ECLI:NL:RBGEL:2024:2213

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
45322
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandelingen met tbs en gevangenisstraf

Op 17 april 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere geweldsdelicten, waaronder poging tot doodslag en mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 27 november 2022 in Arnhem met een scherp voorwerp, vermoedelijk een schroevendraaier, meerdere stekende bewegingen heeft gemaakt richting [slachtoffer 1], wat resulteerde in oppervlakkige verwondingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan mishandeling van [slachtoffer 1].

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag, mishandeling van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5], en poging tot doodslag op [slachtoffer 4]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte [slachtoffer 4] meermalen had geslagen en getrapt, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen, gezien de aard van het geweld en de kwetsbaarheid van het slachtoffer.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, met de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging van ongeanimeerde duur, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor behandeling van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens had, wat bijdroeg aan zijn gewelddadige gedrag. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak voor een veilige samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/045322-23
Datum uitspraak : 17 april 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1982 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
op dit moment gedetineerd in [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. I.J.M. de Wit, advocaat in Laren.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 27 november 2022 te Arnhem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een schroevendraaier, althans een scherp voorwerp waarvan de punt gericht was op het lichaam van die [slachtoffer 1] voornoemd,
meermalen in de hartstreek/borststreek van die [slachtoffer 1] heeft gesneden/gestoken en/of meermalen (krachtige) steekbewegingen heeft gemaakt in de richting van de hartstreek/borststreek en/of de buikstreek, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 november 2022 te Arnhem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een schroevendraaier, althans een scherp voorwerp, waarvan de punt gericht was op het lichaam van die [slachtoffer 1] voornoemd, meermalen in de hartstreek/borststreek van die [slachtoffer 1] heeft gesneden/gestoken en/of meermalen (krachtige) steekbewegingen heeft gemaakt in de richting van de hartstreek/borststreek en/of de buikstreek, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 november 2022 te Arnhem,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] voornoemd meermalen met een schroevendraaier, althans een scherp voorwerp, in de hartstreek/borststreek te snijden/steken;
2
hij in of omstreeks de periode van 24 september 2022 t/m 1 oktober 2022 te [plaats 2] , gemeente Oost Gelre en/of te Arnhem, althans in Nederland,
opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 2] ,
heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende;
3
hij op of omstreeks 18 juli 2022 te Arnhem
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] voornoemd meermalen met een tablet, althans met een hard voorwerp, op diens lichaam te slaan;
4
hij op of omstreeks 20 juli 2022 te Arnhem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 4] , opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer 4] voornoemd met een mes in de vinger heeft gesneden/gestoken en/of met kracht tegen het lichaam/hoofd heeft geslagen waardoor zij ten val is gekomen, waarna verdachte haar vervolgens, terwijl zij (weerloos) op de grond lag, veelvuldig, althans meermalen en met kracht, tegen het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of met geschoeide voet, tegen/op het hoofd (gezicht) en/of tegen het lichaam (buik en rug) heeft getrapt/geschopt en/of een of meermalen met kracht de keel heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of die [slachtoffer 4] voornoemd heeft gewurgd en/of (aldus) gedurende enige tijd de ademhaling heeft belet en/of belemmerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juli 2022 te Arnhem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer 4] voornoemd met een mes in de vinger heeft gesneden/gestoken en/of met kracht tegen het lichaam/hoofd heeft geslagen waardoor zij ten val is gekomen, waarna verdachte haar vervolgens, terwijl zij (weerloos) op de grond lag, veelvuldig, althans meermalen en met kracht, tegen het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of met geschoeide voet, tegen/op het hoofd (gezicht) en/of tegen het lichaam (buik en rug) heeft getrapt/geschopt en/of een of meermalen met kracht de keel heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of die [slachtoffer 4] voornoemd heeft gewurgd en/of (aldus) gedurende enige tijd de ademhaling heeft belet en/of belemmerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juli 2022 te Arnhem
[slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] voornoemd
met een mes in de vinger te snijden/steken en/of met kracht tegen het lichaam/hoofd te slaan waardoor zij ten val is gekomen, waarna verdachte haar vervolgens, terwijl zij (weerloos) op de grond lag,
veelvuldig, althans meermalen en met kracht, tegen het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of met geschoeide voet,
tegen/op het hoofd (gezicht) en/of tegen het lichaam (buik en rug) heeft getrapt/geschopt en/of een of meermalen met kracht de keel heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of die [slachtoffer 4] voornoemd heeft gewurgd en/of (aldus) gedurende enige tijd de ademhaling heeft belet en/of belemmerd;
5
hij op of omstreeks 18 juli 2022 te Arnhem,
[slachtoffer 5] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] voornoemd meermalen met kracht en/of met gebalde vuisten en/of door hoekbewegingen te maken met diens armen, tegen het lichaam heeft geslagen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde, nu verdachte meerdere stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van aangever en hij daardoor bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat bij aangever zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan. Van het primair ten laste gelegde dient verdachte te worden vrijgesproken, nu te veel onduidelijkheid bestaat over de kracht en het voorwerp waarmee gestoken is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde, nu geen aanmerkelijke kans bestond op de dood c.q. het intreden van zwaar lichamelijk letsel. Als de rechtbank de verklaring van verdachte gelooft, dient eveneens vrijspraak te volgen van het meer subsidiair ten laste gelegde.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft op 27 november 2022 aangifte gedaan. Hij verklaarde dat hij die dag rond 15.45 uur aan het pinnen was aan de buitenzijde van het winkelcentrum in Arnhem-Zuid. Verdachte stond toen ineens achter [slachtoffer 1] en was boos. Hij gaf aan dat [slachtoffer 1] zijn hond had gejat. Verdachte pakte [slachtoffer 1] vast en duwde hem tegen de muur. Hij pakte iets achter zijn rug en maakte meerdere steekbewegingen in de richting van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] rukte zich los en rende weg. Verdachte kwam hem achterna. In het winkelcentrum pakte verdachte [slachtoffer 1] vast. Op enig moment kwamen er mensen uit de winkels. [slachtoffer 1] rende toen weg. [2]
Bij de aangifte van [slachtoffer 1] zijn foto’s gevoegd van zijn letsel. Op deze foto’s heeft de rechtbank waargenomen dat er een snee in de jas en in de trui van [slachtoffer 1] zit, ter hoogte van zijn linkerzij. Verder had [slachtoffer 1] twee verwondingen, hoog op zijn linkerzij en op zijn linkerborst. [3]
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij, toen hij tegen de muur stond, niet kon zien wat verdachte in zijn handen had. Later zag hij wel een schroevendraaier in de hand van verdachte. [slachtoffer 1] weet zeker dat het geen mes was. [slachtoffer 1] kwam er pas later achter dat zijn jas kapot was. Het was een oude jas. De verwondingen op zijn lichaam zijn schrammetjes. Deze zijn door het incident ontstaan. [4]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij op 27 november 2022 bij de ingang van het Chinese restaurant in winkelcentrum Arnhem-Zuid stond. Op enig moment kwam er een man met een hond aan rennen. Twee of drie seconden daarna kwam een man met een mes of iets soortgelijks in zijn handen aan rennen. Het was een metalen voorwerp, maar [getuige 1] kon het niet goed zien, want de hele hand van de man zat er omheen. Het materiaal dat uit de hand stak was van ijzer of in ieder geval zilverkleurig. Dit gedeelte was maximaal vier of vijf centimeter lang. De man met het voorwerp rende achter de man met de hond aan. Hij stak met zijn linkerhand recht naar voren, richting de man met de hond. Hij maakte deze steekbeweging minimaal twee keer, met zijn hand op borsthoogte. De mannen stonden op een meter of anderhalve meter van elkaar. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] aansprak toen hij hem zag lopen in het winkelcentrum, omdat [slachtoffer 1] zijn hond niet wilde teruggeven. Verdachte was boos. [6]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte op 27 november 2022 in Arnhem met een op een mes gelijkend – scherp – voorwerp meermalen stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de borststreek van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft [slachtoffer 1] hierbij ook geraakt, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] letsel heeft opgelopen. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of en zo ja, welk ten laste gelegd strafbaar feit dit handelen oplevert.
Uit de foto’s en de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat hij twee schrammetjes heeft opgelopen door het handelen van verdachte. Over het voorwerp waarmee verdachte heeft gestoken is niet veel bekend. Dit voorwerp is niet in beslag genomen en een nadere omschrijving over de vorm, maat en scherpte hiervan ontbreekt, behalve dat [getuige 1] heeft verklaard dat er maximaal vier of vijf centimeter van het voorwerp uit de hand van verdachte stak. Ook uit de overige bewijsmiddelen in het dossier kan niet worden afgeleid hoe groot of scherp het voorwerp was waarmee verdachte [slachtoffer 1] heeft gestoken. Gelet op het ontstane letsel is wel duidelijk dat slechts oppervlakkige (kras)verwondingen zijn toegebracht. Daarnaast is niets bekend over de kracht waarmee de verdachte het voorwerp heeft gehanteerd.
Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer 1] heeft willen doden of zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen of de kans hierop bewust heeft aanvaard. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals het intreden van de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
Omdat [slachtoffer 1] slechts oppervlakkige verwondingen had, terwijl onbekend is hoe groot en scherp het voorwerp was en wat de kracht was waarmee is gestoken, kan niet worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop of het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bestond door het steken met dit voorwerp. Opzet, ook in voorwaardelijke zin, kan daarom naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling wel kan worden bewezen, nu verdachte door de stekende bewegingen letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, nu [slachtoffer 4] gesloten zat in de instelling [plaats 2] Jeugdzorg en verdachte haar daar ophaalde. Daarnaast kan het niet anders dan dat verdachte wist dat [slachtoffer 4] minderjarig was.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, nu [slachtoffer 4] er enerzijds zelf voor koos bij verdachte te zijn en daarnaast niet kan worden bewezen dat verdachte wist dat zij minderjarig was.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende voorop. Om tot een bewezenverklaring voor onttrekking aan het wettelijk gezag ex artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) te komen dient er sprake te zijn van het opzettelijk onttrekken van een minderjarige aan het wettelijk of bevoegd gezag. Hierbij is het van belang dat de dader een beslissende invloed heeft gehad op de (voortdurende) scheiding tussen de minderjarige en degene die het gezag uitoefent. Ook is hiervoor van belang dat de verdachte wetenschap van de minderjarigheid heeft gehad. Het enkele feit dat iemand een minderjarige gedurende enige tijd onderdak heeft verleend, is onvoldoende om te kunnen spreken van een opzettelijke onttrekking van een minderjarige aan het wettelijk gezag.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de minderjarigheid van [slachtoffer 4] , dan wel bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij minderjarig was. Reeds hierom kan het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend worden bewezen. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van de feiten 3 en 5
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de beide ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte ontkent dat hij de beide aangevers heeft mishandeld. Indien de rechtbank verdachte hierin gelooft, dient vrijspraak te volgen.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 5] heeft op 19 augustus 2022 aangifte gedaan. Zij verklaarde dat zij op 18 juli 2022 rond 18.00 uur samen met haar vriendin in haar woning aan de [adres 1] in Arnhem was. Er werd op een agressieve manier op haar deur geklopt. De vriendin van [slachtoffer 5] deed de deur open. Verdachte bleek voor de deur te staan. Verdachte gaf aan dat hij [slachtoffer 4] , het zusje van [slachtoffer 5] wilde zien. De vriendin van [slachtoffer 5] gaf aan dat verdachte een pedofiel was, waarop hij wegliep. Ongeveer 10 minuten daarna kwam de taxi aanrijden die [slachtoffer 5] en haar vriendin besteld hadden. De vriendin van [slachtoffer 5] liep alvast naar buiten. Zelf moest zij nog haar schoenen en sigaretten pakken. Kort hierna kwam de vriendin terug naar binnen rennen. Zij gaf aan dat de taxichauffeur werd geslagen door verdachte. [slachtoffer 5] en haar vriendin renden naar buiten. Verdachte was erg boos. Hij riep tegen de taxichauffeur: “dit is mijn buurt!”. Verdachte sloeg de taxichauffeur en bleef constant op hem in slaan. Op enig moment zag verdachte [slachtoffer 5] en haar vriendin staan, waarop zij wegrenden. Verdachte rende achter [slachtoffer 5] aan en kreeg haar te pakken. Hij sloeg haar zeker zeven keer met kracht met zijn vuisten, door met zijn armen meerdere hoekbewegingen te maken. [slachtoffer 5] werd op haar armen, benen en buik geraakt. Zij voelde pijn. Op het moment dat [slachtoffer 5] mishandeld werd, stapte de taxichauffeur uit. Verdachte stopte daarop met slaan en stapte op de bestuurdersstoel in de taxi. Hij pakte het stuur vast en probeerde de deur dicht te trekken. De taxichauffeur greep in en probeerde verdachte uit de auto te trekken door zijn arm om de nek van verdachte te doen. De worsteling tussen verdachte en de taxichauffeur duurde enkele minuten. De vriendin van [slachtoffer 5] heeft hiervan een kort filmpje gemaakt. Na het incident zag [slachtoffer 5] dat vier van haar acrylnagels afgebroken en/of ingescheurd waren. Ook waren er twee echte nagels ingescheurd. Daarnaast had zij meerdere blauwe plekken op haar armen en benen en had zij een wond op haar rechtervoet. [7]
Op 19 juli 2022 rond 5.00 uur gingen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar de [adres 1] in Arnhem. Zij zagen op de beide armen en benen van [slachtoffer 5] een aantal blauwe plekken. [slachtoffer 5] gaf aan dat deze waren ontstaan doordat zij twee dagen daarvoor door [verdachte] was mishandeld. [8]
Op 20 juli 2022 rond 4.20 uur gingen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] naar de [adres 1] in Arnhem. Zij zagen dat op de linker bovenarm van [slachtoffer 5] twee blauwe plekken zaten. Op de wreef van haar linkervoet zat een lichte schaafplek. [slachtoffer 5] verklaarde desgevraagd dat zij twee dagen daarvoor was mishandeld door [verdachte] . [9]
[slachtoffer 3] heeft op 25 augustus 2022 aangifte gedaan. Hij verklaarde dat hij op 18 juli 2022 rond 17.55 uur aan het werk was als taxichauffeur. Hij moest naar de [adres 1] in Arnhem om twee klanten op te halen. Hij zette zijn taxi om de hoek bij de woning neer en stuurde naar zijn klanten een berichtje dat hij er was. Op dat moment kwam er een man naar hem toe. Deze man vroeg wat [slachtoffer 3] hier deed en gaf aan dat hij er niet mocht zijn. De man gaf aan de koning van de [adres 1] te zijn. De man gaf aan dat hij [slachtoffer 3] in de gaten ging houden en liep weg. Op enig moment zag [slachtoffer 3] zijn klanten aan komen lopen. De man kwam toen weer terug. Er werd over en weer geduwd en gescholden tussen de klanten en de man. Op een gegeven moment had de klant met de donkere haren bloed op haar kleding zitten. [slachtoffer 3] weet niet precies wat er gebeurde, omdat hij in zijn taxi bleef zitten. Na het duwen en trekken kwam de man naar [slachtoffer 3] lopen. Hij deed het portier van de taxi open en gooide deze daarna hard weer dicht. Hierna trok hij het portier weer open en zei hij op dwingende toon dat [slachtoffer 3] moest uitstappen. De man trok aan de linkerarm van [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] stapte daarop uit. De man ging vervolgens op de bestuurdersstoel van de taxi zitten. [slachtoffer 3] pakte de man in een houdgreep bij zijn keel en trok hem uit de auto. Hij had hem twee minuten in de houdgreep. De man had in zijn linkerhand een tablet vast en sloeg [slachtoffer 3] daarmee op zijn knie. Dit deed hij met alle kracht die hij had. De man sloeg [slachtoffer 3] ongeveer 10 keer met de tablet. Hij sloeg waar hij kon. Op enig moment kwamen er buurtbewoners die zeiden dat [slachtoffer 3] de man met rust moest laten omdat hij niets meer zou doen. [slachtoffer 3] liet de man toen los, waarop de man wegliep. Na het incident zat er bloed op de rechterknie van [slachtoffer 3] . Dit kwam door de mishandeling. Hij had ook zeker drie weken een blauwe plek op de linkerkant van zijn rug. [10]
Bij de aangifte van [slachtoffer 3] zijn foto’s gevoegd van zijn letsel. Op deze foto’s neemt de rechtbank waar dat er meerdere krassen op de rechterknie van [slachtoffer 3] zitten. [11]
[slachtoffer 5] heeft aan de politie een filmpje van één seconde overhandigd. Deze beelden zijn door de politie bekeken. Op het filmpje is een taxi te zien, met daarbij drie personen. Persoon 1 staat met zijn rug tegen de binnenzijde van het geopende bestuurdersportier aan. Hij heeft persoon 2 met zijn rechterarm in een nekklem. Persoon 2 staat voorover gebogen met zijn hoofd in de richting van de binnenzijde van het bestuurdersportier. Persoon 2 heeft een voorwerp vast in zijn linkerhand en maakt hiermee een voorwaartse beweging naar de buik van persoon 1. [12]
Verdachte heeft verklaard dat hij een tablet in zijn handen had toen de taxichauffeur hem vast had in een nekklem. [13]
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat verdachte op 18 juli 2022 in Arnhem [slachtoffer 3] meermalen met een tablet op zijn lichaam heeft geslagen. Daarnaast heeft hij [slachtoffer 5] meermalen met kracht en met gebalde vuisten tegen haar lichaam geslagen door hoekbewegingen te maken met zijn armen. Beide aangevers hebben hierdoor pijn en letsel opgelopen. De rechtbank acht de onder 3 en 5 ten laste gelegde mishandelingen daarom wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wordt vrijgesproken. Weliswaar zijn er twee verklaringen waaruit volgt dat verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer 4] heeft geslagen en getrapt, maar onduidelijk is hoe vaak en hoe hard dit zou zijn gebeurd. Onduidelijk is bovendien welk letsel door het slaan is ontstaan en welk letsel door het trappen. Verder is onduidelijk wat voor schoenen verdachte droeg. Het dossier bevat onvoldoende informatie om te kunnen vaststellen dat verdachte dermate hard tegen het hoofd van [slachtoffer 4] heeft geslagen en/of getrapt dat een aanmerkelijke kans bestond dat zij als gevolg hiervan zou komen te overlijden. Voor het dichtknijpen van de keel, het wurgen en het belemmeren van de ademhaling, zoals [slachtoffer 4] heeft verklaard, bevat het dossier geen steunbewijs, zodat hiervan vrijspraak dient te volgen. Ook het snijden met het mes kan niet worden bewezen, nu het dossier geen steunbewijs bevat voor de stelling van [slachtoffer 4] dat verdachte haar vingertopje er met een mes af heeft gesneden.
Verder ontkent verdachte dat hij [slachtoffer 4] heeft mishandeld. Als de rechtbank verdachte hierin gelooft, dient verdachte van de gehele tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
[jeugdbeschermer] heeft op 25 oktober 2022 namens [slachtoffer 4] aangifte gedaan tegen verdachte. [jeugdbeschermer] is werkzaam als jeugdbeschermer bij het Leger des Heils. [slachtoffer 4] is op 20 juli 2022 op de spoedeisende hulp terecht gekomen. Zij had behoorlijk letsel, maar gaf niet aan dat zij mishandeld was. Op de bij de aangifte gevoegde medische verklaring staat vermeld dat sprake is van diverse hematomen verspreid over het lichaam. Met name is sprake van uitgebreide hematomen (de rechtbank begrijpt: bloeduitstortingen) op femur beiderzijds (de rechtbank begrijpt: aan beide zijden van de dijbenen), onderbenen en bovenste extremiteit (de rechtbank begrijpt: de arm en schoudergordel). Rondom de keel is sprake van circulair hematomen (de rechtbank begrijpt: bloeduitstortingen rondom de keel). Op de rug zijn diverse hematomen verspreid die lijken op vingerafdrukken en schaafplekken. Beiderzijds zijn er hematomen over het aangezicht. [slachtoffer 4] kan haar mond door haar hematomen en pijnklachten niet volledig openen. Op de handen aan beide zijden is sprake van (oude) schaafwonden en prikgaatjes. [14]
[slachtoffer 4] heeft als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat zij een tijdje een relatie heeft gehad met verdachte. Zij kan zich niet alles herinneren van 20 juli 2022, maar weet nog wel losse dingen. Zij zaten in het begin bij de buren, want [slachtoffer 4] had ruzie met haar zus en wilde daar niet zijn. Zij kreeg ruzie met verdachte. Zij gingen naar buiten omdat de spanning te hoog opliep. Verdachte sloeg haar toen, waarna zij terug sloeg. Zij rende weg en verdachte rende achter haar aan. Hij duwde haar van een dijkje af en bedreigde haar met een mes. Hij sloeg haar toen ook. Hierna kreeg zij die nacht nog een paar keer ruzie met verdachte. Verdachte sloeg haar op haar gezicht. Zij kon twee keer geen adem krijgen. Hij wilde haar wurgen. Hij trapte haar die nacht ook in haar buik. Zij was van top tot teen blauw. Tijdens de ruzie kwamen er mensen naar buiten. Hierna herinnert [slachtoffer 4] zich dat zij op de eerste hulp lag. Voordat zij van het dijkje werd geduwd, sloeg verdachte haar. Zij viel toen op de grond, waarna verdachte haar tegen haar hoofd en rug trapte. Hij raakte haar op haar gezicht en achterhoofd. Hij trapte hard en droeg schoenen. [15]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 20 juli 2022 rond 3.30/4.00 uur aan het slapen was op zolder in zijn woning aan de [adres 2] in Arnhem. Zijn vrouw sliep in de woonkamer en hoorde een meisjesstem schreeuwen: “laat me los, je doet me pijn”. Een mannenstem riep: “wat jij weglopen van mij, loop niet weg van mij”. Hierna hoorde zij hard gestomp. Ook [getuige 2] hoorde gegil van een vrouw en geschreeuw van een man. Hij hoorde ook klappen vallen. Hij rende naar buiten en zag een persoon op een ander persoon zitten. Hij rende terug de woning in en kwam terug met een honkbalknuppel. Hij ging hierna buiten zoeken samen met de politie en vond een tas, een bankpas en een kledingstuk. Hij liet de agenten zien waar deze lagen. [16]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op 20 juli 2022 tussen 3.30 uur en 4.00 uur over de [straat] in Arnhem liep met zijn vriendin. In zijn ooghoeken zag hij een man en een vrouw staan ruziën. De man gaf de vrouw een klap, waardoor zij op de grond terecht kwam. De vrouw lag op haar buik en de man bleef op haar in trappen. Hij trapte wel tien keer op haar in, schat [getuige 3] . Hij trapte tegen haar hoofd en rug. Hij deed dit echt wel hard. [17]
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] bevonden zich op 20 juli 2020 rond 7.00 uur op het voetpad ter hoogte van de [adres 2] . Daar werden zij aangesproken door getuige [getuige 2] . Hij verklaarde dat hij die nacht melding had gedaan van een mishandeling en dat hij gezien had dat er spullen op het voetpad waren achtergelaten. Nadat de collega’s die nacht ter plaatse waren geweest, had hij nog een ronde gelopen over het voetpad. Daar vond hij een ING betaalpas bij de overige goederen. De verbalisanten troffen deze betaalpas aan. Hierop stond: “ [naam 1] , [rekeningnummer] ”. [18]
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] gingen op 20 juli 2022 om 9.26 uur naar de [adres 1] in Arnhem. [slachtoffer 4] was zich aan het verstoppen in de badkamer. Zij had rondom haar keel meerdere blauwe plekken. Op haar armen zaten meerdere krassen en haar huid was geschaafd. Op haar onderrug zaten meerdere blauwe plekken en op het voorhoofd zat een bult en eveneens meerdere blauwe plekken. De verbalisanten spraken vier uur lang met [slachtoffer 4] . Rond 13.30 uur kwam er een ambulance om [slachtoffer 4] naar het ziekenhuis te vervoeren. De ambulance kwam op verzoek van de verbalisanten, omdat er nog geen plek voor [slachtoffer 4] was en omdat zij fors letsel had op haar hoofd. De dienstdoende arts van het Rijnstate ziekenhuis in Arnhem maakte zich ernstig zorgen over de verwondingen. Zij vertelde tegen de verbalisant dat [slachtoffer 4] zo veel verwondingen op haar lichaam had dat zij van top tot teen onder zat. Hetgeen haar was aangedaan zou een volgende keer wel eens fataal kunnen zijn. [19]
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 4] op 20 juli 2022 in Arnhem meermalen heeft geslagen, onder andere op haar gezicht. Verder heeft hij haar op enig moment in haar buik getrapt. Daarnaast heeft hij tot twee keer toe geprobeerd haar te wurgen, waardoor zij geen adem kon krijgen. Op enig moment kwam [slachtoffer 4] door een slag van verdachte ten val. Hierna trapte verdachte haar meermalen met kracht en met geschoeide voet tegen haar gezicht, achterhoofd en rug.
De rechtbank is – anders dan de verdediging – van oordeel dat het dossier voldoende bewijs bevat voor het wurgen van [slachtoffer 4] , nu zowel uit de medische verklaring als uit de bevindingen van de politie blijkt dat zij meerdere blauwe plekken had rondom haar keel. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank voldoende steunbewijs op voor de verklaring van [slachtoffer 4] op dit punt.
De rechtbank acht – met de verdediging – het in de vinger van [slachtoffer 4] snijden/steken door verdachte niet bewezen, nu haar verklaring op dit punt niet overeenkomt met het geconstateerde letsel. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of verdachte zich – gelet op de hiervoor vastgestelde gedragingen – schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag van [slachtoffer 4] . In dit verband stelt de rechtbank allereerst vast dat – gelet op de wijze van ten laste leggen – de poging tot doodslag op [slachtoffer 4] in de tenlastelegging beperkt is tot een volgorde waarin eerst het met een mes in de vinger snijden/steken en het slaan
waardoorzij ten val is gekomen aan de orde komen en dan hetgeen
daarnais gebeurd (door toevoeging van de zinsnede “waarna verdachte haar vervolgens”). De rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet vaststellen wanneer en in welke volgorde het in het gezicht slaan, het in de buik trappen en het proberen te wurgen heeft plaatsgevonden, nu [slachtoffer 4] heeft verklaard over meerdere ruzies en zij deze handelingen niet in de tijd heeft geplaatst. Uit de verklaring van getuige [getuige 3] kan enkel worden afgeleid dat verdachte [slachtoffer 4] sloeg, waardoor zij ten val kwam en dat verdachte haar daarna meermalen tegen haar hoofd en rug trapte. Getuige [getuige 3] heeft over de andere ten laste gelegde handelingen niet verklaard. Gelet hierop en gelet op de eerdere overwegingen van de rechtbank, dient de rechtbank derhalve te beoordelen of het slaan van [slachtoffer 4] en het daarop volgende trappen tegen haar hoofd en rug de ten laste gelegde poging tot doodslag oplevert. De rechtbank merkt daarbij ter verduidelijking op dat alhoewel de rechtbank van oordeel is dat het dossier voldoende steunbewijs bevat voor het wurgen van [slachtoffer 4] , dit onderdeel gelet op de wijze van ten laste leggen niet kan worden bewezen nu daarvoor is vereist dat bewezen kan worden dat het wurgen is gebeurd nádat [slachtoffer 4] ten val was gekomen en dit op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld.
Om tot een bewezenverklaring te komen van een poging tot doodslag moet sprake zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het overlijden van het slachtoffer. Voor het voorwaardelijk opzet geldt dat bewezen zal moeten worden dat de verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans op het gevolg die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden waaronder de gedragingen zijn verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een (zeer) kwetsbaar lichaamsdeel is. Door met geschoeide voet en met kracht te trappen tegen dit kwetsbare lichaamsdeel wordt naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer door fataal (schedel- en hersen)letsel in het leven geroepen. Zeker indien, zoals in dit geval, meermalen tegen het hoofd wordt getrapt, terwijl het slachtoffer weerloos op de grond ligt. Nu het voorgaande een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. Uit de grote hoeveelheid letsels die bij [slachtoffer 4] zijn geconstateerd, waaronder meerdere blauwe plekken en een bult in het gezicht, blijkt dat verdachte zeer vaak en met kracht tegen haar hoofd heeft getrapt. De hiervoor beschreven aaneenschakeling van geweldshandelingen van verdachte moet naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zijnde zozeer gericht op de dood van [slachtoffer 4] dat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken. Het opzet van verdachte is dan ook minst genomen in voorwaardelijke zin op die fatale afloop gericht geweest.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 4] wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks27 november 2022 te Arnhem,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] voornoemd meermalen met een
schroevendraaier, althans eenscherp voorwerp, in de
hartstreek/borststreek te
snijden/steken;
3
hij op
of omstreeks18 juli 2022 te Arnhem
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] voornoemd meermalen met een tablet
, althans met een hard voorwerp,op diens lichaam te slaan;
4
hij op
of omstreeks20 juli 2022 te Arnhem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 4] , opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer 4] voornoemd
met een mes in de vinger heeft gesneden/gestoken en/ofmet kracht tegen het lichaam
/hoofdheeft geslagen waardoor zij ten val is gekomen, waarna verdachte haar vervolgens, terwijl zij
(weerloos
)op de grond lag, veelvuldig,
althans meermalen enmet kracht,
tegen het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/ofmet geschoeide voet, tegen
/ophet hoofd (gezicht) en
/oftegen het lichaam (
buik enrug) heeft getrapt
/geschopt en/of een of meermalen met kracht de keel heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of die [slachtoffer 4] voornoemd heeft gewurgd en/of (aldus) gedurende enige tijd de ademhaling heeft belet en/of belemmerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
5
hij op
of omstreeks18 juli 2022 te Arnhem,
[slachtoffer 5] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] voornoemd meermalen met kracht en
/ofmet gebalde vuisten en
/ofdoor hoekbewegingen te maken met diens armen, tegen het lichaam heeft geslagen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 meer subsidiair, feit 3 en feit 5, telkens:
mishandeling;
ten aanzien van feit 4 primair:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met dwangverpleging wordt opgelegd van ongemaximeerde duur. Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht om, in het geval geen tbs met dwangverpleging wordt opgelegd, aan verdachte de maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd die gelijk is aan de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Subsidiair, als de rechtbank van oordeel is dat de maatregel van tbs dient te worden opgelegd, dient de maatregel van tbs met voorwaarden te worden opgelegd. De oplegging van de maatregel van tbs met dwangverpleging staat niet in verhouding tot de ernst van de feiten. Verdachte is bovendien wel degelijk gemotiveerd om behandeling te ondergaan. Hij is niet eerder forensisch behandeld. Hij heeft in het verleden herhaaldelijk laten zien zich aan toezicht en de daarbij behorende voorwaarden te conformeren. Aan verdachte dient de kans te worden geboden binnen de maatregel van tbs met voorwaarden aan zijn problematiek te werken.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en aan drie mishandelingen. Hij heeft zich uiterst onberekenbaar en agressief getoond en geen enkel respect voor de lichamelijke integriteit van anderen aan de dag gelegd. Het absolute dieptepunt is dat verdachte een minderjarig meisje zodanig heeft toegetakeld dat het voor haar fataal had kunnen aflopen. Bij verdachte is bovendien sprake van relevante recidive. In 2022 is aan hem voor een poging tot zware mishandeling van zijn toenmalige partner een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Verdachte heeft van deze veroordeling kennelijk onvoldoende geleerd, nu hij opnieuw in de fout is gegaan, meermalen zelfs, en één van deze keren zelfs nog heftiger. Geweldsdelicten zoals door verdachte gepleegd leiden tot gevoelens van angst bij de slachtoffers en tot gevoelens van onveiligheid en onrust in de maatschappij. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Mate van toerekeningsvatbaarheid
Verdachte heeft niet (volledig) willen meewerken met het PJ onderzoek door psycholoog [naam 2] , waarna hij ter observatie opgenomen is geweest in het Pieter Baan Centrum. Over verdachte is een Pro Justitia rapportage opgemaakt van 1 maart 2024 door [naam 3] , psychiater en [naam 4] , GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek in Almere. Verdachte heeft aan alle onderdelen van het onderzoek van de deskundigen meegewerkt, met uitzondering van de neurologische screening. Uit voornoemd rapport volgt het volgende.
Bij verdachte is een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken vastgesteld. De narcistische en antisociale trekken haken op elkaar in en beïnvloeden elkaar. De narcistische kenmerken bestaan eruit dat verdachte zich groter en
belangrijker maakt om zo zijn eigen gevoelens van inferioriteit, boosheid en teleurstelling
weg te maken. Er is daarbij sprake van zelfoverschatting en een gebrek aan zelfkritiek waarbij hij in contacten erop uit is zichzelf zo goed mogelijk te presenteren, zijn eigen behoeftes te vervullen of de schuld op anderen te schuiven. In relationele contacten is hij dominerend, manipulerend en fysiek agressief. Alle negatieve situaties waarin hij gedurende zijn leven in terechtgekomen is, wijt hij aan andere mensen die in zijn visie oneerlijk zijn en aan een incompetent rechtssysteem. Verdachte is gemakkelijk beledigd en kritische vragen maken hem geagiteerd, waarbij hij deze emotie vervolgens ontkent. Verdachte houdt alle discrepanties met zijn overmatig positief zelfbeeld zo veel mogelijk buiten het bewustzijn en laat zich niet confronteren. Antisociale kenmerken worden teruggezien in een gebrekkige gewetensfunctie, blijkend uit een ontbrekend schuldgevoel, het zich niet aanpassen aan de maatschappelijke norm en een onverantwoordelijke en impulsieve levensstijl. Verdachte schendt de rechten van anderen, conformeert zich herhaaldelijk niet aan de wet, is onbetrouwbaar, verdraait de waarheid en leeft een onachtzaam bestaan. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en laat geen berouw of verandering zien.
Een belangrijk onderdeel van de persoonlijkheidspathologie bij verdachte zijn de zeer beperkte sociaal-emotionele ontwikkeling en zijn ontoereikende oplossingsvaardigheden. Bij krenking en het gevoel onrecht te worden aangedaan, komt de frustratietolerantie onder druk te staan en lopen zijn emoties op, maar schieten zijn copingvaardigheden om hier op een adequate manier mee om te gaan te kort. De reactie van verdachte is dan in eerste instantie om weg te lopen van de problemen en ze te negeren. Dit doet hij door te externaliseren, bagatelliseren of gewoon volledig te ontkennen. Het lijkt hierdoor alsof verdachte kan schakelen, maar dit blijkt niet het geval. Verdachte 'parkeert' het voorval tijdelijk, maar hij is niet in staat het los te laten. De daarmee gepaarde emoties blijven vlak onder de oppervlakte aanwezig en blijven een pijnpunt. Wanneer verdachte meer onder druk gezet wordt, kritisch bejegend wordt of een gevoelig onderwerp opnieuw aangehaald wordt, ontsteekt hij in een narcistische razernij. Hij kan niet verdragen dat zijn zelfbeeld wordt aangetast. In deze gevallen is er sprake van reactieve agressie (impulsief en vanuit emotie) en is verdachte niet in staat zich in te houden. De boosheid en de daarmee gepaard gaande agressie overkomt hem en hij zal de ingezette agressie als zelfverdediging bestempelen. Dit patroon, waarbij verdachte met boosheid en agressie reageert op krenking en vermeend onrecht, blijkt uit de verklaringen van diverse eerdere slachtoffers, en uit eenzelfde gedrag in mildere vorm in een gestructureerde setting als het PBC. Er valt niet uit te sluiten dat verdachte op momenten agressie ook bewust inzet om dingen voor elkaar te krijgen (instrumenteel geweld).
De geconstateerde persoonlijkheidsstoornis betreft een patroon van duurzame aard en was dan ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De onderzoekers adviseren om verdachte de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. Voor het onder 1 ten laste gelegde geldt dat de onderzoekers geen zicht hebben gekregen op de delictdynamiek en de daaraan voorafgaande overwegingen van verdachte die tot die feit geleid hebben. Hierdoor kan ook niet worden vastgesteld of het tenlastegelegde verband houdt met zijn stoornis.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van voornoemde deskundigen op de daarvoor in de rapporten genoemde gronden over en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat het hiervoor onder 3, 4 en 5 bewezen verklaarde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank zal ook het onder 1 bewezen verklaarde verminderd aan verdachte toerekenen, nu verdachte bij het plegen van dit feit het gevoel had dat hem onrecht werd aangedaan, omdat hij van mening was dat [slachtoffer 1] zijn hond had gestolen. Ook bij deze situatie is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat de persoonlijkheidsstoornis van verdachte een rol speelde, net als bij het bewezenverklaarde onder 3, 4 en 5.
Recidivegevaar, behandelnoodzaak en behandelkader
Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum blijkt dat het recidiverisico op soortgelijke gewelddadige delicten als de ten laste gelegde feiten als hoog wordt ingeschat. De persoonlijkheidsstoornis en zeer beperkte copingvaardigheden zullen zonder behandeling ook in de toekomst van grote invloed zijn op het recidivegevaar. Concluderend wordt de kans op herhaling, bij onveranderde omstandigheden, als hoog ingeschat, zowel op korte als op langere termijn. De kans op escalerend geweld wordt ook hoog ingeschat. Niet in alle gevallen uit het verleden is duidelijk wat redenen zijn geweest dat het geweld stopte. In een aantal gevallen was dit door toedoen van derden die tussenbeide kwamen. Als een dergelijke toevallige interventie niet plaatsvindt, kan het geweld verder uit de hand lopen.
Gelet op de aanwezige psychopathologie bij verdachte en de daaruit voortvloeiende
grote kans op herhaling van gedragingen zoals het thans ten laste gelegde, met gevaar voor escalatie, is er behandeling nodig om dit gevaar terug te dringen. Er is sprake van zeer rigide denkbeelden en denkpatronen met daarbij herhaaldelijke agressie- en impulsdoorbraken. Vanwege de aard, omvang en hardnekkigheid van de vastgestelde problematiek wordt
ingeschat dat langdurige, klinische behandeling nodig zal zijn om betrokkene zover te stabiliseren dat resocialisatie kan starten. Van belang wordt geacht dat het beveiligingsniveau pas wordt afgeschaald, wanneer verdachte aantoonbaar minder gevaarlijk is geworden. De behandeling van betrokkene dient klinisch plaats te vinden in een gestructureerde setting en primair gericht te zijn op het verkrijgen van zelfinzicht bij verdachte en het trachten aan te leren van basale copingvaardigheden en agressieregulatievaardigheden. Gezien het ontbreken van passende maatschappelijke inbedding in de vorm van huisvesting, dagbesteding en werk is het wenselijk dat binnen de behandeling hier ook aandacht aan wordt besteed. Er is sprake van hardnekkige psychopathologie die vraagt om langdurige behandeling. Het recidiverisico laat toe dat ten minste een niveau 3 beveiligingsniveau volstaat en de expertise van een FPK wordt passend geacht bij de start van de behandeling.
De deskundigen adviseren de rechtbank om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging op te leggen. Voor een behandeling in enig voorwaardelijk kader, waaronder een tbs met voorwaarden, ontbreekt bij verdachte ziekte-inzicht en behandelmotivatie. Verder is het ingeschatte recidiverisico op de korte termijn te hoog om dit verantwoord op te vangen met een behandeling in het kader van een tbs met voorwaarden.
Ook de reclassering schat het risico op recidive en op letselschade als hoog in en adviseert aan verdachte de maatregel van tbs met dwangverpleging op te leggen. De reclassering adviseert negatief over de maatregel van tbs met voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies binnen een toezicht in het kader van tbs met voorwaarden (of in een ander voorwaardelijk kader) de risico's te beperken en te werken
aan gedragsverandering. Om de maatschappij voldoende te beveiligen en tot gedragsverandering van betrokkene te kunnen komen is een niet op voorhand in duur beperkte gesloten klinische behandeling noodzakelijk. Aangezien dit niet mogelijk is in het kader van tbs met voorwaarden, kan de reclassering zich vinden in het advies van het Pieter Baan Centrum.
De straf en maatregel
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ter beschikking dient te worden gesteld en van overheidswege moet worden verpleegd en overweegt daartoe als volgt. Aan het eerste vereiste voor het opleggen van de tbs-maatregel is voldaan omdat bij verdachte – gelet op het voorgaande – tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Verder staat op overtreding van artikel 287 Sr (doodslag) een gevangenisstraf van meer dan vier jaar gesteld. Daarnaast moet de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de maatregel eisen; het zogenaamde gevaarscriterium.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en op de adviezen van de deskundigen, stelt de rechtbank vast dat aan het gevaarscriterium is voldaan. Niet alleen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere feiten die de veiligheid van personen in gevaar brengen, maar daarnaast is ook sprake van een hoog recidiverisico.
Ten aanzien van de vraag binnen welk kader (dwangverpleging of met voorwaarden) de tbs-maatregel dient te worden uitgevoerd neemt de rechtbank in aanmerking de eerder aangehaalde adviezen van de deskundigen, waaruit naar voren komt dat het bij verdachte ontbreekt aan ziekte-inzicht en behandelmotivatie en dat er onvoldoende mogelijkheden zijn om in een voorwaardelijk kader aan gedragsverandering bij verdachte te werken. Een behandeling ter beperking van het recidivegevaar zal klinisch moeten plaatsvinden bij een hoog beveiligingsniveau. Gelet hierop en op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege noodzakelijk is. Dat verdachte niet eerder in een forensisch kader is behandeld, doet daaraan niet af.
Ongemaximeerde duur van tbs-maatregel
De totale duur van de tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege gaat volgens de wet een periode van vier jaar niet te boven, tenzij de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat het onder 4 bewezen verklaarde een misdrijf oplevert dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor het lichaam van [slachtoffer 4] .
Gelet hierop, overweegt de rechtbank dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.
De straf
De feiten worden verdachte verminderd toegerekend, waardoor hij wel, weliswaar verminderd, strafbaar is voor zijn gedragingen. Daarom ziet de rechtbank aanleiding om naast de tbs-maatregel een straf op te leggen. Gelet op de ernst van de feiten, de relatief korte periode waarin deze plaatsvonden en de omstandigheid dat sprake is van recidive, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de feiten, niet anders kan worden volstaan dan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht overstijgt. De rechtbank komt tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd. Enerzijds acht de rechtbank minder bewezen dan de officier van justitie en anderzijds is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie niet in overeenstemming is met de straffen die rechters in vergelijkbare gevallen opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 45, 57, 63, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en subsidiair en de onder 2 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en mr. A. Bonder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 april 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 7] en [verbalisant 8] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023046239 , gesloten op 21 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p. 99.
3.De eigen waarneming van de rechtbank gedaan in raadkamer aan de hand van de foto’s op p. 103-108.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] door de rechter-commissaris d.d. 12 september 2023, separaat aan het procesdossier toegevoegd.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] door de rechter-commissaris d.d. 12 september 2023, separaat aan het procesdossier toegevoegd.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2024.
7.Het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 5] , p. 14-16.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 52.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 56.
10.Het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] , p. 28-29.
11.De eigen waarneming van de rechtbank gedaan in raadkamer aan de hand van de foto’s op p. 39.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 40.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2024.
14.Het proces-verbaal aangifte [jeugdbeschermer] , met bijlage, p. 44-46.
15.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] door de rechter-commissaris d.d. 25 september 2023, separaat aan het procesdossier toegevoegd.
16.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 47.
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 49.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 61.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 66-68.