ECLI:NL:RBGEL:2024:2194

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
05.022855.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdenkingen met betrekking tot hennepteelt en diefstal van elektriciteit

Op 16 april 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte drie hoofdpunten: het telen van hennepplanten, het stelen van elektriciteit van Liander N.V., en het in bezit hebben van diverse goederen die bestemd waren voor de hennepkwekerij. De officier van justitie stelde dat het telen van hennep wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar eiste vrijspraak voor de andere twee punten. De raadsman pleitte voor vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten.

Tijdens de zitting werd vastgesteld dat op 28 juli 2020 in een pand een hennepkwekerij met 360 hennepplanten was aangetroffen. De verdachte was niet de eigenaar van het pand en had slechts sporadisch geholpen met het knippen van hennepplanten, waarvoor hij betaald werd. Er was DNA van de verdachte aangetroffen op enkele goederen in de kwekerij, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende bewijs opleverde voor een grotere betrokkenheid bij de hennepteelt. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van medeplegen, aangezien de verdachte niet meer had gedaan dan sporadisch helpen met knippen.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor een materiële of intellectuele bijdrage aan de beschuldigingen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. E.H.T. Rademaker als voorzitter fungeerde, samen met mr. E.S.M. van Bergen en mr. T. Mol. De griffier, mr. E.A. Clevers, was ook aanwezig tijdens de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/022855-22
Datum uitspraak : 16 april 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. C. Sira, advocaat in Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 28 juli 2020 te [plaats] , gemeente Nunspeet tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 360, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 28 juli 2020 te [plaats] , gemeente Nunspeet, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, elektriciteit, althans enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan Liander N.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 28 juli 2020 te [plaats] , gemeente Nunspeet, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten
- (een of meer ruimte(n) op) het perceel aan de [adres 2] en/of
- een elektriciteitskabel over/door het perceel aan de [adres 2] en/of
- 105, althans een aantal, assimilatielampen en/of
- 85, althans een aantal, armaturen en/of
- 100, althans een aantal, transformatoren en/of
- een aantal afzuigslangen en/of koppelstukken en/of
- 3 , althans een aantal, schakelborden en/of
- een snelheidsregelaar en/of
- een tijdschakelaar en/of
- 4, althans een aantal, koolstoffilters en/of
- 3, althans een aantal, slakkenhuizen en/of
- 11, althans een aantal, ventilatoren en/of
- 1 temperatuurventilatieregelaar en/of
- 4 hygro-ph/ec en thermometer en/of
- 10, althans een aantal, water-, beluchting- en dompelpompen en/of
- 3, althans een aantal, opticlimats en/of
- 11, althans een aantal, (zogenaamde) cannacutters en/of
- 3, althans een aantal, weegschalen
waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tenlastegelegde ten aanzien van het bewerken van de hennepplanten wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2 en 3 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis.
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 voor vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank overweegt dat op 28 juli 2020 in een pand aan de [adres 2] te [plaats] een hennepkwekerij met 360 hennepplanten is aangetroffen. In dat pand bevonden zich tevens de onder feit 3 genoemde goederen. Ook was sprake van diefstal van stroom.
Verdachte was niet de eigenaar of huurder van het pand. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat zich in het pand een hennepkwekerij bevond, omdat hij eind juni 2019 mensen heeft betrapt met graven in de tuin. [naam] , de eigenaar van het pand, was toen op vakantie. Verdachte had van [naam] de sleutels gekregen om de vissen te voeren en de planten in de woning water te geven. De mensen vroegen toen aan verdachte of hij hen wilde helpen met knippen. Verdachte heeft naar eigen zeggen in totaal drie keer geholpen met knippen, waarvoor hij € 150,- per keer ontving.
In de hennepkwekerij zijn twee handschoenen en een peuk aangetroffen, waarop – kort gezegd – DNA van verdachte is aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat er DNA van verdachte op deze goederen is aangetroffen, nog niet maakt dat de betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij groter moet zijn geweest dan het driemaal knippen van hennepplanten. De rechtbank is van oordeel dat er ook geen ander bewijs is voor een grotere betrokkenheid van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is het enkele drie keer knippen van hennepplanten onvoldoende voor de conclusie dat sprake is van een materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht aan de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank is aldus van oordeel dat geen sprake is van medeplegen. Medeplichtigheid is niet ten laste gelegd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.

4.De beslissing

De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. T. Mol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 april 2024.
mr. Van Bergen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.