ECLI:NL:RBGEL:2024:2275

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
C/05/431902 KG RK 24-150
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak

Op 19 maart 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Zutphen het verzoek tot wraking van mr. E. van Dusschoten afgewezen. Verzoekster, wonende te Didam, had op 12 februari 2024 een schriftelijk verzoek ingediend om de zitting in haar strafzaak online te laten plaatsvinden of haar telefonisch te horen, omdat zij niet fysiek aanwezig kon zijn. De rechter had dit verzoek afgewezen, omdat verzoekster niet had onderbouwd waarom zij niet kon verschijnen. Verzoekster meende dat de afwijzing van haar verzoek een schijn van partijdigheid wekte en dat de rechter bevooroordeeld was.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De kamer stelde vast dat de afwijzing van het verzoek om een online zitting niet zo onjuist of onbegrijpelijk was dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kon worden verklaard. De rechter had verzoekster gewezen op de mogelijkheid om uitstel te vragen als zij echt niet kon verschijnen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen feiten waren die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten.

Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen en werd er geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open gesteld. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/431902 / KG RK 24-150
Beslissing van 19 maart 2024
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te Didam
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. E. van Dusschoten,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 12 februari 2024;
  • het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de kantonrechter van 12 februari 2024;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 22 februari 2024.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is niemand verschenen. De rechter en officier van justitie hebben laten weten niet te zullen verschijnen. Verzoekster is (hoewel zij op de juiste wijze is opgeroepen) zonder bericht niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak
met parketnummer 05-240877-23. Dit is een zaak van de officier van justitie tegen verzoekster als verdachte. De zitting in deze zaak zou aanvangen op 12 februari 2024 om 09.00 uur. Op 7 februari 2024 is bij het arrondissementsparket Oost-Nederland een schriftelijk verzoek binnengekomen van verzoekster waarin zij vraagt om de zitting online te laten plaatsvinden of om haar ter zitting telefonisch te horen. Verzoekster heeft daarbij aangegeven dat het niet mogelijk is om fysiek bij de zitting aanwezig te zijn en dat zij geen afstand doet van het recht om gehoord te worden. Op 8 februari 2024 is namens de rechter op dit verzoek gereageerd, namelijk dat het verzoek is afgewezen, omdat een inhoudelijke zitting in beginsel op de rechtbank plaatsvindt in aanwezigheid van alle betrokkenen en in het verzoek niet is onderbouwd waarom verzoekster niet op de zitting aanwezig kan zijn. Namens de rechter is tevens aangegeven dat dit laatste misschien een reden is om de behandeling van de zaak aan te houden. De rechter besluit het bericht met de mededeling er vanuit te gaan dat verzoekster op de zitting verschijnt. Als dat echt niet lukt, kan verzoekster een verzoek doen om de zaak later te laten behandelen, met opgave van de reden waarom zij niet op de zitting kan komen. Eventueel kan de behandeling van de zaak dan worden uitgesteld.
Bij e-mailbericht van 12 februari 2024 om 08:27 uur heeft verzoekster de rechter gewraakt.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens dit e-mailbericht het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. De rechter is bevooroordeeld en heeft een schijn van partijdigheid gewekt omdat haar verzoek om een online zitting om onbegrijpelijke redenen is afgewezen. De rechter wil ten koste van alles de zaak doordrukken zonder verzoekster in de gelegenheid te stellen haar standpunten nader toe te lichten. De afwijzing is in strijd met artikel 6 van het EVRM (beginsel van hoor en wederhoor).
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna, voor zover nodig, besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Uit het schriftelijke verzoek blijkt dat verzoekster het niet eens is met de afwijzing van haar verzoek om een online zitting te laten plaatsvinden. Of die afwijzing juist is en al dan niet in strijd is met artikel 6 van het EVRM, kan echter alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet. De rechter heeft in de reactie van 8 februari 2024 gewezen op het beginsel van aanwezigheid van partijen tijdens de inhoudelijke zitting, en het verzoek afgewezen omdat verzoekster niet heeft onderbouwd waarom zij niet op de zitting aanwezig kan zijn. De rechter heeft verzoekster in dezelfde brief gewezen op de mogelijkheid om, als zij echt niet kan verschijnen, uitstel te vragen. Van deze motivering kan niet gezegd worden dat deze zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard. Daaruit volgt ook niet dat de rechter ten koste van alles de zaak wil doordrukken zonder verzoekster gehoord te hebben, zoals verzoekster heeft gesteld. Deze veronderstelling van verzoekster wordt weersproken doordat de rechter de optie van aanhouding van de behandeling ter zitting openhoudt. Concrete feiten waaruit de wrakingskamer de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden, ontbreken. Het wrakingsverzoek wordt dan ook afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, voorzitter, mr. Y.H.M. Marijs en mr. S. Boot, leden in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in openbaar uitgesproken op 19 maart 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.