ECLI:NL:RBGEL:2024:221

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
10542697 CV EXPL 23-1773
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop scootmobiel en ontbindingsrecht bij overeenkomst op afstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een consument en een verkoper over de koop van een scootmobiel. De consument, aangeduid als [eisende partij], had op 26 januari 2023 een koopovereenkomst gesloten met de verkoper, aangeduid als [gedaagde partij], voor een scootmobiel met extra accu's. Na de levering op 27 januari 2023 heeft de consument op 31 januari 2023 gebruik gemaakt van zijn wettelijke herroepingsrecht en de overeenkomst ontbonden. De consument vorderde terugbetaling van de koopprijs van € 6.499,=, terwijl de verkoper zich op het standpunt stelde dat er sprake was van maatwerk, waardoor het ontbindingsrecht niet van toepassing zou zijn.

De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst een overeenkomst op afstand betrof en dat de consument recht had op ontbinding, omdat de verkoper zijn informatieplicht had geschonden door niet te informeren over het ontbindingsrecht. De rechter bekrachtigde de ontbinding van de overeenkomst en veroordeelde de verkoper om de koopprijs terug te betalen, met inachtneming van de wettelijke rente. De vorderingen van de verkoper in voorwaardelijke reconventie, waaronder schadevergoeding en gebruiksvergoeding, werden afgewezen, omdat de consument niet aansprakelijk was voor eventuele schade of kosten als gevolg van de ontbinding. De rechter stelde ook dat de kosten voor de terugzending van de scootmobiel voor rekening van de verkoper kwamen.

De uitspraak benadrukt de rechten van consumenten bij overeenkomsten op afstand en de verplichtingen van verkopers om consumenten correct te informeren over hun rechten, met name het recht op ontbinding. De rechter heeft de proceskosten aan de zijde van de consument toegewezen, terwijl de vorderingen van de verkoper in reconventie werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaakgegevens : 10542697 CV EXPL 23-1773
Grosse aan : beide partijen
Verzonden d.d. :
vonnis d.d. 17 januari 2024 van de kantonrechter
in de zaak van:
[eisende partij] ,
gevestigd te [plaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.J. Meijer,
tegen:
[gedaagde partij] , h.o.d.n. [handelsnaam] ,
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.J.H. Mühlstaff.
De eisende partij wordt hierna “ [eisende partij] ” genoemd en de gedaagde partij “ [gedaagde partij] ”.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Dit verloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 augustus 2023
- de aantekeningen van de griffier van de op 25 oktober 2023 gehouden mondelinge behandeling, waar door mr. Meijer spreekaantekeningen, tevens conclusie van antwoord in reconventie, zijn voorgedragen en (samen met enkele foto’s) zijn overgelegd.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op 26 januari 2023 een koopovereenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten op grond waarvan [eisende partij] van [gedaagde partij] een scootmobiel [merk 1] met vier accu’s en een lader (hierna: de scootmobiel) heeft gekocht.
2.2.
[eisende partij] is deze overeenkomst aangegaan als consument (natuurlijk persoon, niet handelend in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf), terwijl [gedaagde partij] daarbij handelde in de uitoefening van zijn bedrijf.
2.3.
De koopprijs voor de scootmobiel bedroeg € 6.499,= en was als volgt opgebouwd:
[merk 1] € 2.999,=
1e lithium accu € 650,=
2e, 3e, 4e lithium accu € 2.550,=
Zware10 Ah lader € 300,=
[gedaagde partij] heeft de koopprijs bij factuur van 26 januari 2023 aan [eisende partij] in rekening gebracht en [eisende partij] heeft deze voorafgaand aan de levering van de scootmobiel voldaan.
2.4.
Blijkens een door [eisende partij] getekende ontvangstbevestiging is de scootmobiel op vrijdag 27 januari 2023 door de heer. [naam 1] (hierna: [naam 1] ), een medewerker van [gedaagde partij] , bij [eisende partij] thuis afgeleverd.
2.5.
Bij e-mail van 31 januari 2023 heeft [eisende partij] een beroep gedaan op het wettelijke herroepingsrecht en [gedaagde partij] verzocht om binnen 14 dagen de koopprijs van € 6.499,= terug te betalen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst bekrachtigt;
b. [gedaagde partij] veroordeelt om aan [eisende partij] € 6.499,= te betalen, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 2 mei 2023 of de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
c. [gedaagde partij] veroordeelt om wegens gemaakte kosten bij de Consumentenbond aan [eisende partij] € 180,= te betalen, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
d. [gedaagde partij] veroordeelt om aan buitengerechtelijke incassokosten € 699,95 aan [eisende partij] te betalen, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
e. [gedaagde partij] veroordeelt in de proceskosten en nakosten.
3.2.
Aan zijn vordering heeft [eisende partij] - samengevat - het volgende ten grondslag gelegd. De overeenkomst betreft een op afstand gesloten consumentenkoopovereenkomst. [gedaagde partij] heeft zijn wettelijke verplichting (van art. 6:230m lid 1 sub h en sub k BW) om [eisende partij] te informeren over het al dan niet bestaan van een ontbindingsrecht geschonden. Daarom heeft [eisende partij] het recht de overeenkomst zonder opgave van redenen te ontbinden. [eisende partij] heeft ook op grond van art. 6:230o BW het recht de overeenkomst binnen veertien dagen na aflevering te ontbinden. Doordat [eisende partij] zich op 31 januari 2023 op zijn ontbindingsrecht heeft beroepen, is de koopovereenkomst ontbonden. [gedaagde partij] moet daarom de volledige koopprijs terugbetalen. Ondanks aanmaningen is [gedaagde partij] echter niet tot terugbetaling overgegaan. De vermogensschade die [eisende partij] heeft geleden, moet [gedaagde partij] daarom ook vergoeden. Die schade bestaat uit buitengerechtelijke incassokosten van € 699,95, een bedrag van € 180,= voor het inschakelen van de Consumentenbond en wettelijke rente.
3.3.
[gedaagde partij] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij] met veroordeling van [eisende partij] in de proceskosten en nakosten. Dat verweer zal hierna zo nodig nader worden besproken.

4.Het geschil in voorwaardelijke reconventie

4.1.
Voor het geval de koopovereenkomst is of wordt ontbonden, vordert [gedaagde partij] dat de kantonrechter [eisende partij] veroordeelt de scootmobiel terug te bezorgen bij [gedaagde partij] en aan [gedaagde partij] te vergoeden:
1. de aan de scootmobiel veroorzaakte schade;
2. de kosten van herstel van de gedane aanpassingen aan de scootmobiel (voor zover mogelijk);
3. een gebruiksvergoeding over de periode tussen de aflevering van de scootmobiel en de ontbinding van de koopovereenkomst;
4. de waardevermindering van de scootmobiel;
5. de kosten van instructie en de aflevering van de scootmobiel;
een en ander nader op te maken bij staat.
4.2.
Aan deze vorderingen legt [gedaagde partij] , kort weergegeven, het volgende ten grondslag. Als de koopovereenkomst is of wordt ontbonden, moet [eisende partij] de scootmobiel teruggeven in de staat waarin deze bij de aflevering verkeerde. [eisende partij] heeft na de aflevering echter schade gereden met de scootmobiel. Deze schade moet hij vergoeden, net als de waardevermindering van de scootmobiel door eventueel niet-herstelbare schade.
[gedaagde partij] heeft de scootmobiel op verzoek van [eisende partij] zodanig aangepast dat deze “custom-made” is en niet zonder meer in die staat verder kan worden verhandeld. De kosten voor het herstel van deze aanpassingen moet [eisende partij] daarom vergoeden.
[eisende partij] moet ook een vergoeding betalen over de periode tussen de levering en de teruggave van de scootmobiel. Ten tijde van de levering was er namelijk maximaal tien kilometer met de scootmobiel gereden en omdat dat aantal inmiddels zal zijn opgelopen, is de scootmobiel niet meer als nieuw (verder) te verkopen.
Ten slotte heeft [gedaagde partij] kosten gemaakt voor de aflevering van de scootmobiel en de instructie bij [eisende partij] thuis. Ook deze kosten moet [eisende partij] vergoeden.
Omdat [eisende partij] de scootmobiel nog niet heeft teruggegeven, kan [gedaagde partij] de omvang van de hiervoor genoemde kosten in dit stadium nog niet concreet vaststellen.
5. De verdere beoordeling van de geschillen in conventie en voorwaardelijke reconventie
Overeenkomst op afstand
5.1.
De onderhavige consumentenovereenkomst is aan te merken als een overeenkomst op afstand als bedoeld in art. 6:230g lid 1 sub e BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Tussen partijen is niet in geschil dat de overeenkomst is gesloten op 26 januari 2023, derhalve voorafgaand aan de levering van de scootmobiel. Tot aan het sluiten van de overeenkomst hebben partijen uitsluitend via een middel voor communicatie op afstand (telefoon en e-mail) contact met elkaar gehad over de inhoud (de specificaties van de scootmobiel en de (geoffreerde) prijs) van de te sluiten overeenkomst en zijn zij niet in elkaars persoonlijke aanwezigheid geweest. Voorts geldt dat de onderhavige overeenkomst is gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop op afstand. Uit de stellingen in de dagvaarding en het verhandelde ter zitting blijkt namelijk dat [eisende partij] via internet (Google) de website van [gedaagde partij] heeft gevonden. Met behulp van de contactgegevens op die website heeft hij vervolgens telefonisch contact met [gedaagde partij] opgenomen om informatie in te winnen over (de specificaties, mogelijke aanpassingen en prijs van) de scootmobiel. Nadien is per e-mail de offerte aan [eisende partij] toegestuurd. Uit de stellingen van [gedaagde partij] volgt dat deze wijze van contact en contracteren gebruikelijk is. Hoewel de website van [gedaagde partij] een webshop bevat, heeft [gedaagde partij] naar eigen zeggen nog nooit een online bestelling ontvangen. Volgens [gedaagde partij] is het voorts gebruikelijk dat wordt onderhandeld over de uitvoering en specificaties van een scootmobiel en nemen klanten daartoe altijd telefonisch contact op, waarna de overeenkomst dan ook telefonisch en/of per e-mail wordt gesloten. Dit betekent dat bij de totstandkoming van de onderhavige overeenkomst geen sprake was van een min of meer toevallig gebruik van telefoon en/of e-mail, maar dat dit de wijze is waarop [gedaagde partij] stelselmatig contracteert. Deze wijze wordt in de hand gewerkt door het op de eigen website expliciet vermelden van contactgegevens voor communicatie op afstand (het telefoonnummer en e-mailadres), terwijl geen fysieke winkel of bezoekadres is vermeld. Via de wel vermelde contactgegevens kan vervolgens de overeenkomst tot stand komen, hetgeen ook in het geval van [eisende partij] is gebeurd. De contactgegevens zijn dus gericht op het verwerven van bestellingen.
Ontbindingsrecht
5.2.
Op een overeenkomst op afstand als de onderhavige is afdeling 5.2B van boek 6 BW van toepassing, meer in het bijzonder de paragrafen 3 en 5 daarvan. Dat betekent dat [eisende partij] op grond van art. 6:230o BW een ontbindingsrecht heeft, tenzij sprake is van één van de uitzonderingen van art. 6:230p BW. [gedaagde partij] heeft gesteld dat de scootmobiel zodanig naar wens van [eisende partij] is aangepast dat sprake is van maatwerk en daarmee van de uitzondering als bedoeld in sub f-1 van art. 6:230p BW. Anders dan [eisende partij] kennelijk meent, moet worden beoordeeld of inderdaad sprake is van deze uitzondering en kan niet aan die beoordeling voorbij worden gegaan. Aan [eisende partij] kan worden toegegeven dat, zoals door [gedaagde partij] ter zitting erkend, vaststaat dat [gedaagde partij] [eisende partij] niet heeft geïnformeerd over het wel of niet bestaan van zijn ontbindingsrecht. Daartoe was [gedaagde partij] op grond van sub h dan wel sub k van art. 6:230m lid 1 BW wel gehouden. Uit de Nederlandse wet, de richtlijn consumentenrechten [1] of de op dit punt bestaande jurisprudentie volgt echter niet dat een schending van één van deze informatieplichten tot gevolg heeft dat een ontbindingsrecht ontstaat als dat er niet is op grond van art. 6:230o en 6:230p BW. De informatieplicht van art. 6:230m lid 1 BW sub h dan wel sub k geldt immers alleen als voor de consument wel dan wel juist geen ontbindingsrecht bestaat. Óf de consument wel of geen ontbindingsrecht heeft, moet worden beoordeeld aan de hand van art. 6:230o en 6:230p BW.
5.3.
Na het eerder genoemde overleg op afstand tussen partijen heeft [eisende partij] gekozen voor een extra accupakket, bestaande uit 4 lithium accu’s, op de standaard [merk 1] scootmobiel. Niet in geschil is dat [gedaagde partij] de scootmobiel ten behoeve van dit accupakket heeft aangepast. Deze aanpassingen vallen naar het oordeel van de kantonrechter echter niet onder de uitzondering van art. 6:230p sub f-1 BW. Die uitzondering is namelijk niet bedoeld voor gevallen waarin de consument kiest voor één of meer standaardopties die een handelaar aanbiedt. Dan is immers geen sprake van volgens de specificaties van de consument vervaardigde zaken die niet geprefabriceerd zijn en die worden vervaardigd op basis van een individuele keuze van de consument. Het onderhavige accupakket kwalificeert als een standaardoptie als hiervoor bedoeld. Zoals - naar aanleiding van de stellingen van [eisende partij] op dit punt - ter zitting is besproken en vastgesteld, worden de bestelde accu’s namelijk standaard aangeboden op de website van [gedaagde partij] (onder het expliciete tabblad “accu-opties”). De daar genoemde meerprijzen komen ook overeen met de meerprijzen die aan [eisende partij] zijn berekend. Weliswaar heeft [gedaagde partij] toegelicht dat het inbouwen van de extra accu’s behoorlijk wat werk kost en een scootmobiel daartoe aangepast moet worden, maar dit maakt niet dat het accupakket niet (langer) als standaardoptie kan worden gezien. Dit geldt te meer nu [gedaagde partij] erkent dat hij [eisende partij] niet heeft laten weten dat het accupakket uitgebreide aanpassingen aan de scootmobiel zou vergen, laat staan zodanig dat [eisende partij] daarmee geen ontbindingsrecht meer zou toekomen, en deze aanpassingen evenmin blijken uit de beschrijving van de extra accu-mogelijkheden op de website van [gedaagde partij] . Daardoor mocht [eisende partij] ervan uitgaan dat het accupakket wel degelijk een standaardoptie betrof.
5.4.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat het uiteraard denkbaar is dat in andere (al dan niet toekomstige) overeenkomsten op afstand of buiten de verkoopruimte door [gedaagde partij] wel degelijk maatwerk als bedoeld in art. 6:230p sub f-1 BW is geleverd. In die gevallen komt de consument geen ontbindingsrecht toe. Het zij herhaald dat op [gedaagde partij] dan echter wel de verplichting rust de consument te informeren over het ontbreken van het ontbindingsrecht (art. 6:230m lid 1 sub k jo art. 6:230t lid 1 dan wel 6:230v lid 7 BW). Aan schending van deze verplichting kunnen ambtshalve gevolgen (anders dan het alsnog ontstaan van een herroepingsrecht) worden verbonden ten aanzien van mogelijke vorderingen van [gedaagde partij] .
5.5.
Uit het vorenstaande volgt dat geen sprake is van een in de wet genoemde uitzondering op het ontbindingsrecht. Zodoende kon [eisende partij] de overeenkomst op grond van art. 6:230o BW ontbinden, zoals hij per e-mail van 31 januari 2023, derhalve binnen de wettelijke termijn van veertien dagen na ontvangst van de scootmobiel, heeft gedaan. Of [eisende partij] een valide reden voor deze ontbinding heeft gegeven, behoeft niet te worden beoordeeld. Op grond van de wet mocht hij immers zonder opgave van reden tot ontbinding overgaan. Dit betekent dat de overeenkomst per 31 januari 2023 is ontbonden.
5.6.
De algemene gevolgen van deze ontbinding worden geregeld door art. 6:271 BW. In aanvulling op deze algemene regels gelden er specifieke regels. Deze staan ten aanzien van de verplichtingen van de handelaar in art. 6:230r BW en ten aanzien van de verplichtingen van de consument in art. 6:230s BW. Meer specifiek wordt daarover het volgende overwogen.
Gevolgen van de ontbinding voor de vorderingen in conventie
5.7.
De gevorderde bekrachtiging van de ontbinding van de overeenkomst zal worden toegewezen.
5.8.
Als gevolg van de ontbinding is [gedaagde partij] gehouden de volledige koopprijs van € 6.499,= aan [eisende partij] terug te betalen. Op grond van art. 6:230r lid 4 BW en art. 13 lid 3 van Richtlijn 2011/83/EU mag [gedaagde partij] echter wachten met de terugbetaling totdat hij de scootmobiel heeft teruggekregen of tot [eisende partij] heeft aangetoond dat hij de scootmobiel heeft teruggezonden (al naar gelang welk moment het eerst valt). [gedaagde partij] zal daarom slechts worden veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs binnen veertien dagen nadat hij de scootmobiel heeft teruggekregen of tot [eisende partij] heeft aangetoond dat hij de scootmobiel heeft teruggezonden (al naar gelang welk moment het eerst valt).
5.9.
De mede gevorderde wettelijke rente is, gelet op het vorenstaande, slechts toewijsbaar over de koopprijs van € 6.499,= vanaf veertien dagen nadat [gedaagde partij] de scootmobiel heeft teruggekregen of tot [eisende partij] heeft aangetoond dat hij de scootmobiel heeft teruggezonden (al naar gelang welk moment het eerst valt). Nu geen sprake is van verzuim ten aanzien van de terugbetaling van de koopprijs, kan van toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten geen sprake zijn. Deze kosten worden daarom afgewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde kosten voor het inschakelen van de Consumentenbond, welke kosten eveneens buitengerechtelijke incassokosten vormen, althans kosten als bedoeld in art. 6:96 lid 2 sub c BW.
Gevolgen van de ontbinding voor de vorderingen in voorwaardelijke reconventie
5.10.
[eisende partij] dient op zijn beurt de scootmobiel aan [gedaagde partij] terug te geven en wel inclusief de door [gedaagde partij] gedane aanpassingen. In zoverre is de vordering van [gedaagde partij] dus toewijsbaar. De uiterste termijn voor de teruglevering zal daarbij worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis. Daarbij wordt opgemerkt dat niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde partij] [eisende partij] heeft geïnformeerd over de kosten van retourzending en dat [eisende partij] deze kosten zou moeten dragen. Daartoe was hij wel gehouden op grond van art. 6:230m lid 1 sub i BW. De kosten voor terugzending komen daarom voor rekening van [gedaagde partij] (art. 6:230s lid 2 BW).
5.11.
De door [gedaagde partij] daarnaast gevorderde (schade)vergoedingen worden echter afgewezen, omdat voor toewijzing daarvan geen rechtsgrond is gesteld of gebleken. Art. 6:230s lid 6 BW bepaalt immers juist dat een consument niet aansprakelijk is en geen kosten verschuldigd is als gevolg van de uitoefening van zijn ontbindingsrecht. Dat is slechts anders in geval van het bepaalde in art. 6:230r lid 3 en art. 6:230s lid 3 BW, maar dat sprake is van één van deze twee uitzonderingsbepalingen, is onvoldoende gesteld of gebleken. Meer in het bijzonder kan in het midden blijven of [eisende partij] schade aan de scootmobiel heeft veroorzaakt, hetgeen door [gedaagde partij] is gesteld en door [eisende partij] betwist. Zelfs als [eisende partij] schade zou hebben gereden met de scootmobiel en daarmee de behandeling van de scootmobiel verder is gegaan dan noodzakelijk om de aard, werking en kenmerken daarvan vast te stellen, geldt dat [eisende partij] op grond van art. 6:230s lid 3 laatste zin BW niet aansprakelijk is voor een eventuele waardevermindering van de scootmobiel. Als gezegd staat immers vast dat [gedaagde partij] de informatieverplichting van art. 6:230m lid 1 sub h BW heeft geschonden door [eisende partij] niet te informeren over het bestaan van zijn ontbindingsrecht.
Overige overwegingen
5.12.
De uitkomst van de procedure resulteert erin dat [eisende partij] de scootmobiel zonder bijkomende vergoeding aan [gedaagde partij] moet teruggeven en [gedaagde partij] de koopsom (in beginsel zonder bijkomende kosten) aan [eisende partij] moet terugbetalen.
5.13.
Gelet op deze uitkomst is [gedaagde partij] de partij die in conventie en voorwaardelijke reconventie overwegend in het ongelijk is gesteld. Weliswaar is in voorwaardelijke reconventie zijn vordering tot teruggave van de scootmobiel toegewezen, maar dat deel van zijn vordering hangt zodanig nauw samen met en vloeit voort uit (de beoordeling van) het geschil in conventie, dat aan dat toegewezen deel minder gewicht toekomt. Dit betekent dat [gedaagde partij] wordt veroordeeld in de proceskosten.
Die kosten worden aan de zijde van [eisende partij] tot op heden vastgesteld op € 244,= aan griffierecht, € 330,= aan salaris gemachtigde en € 129,14 aan explootkosten (waarbij geldt dat een bedrag van € 5,75 exclusief btw aan “leges” wordt afgewezen, omdat niet duidelijk is op wat voor leges dat bedrag ziet en dus onvoldoende grondslag voor dit bedrag is gesteld of gebleken). Voorts wordt voor de voorwaardelijke reconventie geen gemachtigdensalaris toegekend aan [eisende partij] , gelet op de al genoemde samenhang tussen de geschillen in conventie en voorwaardelijke reconventie. De proceskosten aan de zijde van [eisende partij] worden daarom in voorwaardelijke reconventie vastgesteld op nihil.
De (in conventie gevorderde) nakosten worden toegewezen tot een half salarispunt van het toegewezen salaris met een maximum van € 132,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
5.14.
Hetgeen partijen overigens nog hebben aangevoerd, behoeft geen verdere beoordeling. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen en geoordeeld kan dat namelijk niet tot een andere uitkomst leiden.
5.15.
Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaart. Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
6.1.
bekrachtigt dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden op 31 januari 2023;
6.2.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan [eisende partij] € 6.499,= te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf veertien dagen nadat [gedaagde partij] de scootmobiel heeft teruggekregen of tot [eisende partij] heeft aangetoond dat hij de scootmobiel heeft teruggezonden (al naar gelang welk moment het eerst valt);
6.3.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot op heden vastgesteld op € 703,14;
6.4.
veroordeelt [gedaagde partij] in de nakosten, tot op heden begroot op € 132,= aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in voorwaardelijke reconventie:
6.6.
veroordeelt [eisende partij] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de scootmobiel inclusief de daaraan door [gedaagde partij] gedane aanpassingen aan [gedaagde partij] terug te zenden, dan wel deze te overhandigen aan [gedaagde partij] of een persoon die door [gedaagde partij] is gemachtigd om de scootmobiel in ontvangst te nemen;
6.7.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot op heden vastgesteld op nihil;
en voorts in conventie en voorwaardelijke reconventie:
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
MF

Voetnoten

1.Richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten