatieve psychische gevolgen zoals hierboven beschreven. Die gevolgen zijn vanzelfsprekend nog groter voor eiseres in de periode van sluiting van een maand, maar zijn ook gelegen in het mogelijk niet meer kunnen terugkeren in de woning omdat de verhuurder de huurovereenkomst opzegt vanwege de woningsluiting. De burgemeester heeft dit meegewogen, maar ten onrechte niet de psychische kwetsbaarheid van eiseres hierbij betrokken.
Het betoog van eisers op dit punt slaagt. De nadelige gevolgen van het besluit van de burgemeester tot sluiting van de woning van eisers zijn onevenredig in verhouding tot het met het besluit te dienen doel.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond. De voorzieningenrechter vernietigt daarom het bestreden besluit. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen.
14.1.
Omdat direct uitspraak wordt gedaan in de hoofdzaak wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen: er is immers geen grond meer voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.
14.2.
Omdat het beroep gegrond is moet de burgemeester het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van de proceskosten. Dat geldt ook voor de proceskosten in bezwaar nu het primaire besluit wordt herroepen. Eiser heeft zich in bezwaar en beroep laten bijstaan door een gemachtigde. Voor het bezwaar worden 2 punten toegekend (bezwaar en hoorzitting) van € 624,- per punt, voor het beroep 2 punten (beroep en zitting) van € 875,- per punt. Voor het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening wordt 1 punt van € 875,- toegekend. Daarnaast moet de burgemeester het door eiser betaalde griffierecht van twee keer € 178,- aan hem vergoeden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van in totaal € 374,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 3.873,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A. de Wijse-Hageman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:738, en ABRvS 21 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2830.
3.Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Overbetuwe houdende regels omtrent drugs Beleidsregel bestuurlijke sancties artikel 13b Opiumwet gemeente Overbetuwe 2019.
4.ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
5.ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, en ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910.
6.Zie bijvoorbeeld ABRvS 1 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1435.
7.Zie bijvoorbeeld ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:379.