ECLI:NL:RBGEL:2024:217

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
05-720002-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor openlijk geweld, bedreiging en wapenbezit in Apeldoorn

Op 11 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 36-jarige man uit Duiven, die werd beschuldigd van openlijk geweld, bedreiging en het voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur. De zaak kwam voort uit een incident op 9 december 2019 in Apeldoorn, waar de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen meerdere slachtoffers, waaronder bedreigingen met een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld en dat zijn verklaring over het voorhanden hebben van een stok in plaats van een vuurwapen ongeloofwaardig was. De verdediging voerde aan dat er sprake was van noodweer, maar de rechtbank verwierp dit argument, omdat er geen bewijs was voor een ogenblikkelijke aanranding. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en legde de verdachte een taakstraf op, waarbij ook zijn eerdere veroordelingen in aanmerking werden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/720002-21
Datum uitspraak : 11 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in ( [postcode 1] ) [woonplaats] ,
Raadsman: mr. J .B.A. Kalk, advocaat in Enschede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 december 2019 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een afgezaagd jachtgeweer, althans een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, een of meerdere keren op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] te richten, en/of
-(dreigend) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen "nou moet je opkankeren, anders
schiet ik je dood", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 9 december 2019 te Apeldoorn, openlijk, te weten op of aan de Sikkel, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging (te weten met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]
en/of [medeverdachte 4] ) geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , door
- die [slachtoffer 2] te duwen en/of
- pepperspray, althans een met pepperspray vergelijkbare stof, in de ogen, althans het gezicht, van die [slachtoffer 2] te spuiten en/of
- een of meerdere keren een pistool/revolver, althans een vuurwapen, althans
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] te richten en/of
- met een pistool/revolver/afgezaagd jachtgeweer, althans een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, achter die [slachtoffer 2] aan te rennen en/of
- achter die [slachtoffer 1] aan te rennen en/of die [slachtoffer 1] naar/op de grond te duwen/trekken en/of
- met een bezemsteel/stok, althans een hard en/of zwaar voorwerp, achter die [slachtoffer 1] aan te rennen en/of
- een afgezaagd jachtgeweer, althans een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen de buik en/of heup, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] te zetten/drukken en/of
- zich niet te onttrekken aan de situatie en/of (daardoor) bij te dragen aan
een gewelddadige en/of dreigende sfeer;
3.
hij op of omstreeks 9 juni 2020 te Duiven
- een of meerdere wapens van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten twee stroomstootwapens, (telkens) zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht en/of
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasrevolver, van het merk Smith & Wesson, type Grizzly, kaliber 9mm RK, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 300 kogelpatronen van het kaliber .22 Flobert (6mm) en/of 6 knalpatronen van het kaliber 9mm RB voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat er sprake was van een noodweersituatie.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 en feit 2 op het standpunt gesteld dat er sprake was van noodweer en dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor de bedreiging en openlijke geweldpleging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Hij moet worden vrijgesproken voor zover het een wapen betreft. De verdediging wijst hierbij op verschillende berichten die [betrokkene 1] (hierna [betrokkene 1] ) gestuurd heeft en waarbij ze om hulp vroeg. De verdediging voert hiertoe aan dat verdachte en zijn vriendin [betrokkene 1] werden aangevallen door de familie [slachtoffer 2 en 3] en dat verdachte zich hiertegen mocht verdedigen door dreigende taal uit te slaan en door te doen alsof hij een groot wapen onder een handdoek had. Daarbij heeft de verdediging aangevoerd dat [slachtoffer 2] bekend staat als vuurwapengevaarlijk en dat dit voor extra gevoelens van onveiligheid en dreiging zorgde. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat hij dit voorhanden had zodat hij de familie [slachtoffer 2 en 3] kon afschrikken als ze onaangekondigd op bezoek zouden komen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1 en feit 2
Aangever [slachtoffer 2] heeft aan de hand van de camerabeelden van 9 december 2019 van de Sikkel in Apeldoorn verklaard dat hij met de auto aan kwam rijden. Hij was de bestuurder van de auto. In deze auto zaten ook [slachtoffer 1] , zijn vader [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) en [getuige 1] . Aangever zag [verdachte] (hierna: [verdachte] ) links naast de auto staan. Hij had een witte doek in zijn handen en daaronder zag aangever een geweer. Aangever rende op drie jongens af die buiten beeld stonden en [slachtoffer 1] liep ook in die richting weg. Aangever herkende van deze jongens alleen [medeverdachte 3] (hierna [medeverdachte 3] ). [medeverdachte 3] kwam op aangever aflopen. Hij zag dat [medeverdachte 3] een klein pistool bij zich had, waarmee hij op aangever richtte. Hierop heeft aangever [medeverdachte 3] gelijk geslagen. [medeverdachte 3] had een bril op en die heeft aangever van zijn gezicht geslagen toen [medeverdachte 3] het pistool op hem richtte. Toen aangever [medeverdachte 3] had geslagen, draaide hij zich om naar [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] , hierna [medeverdachte 1] ). Hij zag en voelde dat [medeverdachte 1] pepperspray in zijn ogen spoot. Na een tijdje gingen zijn ogen branden en wreef hij in zijn ogen. Zijn vader stapte uit de auto en liep in de richting van [verdachte] . Aangever zag dat [verdachte] het witte doek in de richting van zijn vader richtte. Zijn vader deinsde terug. Aangever ziet op de camerabeelden dat [verdachte] het witte doek op [slachtoffer 1] richtte. [slachtoffer 1] wordt ook wel [slachtoffer 1] genoemd. Op de camerabeelden ziet aangever dat [verdachte] weer op [slachtoffer 1] richtte en op hem afliep. Aangever hoorde dat [verdachte] tegen [slachtoffer 1] zei: ‘Nou moet je opkankeren, anders schiet ik je dood.’. Op 00:31:03 ziet aangever [medeverdachte 3] in beeld komen. In zijn rechterhand had hij een klein vuurwapen. Dit was een zilvergrijs vuurwapen. Om 00:31:11 komt [medeverdachte 1] in beeld. In zijn rechterhand heeft hij een stok vast. Aangever ziet dat [verdachte] op [slachtoffer 1] afloopt en weer met het witte doek met daaronder het geweer op [slachtoffer 1] richt. Om 00:31:27 ziet aangever dat [medeverdachte 3] een vuurwapen op het hoofd van aangever richt. Om 00:31:45 ziet aangever dat [verdachte] het wapen met het witte doek eroverheen overgeeft aan [medeverdachte 2] (hierna [medeverdachte 2] ). Aangever zag [medeverdachte 2] met het wapen staan. Op een gegeven moment deinst aangever naar achteren en dat kwam omdat [verdachte] hem duwde. Om 00:31:54 heeft [medeverdachte 3] het witte doek met daaronder het geweer vast. Op 00:32:33 ziet aangever dat [medeverdachte 2] het geweer met het witte doek in de zij van zijn vader duwt. Aangever heeft dit ook gezien toen hij daar zelf stond. Op 00:32:10 ziet aangever [medeverdachte 1] met een stok achter [slachtoffer 1] aanrennen. Op 00:32:38 richt [medeverdachte 3] het kleine vuurwapen op aangever. [verdachte] staat achter [medeverdachte 3] met in zijn rechterhand het doek met daaronder het geweer. Aangever rent weg, terwijl dat zij beiden achter hem aan rennen en beiden het vuurwapen op hem richten. [2]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij uit de auto kwam en op [verdachte] afliep. Hij zag dat [verdachte] iets onder een wit laken of onder een witte handdoek of witte doek had. Het was een jachtgeweer of een rit (de rechtbank begrijpt: riot). Hij ziet op de camerabeelden dat [verdachte] het jachtgeweer of de riot met het laken eroverheen richt in de richting van [slachtoffer 1] . Op de camerabeelden ziet hij dat [slachtoffer 1] door [medeverdachte 1] achterna wordt gezeten. [medeverdachte 1] heeft een stok in zijn rechterhand. Hij ziet dat de jongen met bontkraag met een pistool richt op [slachtoffer 2] ’s hoofd. Dit heeft [slachtoffer 3] toen zelf gezien. Hij ziet dat die andere jongen ook achter [slachtoffer 2] aan rent en dat hij richt met het witte doek met daaronder het vuurwapen. Dit heeft [slachtoffer 3] zelf gezien. Op het moment dat [slachtoffer 3] met [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ) stond te praten, kreeg hij, [slachtoffer 3] , een vuurwapen in zijn zij. [3]
[slachtoffer 1] heeft aan de hand van de camerabeeld verklaard dat [verdachte] iets wits, een doek, in zijn handen heeft met daaronder iets wat lijkt op een geweer. Hij ziet dat [verdachte] met twee handen aan een voorwerp onder een doek richt. Hij richt eerst op [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) en dan richt hij op hemzelf. Hij ziet dat [verdachte] dat ding met het witte doek erover weer op hem, [slachtoffer 1] , richt en op hem af komt rennen. [slachtoffer 1] zag dat het een geweer was, maar zag niet wat voor soort. [slachtoffer 1] ziet op de beelden dat iemand een pistool op het hoofd van [slachtoffer 2] richt. Hij ziet dat [verdachte] dat ding met die doek erover aan iemand anders geeft en dat [slachtoffer 2] een duw krijgt. Die met de bontkraag heeft dat grote ding met het witte doek erover in zijn handen. [medeverdachte 1] heeft een stok in zijn hand en rent achter hem, [slachtoffer 1] , aan. Op de beelden ziet [slachtoffer 1] dat iemand bij [slachtoffer 3] komt staan en iets in zijn zij drukt. Hij weet niet of het een pistool of een geweer is. Hij ziet dat degene met de bontkraag een handvuurwapen op het hoofd van [slachtoffer 2] richt. De tweede persoon met een ding met daarover een witte doek richt ook op [slachtoffer 2] . [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij ineens [verdachte] zag lopen met een theedoek over een ding. Hij denkt dat het een riot gun was. Getuige zag dat [verdachte] naar [slachtoffer 1] toe liep. [verdachte] zette de riot gun op de kop van [slachtoffer 2] . [5]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat in april 2020 [medeverdachte 2] het een en ander heeft verteld over het incident. Hij vertelde getuige dat de vingerafdrukken van [medeverdachte 2] op een wapen zaten en dat [medeverdachte 3] in het rond had geschoten. [medeverdachte 2] vertelde dat iedereen had geschoten. Hiermee bedoelde hij [medeverdachte 4] (hierna [medeverdachte 4] ), [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Getuige weet dat [medeverdachte 2] een wapen had, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] ook. [medeverdachte 2] was vergeten om zijn handschoenen aan te trekken. [6]
Verbalisant heeft de camerabeelden 9 december 2019 van de woning De Sikkel [nummer 1] bekeken. Het camerasysteem had een afwijking van ongeveer twee minuten op de daadwerkelijke tijd. Op 9-12-2019 00:29:53 ziet verbalisant dat het voertuig ter hoogte van de vier personen rijdt, ziet dat de remlichten oplichten en het voertuig tot stilstand komt. Vrijwel direct ziet verbalisant de bestuurder en de bijrijder uitstappen. De bestuurder stap uit, rent direct naar voren en verdwijnt uit beeld. Verbalisant ziet dat de bijrijder vrijwel direct uitstapt en naar de achterzijde van de auto loopt. De derde persoon stapt uit de auto en verdwijnt uit beeld achter de bestuurder aan. Op 9-12-2019 00:30:05 ziet verbalisant dat de bijrijder en de man met het witte voorwerp, mogelijk een doek of een tas, contact maken waarna de bijrijder naar de man met het witte voorwerp toe loopt. De bestuurder komt terug in beeld lopen en verbalisant ziet dat hij meerdere keren met zijn handen aan zijn gezicht voelt. Op 9-12-2019 00:30:32 ziet verbalisant dat de man met het witte voorwerp zijn handen naar voren steekt alsof hij iemand aanwijst. Op 9-12-2019 00:30:46 ziet verbalisant dat de bijrijder terug in beeld loopt. Verbalisant ziet dat de man met het witte voorwerp deze richt op beide personen bij de auto. De bestuurder staat er schuin naast. Op 9-12-2019 00:30:51 ziet verbalisant dat de bijrijder en de bestuurder beiden naar de man met het witte voorwerp toe lopen. De man met het witte trainingsjack heeft een donker langwerpig voorwerp in zijn rechterhand langs zijn lichaam. Op 9-12-2019 00:31:13 ziet verbalisant twee mannen in beeld lopen. Hij ziet dat [naam 2] een lang dun voorwerp in zijn hand houdt. Op 9-12-2019 00:31:52 ziet verbalisant dat het witte voorwerp in handen is van de [naam 2] , de man met de opvallende bontkraag. Op 9-12-2019 00:32:38 is er ineens beweging en loopt de bestuurder ineens achteruit. De [naam 2] met de bontkraag aan zijn jas lijkt iets te richten op de bestuurder en een tweede [naam 2] is in het bezit van het witte voorwerp die de man op foto 3 en foto 6 in eerste instantie had. Op 9-12-2019 00:32:47 ziet verbalisant dat de bestuurder wegrent in de richting van de Haarhamer te Apeldoorn en niet meer in beeld komt. Hij ziet vervolgens dat de man met de opvallende bontkraag en de man met het witte voorwerp weer terugrennen en in de richting van de auto rennen. [7]
In het dossier bevinden zich uitgeluisterde en uitgewerkte tapgesprekken. Deze tapgesprekken bevatten onder meer het volgende:
Tapgesprek van 9 december 2019 om 00:38 uur, sessienummer [nummer 2] [8] Dit betreft een telefoongesprek tussen [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] .
[betrokkene 1]ja ga weg.[medeverdachte 1] er is geschoten overal[betrokkene 1] weet ik[medeverdachte 1] en niemand is gewond[betrokkene 1] jullie moeten allemaal weg, er is allemaal politie onderweg. jullie moeten weg[medeverdachte 1] ik kan niet bellen, iemand moet mij ophalen
Tapgesprek op 9 december 2019 om 01.01 uur, sessienummer [nummer 3] [9]
Dit betreft een gesprek tussen [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] .
[betrokkene 1] [medeverdachte 1] hebben jullie papa al gevonden.
[medeverdachte 1] nee zij zijn waarschijnlijk met de auto weg.
[betrokkene 1] nee want [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en die andere kleine man, die zijn allemaal weg gereden, zij zitten in 1 auto. Jij en dinges zijn samen en die andere kleine is apart weggegaan.
[medeverdachte 1] oh dan weet ik het niet.
[betrokkene 1] nee ik ook niet, hij is spoorloos en omdat hier auto's reden, zijn telefoon is uit. Denk je niet dat hun papa hebben, denk je.
[medeverdachte 1] nee want alleen [slachtoffer 3] die ... ntv de auto uit, maar verder niet en die [slachtoffer 2] die is net weg hier bij ons.
[betrokkene 1] maar wat had die [slachtoffer 2] dan.
[medeverdachte 1] ja nou hij kwam het bos uit springen en hij deed heel normaal, hij zei....ntv dit en dat. Hij wil nou wil die wapenstilstand
[medeverdachte 1] noemt [slachtoffer 2] ‘ [slachtoffer 2] ’, omdat zijn haren een rode kleur hebben. [10]
Tapgesprek op 9 december 20219 om 02.24 uur, sessienummer [nummer 4] [11]
Dit betreft een telefoongesprek tussen [betrokkene 2] en [medeverdachte 4] .
[medeverdachte 4] : Ik was als laatste gekomen... ik ben dus laat gekomen... ik heb nummer 1 wat aangedaan... en dan nummer 2, en hij/zij rijdt met de auto... en toen pakte [medeverdachte 3] (fon)... [medeverdachte 3] (fon) deed nog 2 keer
[betrokkene 2] : Ja, ik zag het... ik zag hem/haar.., verdorie... ik zeg verdorie die persoon
[medeverdachte 4] : Ja, de eerste kreeg 2 keer... maar ik weet niet wie het getroffen had... vraag maar aan [verdachte] (fon). [verdachte] (fon) heeft met iemand gevochten bij [naam 3] (fon) ik heb die persoon wat aangedaan...
[betrokkene 2] : (fluisterend tegen iemand gezegd die bij hem is) Oh [verdachte] ... [verdachte] , ja [verdachte] ... [verdachte] , ken jij [verdachte] ... (niet te verstaan) eerst geslagen eh op de grond ligt... wie was dat toen je geschopt...
[naam 2] : Huh? [slachtoffer 1] (fon).
[betrokkene 2] : Oh hij is klaar?
[naam 2] : Ja.
[medeverdachte 4] : Ja, ik heb hem wat aangedaan...
[betrokkene 2] : Die kent [naam 1] (fon) toch?
[medeverdachte 4] : Ja, want ik dacht... ik zei tegen [naam 1] , ik zeg tegen jou waar is het wie is het dus ik herken...
[betrokkene 2] : Ja, maar ik ben/was niet klaar ik heb met hem/haar gesproken toch?
[medeverdachte 4] : Ik herkende [verdachte] ...
[betrokkene 2] : Ik had gesproken... hij vluchtte met de auto... hij wilde mij overrijden dus ik vroeg aan die persoon...
[medeverdachte 4] : Ja nee... voor die tijd had [verdachte] gevochten...
[betrokkene 2] : Ja?
[medeverdachte 4] : [verdachte] vocht tegen één persoon...
[betrokkene 2] : Ja.
[medeverdachte 4] : Toen was één persoon gevallen... en ik heb hem wat aangedaan...
Tapgesprek op 11 december 2019 om 09.43 uur, sessienummer [nummer 5] [12]
Dit betreft een telefoongesprek tussen [slachtoffer 3] en [naam 1] .
(..) En [medeverdachte 1] , die stond er, die sprong naar buiten, toen zegt [verdachte] , die had die riot, [verdachte] zegt niet doen [slachtoffer 3] , zeg wegwezen [verdachte] . Toen ging [medeverdachte 1] op de loop, ging [slachtoffer 2] d'r achteraan en die gaf 'm een trap, en toen draaide [medeverdachte 1] zich om en die spoot [slachtoffer 2] pepperspray in zijn gezicht, en toen kwam er één of andere gek aan die [slachtoffer 2] met een stok achter op zijn rug sloeg. Dat zag ik allemaal, toen liep ik erheen en toen kwam [naam 1] er aan, toen kwam ik in de loop en [naam 1] was ook in de loop. (..) jullie zijn zulke stoere jongens toch? Leg dat ding eens weg, ik zeg jullie met z'n tweeën, doe het eens. Ik ben niet gek zegt hij, jij staat gelijk weer op. Ik zeg doe dat ding eens weg dan. Maar anders moet je nou schieten. Ik zeg schiet. (..) En toen had [slachtoffer 2] het pistool op de kop gehad, had tegen [slachtoffer 2] nee ik doe mijn jas wel even uit, dan vechten we. Had [slachtoffer 2] gezegd, da's toch beter, we gaan er om vechten. Toen had ie dat pistool aan die vieze met dat maskertje gegeven en die [medeverdachte 2] stond nog met het pistool bij [slachtoffer 2] .
Op maandag 9 december 2019 om 02:20 kwamen verbalisanten voor een forensisch onderzoek aan de locatie De Sikkel [postcode 2] Apeldoorn. Op straat op de plaats delict, tussen de geparkeerde auto’s en de Citroën die de achtertuin ingereden was, werden er meerdere sporendragers waargenomen. Dit betrof onder andere een bril. Aan het begin van het looppad, ter hoogte van een schutting en in de nabijheid van perceel [nummer 6] , lag een chroomkleurig handvuurwapen met een zwarte kolf. [13] Van de pootjes en de neusvleugels van de bril zijn monsters veiliggesteld. [14] Deze monsters zijn door The Maastricht Forensic Institute onderworpen aan DNA-onderzoek. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte [medeverdachte 3] . [15] Van het aangetroffen handvuurwapen zijn onder andere van de ruwe delen + niet bruikbare dacty en het gehele magazijn monsters veiliggesteld. [16] Deze monsters zijn door The Maastricht Forensic Institute onderworpen aan DNA-onderzoek. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte [medeverdachte 2] . [17]
De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat het DNA van [medeverdachte 3] is aangetroffen op de pootjes en neusvleugels van de inbeslaggenomen bril en dat het DNA van [medeverdachte 2] is aangetroffen op de ruwe delen en het gehele magazijn van het inbeslaggenomen vuurwapen.
Verdachte heeft – onder meer – verklaard dat hij op 9 december 2019 op De Sikkel in Apeldoorn aanwezig was en dat hij iemand een duw heeft gegeven. [18]
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] en overweegt daartoe het volgende. Op belangrijke details wordt de verklaring van [slachtoffer 2] ondersteund door andere bewijsmiddelen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat er met pepperspray in zijn ogen is gespoten en dat hij in zijn ogen wreef. Dit wordt ondersteund door het proces-verbaal waarin de camerabeelden zijn beschreven. Op de beelden wordt door de verbalisant waargenomen dat de bestuurder meerdere keren met zijn handen aan zijn gezicht voelde op het moment dat hij terug het beeld in komt lopen. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] verklaard dat hij de bril van het gezicht van [medeverdachte 3] heeft geslagen. Uit het forensisch onderzoek is gebleken dat er kort na het incident een bril is aangetroffen op De Sikkel in Apeldoorn met daarop het DNA van [medeverdachte 3] . Verder verklaart [slachtoffer 2] over de aanwezigheid van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en de aanwezigheid en de rol van verdachte. Dat [medeverdachte 2] op die plek aanwezig was, wordt ondersteund door het wapen dat op De Sikkel is aangetroffen met daarop DNA van [medeverdachte 2] , dit in onderlinge samenhang bezien met de getuigenverklaring van [getuige 2] . [getuige 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] hierover had verteld dat [medeverdachte 2] was vergeten om zijn handschoenen aan te trekken, de vingerafdrukken van [medeverdachte 2] op een wapen zaten en dat iedereen had geschoten. De aanwezigheid en rol van verdachte blijkt naast de verklaring van [slachtoffer 2] ook uit de verklaringen van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [getuige 1] . Daarbij heeft verdachte zelf ook verklaard dat hij ten tijde van het incident op De Sikkel aanwezig was en dat hij iemand een duw heeft gegeven. De aanwezigheid en betrokkenheid van [medeverdachte 1] , waarover [slachtoffer 2] verklaart, wordt ten slotte bevestigd door de inhoud van de opgenomen telefoongesprekken die zijn gevoerd rondom het tijdstip van het incident. [medeverdachte 1] zegt in één van die gesprekken onder meer tegen [betrokkene 1] dat er overal is geschoten, waarop [betrokkene 1] aangeeft dat er allemaal politie onderweg is. [medeverdachte 1] antwoordt hierop dat iemand hem moet ophalen. Vervolgens zegt [medeverdachte 1] dat [slachtoffer 2] net weg is en dat hij een wapenstilstand wil. Uit het dossier blijkt, zoals gezegd, dat [medeverdachte 1] met ‘ [slachtoffer 2] ’ [slachtoffer 2] bedoelt. De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2] op een groot aantal punten wordt bevestigd en ondersteund door ander bewijsmateriaal. De verklaringen van [slachtoffer 2] zijn naar oordeel van de rechtbank bovendien voldoende gedetailleerd en authentiek. Dat [slachtoffer 2] gedeeltelijk een verklaring heeft afgelegd aan de hand van de camerabeelden, maakt dat oordeel niet anders. Ten slotte geldt dat de rechtbank geen indicaties in het dossier is tegengekomen dat [slachtoffer 2] met betrekking tot dit incident niet de waarheid heeft gesproken. De rechtbank acht daarom de verklaringen van [slachtoffer 2] voldoende betrouwbaar en dus bruikbaar voor het bewijs.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank het volgende. Verdachte heeft deel uitgemaakt van een groep die geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] . Verdachte was bij het incident aanwezig en heeft daarbij een geweer met daarover een wit doek gericht op [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ook heeft hij tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij moest opkankeren en dat hij hem anders dood zou schieten. Daarnaast heeft hij [slachtoffer 2] geduwd. Daardoor heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zonder meer een significante bijdrage geleverd aan het openlijk geweld. De verklaring van verdachte ter zitting dat hij onder het witte doek geen geweer maar een stok vast had, acht de rechtbank gelet op de verklaringen van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [getuige 1] volstrekt ongeloofwaardig.
De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde openlijk geweldpleging. De rechtbank acht op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde bedreiging, in vereniging gepleegd.
Noodweer
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 en feit 2 op het standpunt gesteld dat er sprake was van noodweer en dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor de bedreiging en openlijke geweldpleging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Hij moet worden vrijgesproken voor zover het een wapen betreft. De verdediging wijst hierbij op verschillende berichten die [betrokkene 1] gestuurd heeft en waarbij ze om hulp vroeg. De verdediging voert hiertoe aan dat verdachte en zijn vriendin [betrokkene 1] werden aangevallen door de familie [slachtoffer 2 en 3] en dat verdachte zich hiertegen mocht verdedigen door dreigende taal uit te slaan en door te doen alsof hij een groot wapen onder een handdoek had. Daarbij heeft de verdediging aangevoerd dat [slachtoffer 2] bekend staat als vuurwapengevaarlijk en dat dit voor extra gevoelens van onveiligheid en dreiging zorgde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat er sprake was van een noodweersituatie.
Voor noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed. Van een ogenblikkelijke aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor aanranding. De gestelde aanranding moet in redelijkheid beschouwd zodanig bedreigend zijn voor verdachte dat deze kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke aanranding in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht.
Uit het dossier blijkt dat op 8 december 2019 om 19.49 uur, 21.10 uur, 21.11 uur en 21.20 uur door [betrokkene 1] de berichten zijn verstuurd die door de verdediging zijn aangehaald. Echter uit die berichten kan niet blijken dat er op het moment van de ten laste gelegde openlijke geweldpleging, te weten rond 00.30 uur op 9 december 2019, sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Van een dergelijke aanranding blijkt ook niet uit het proces-verbaal waarin de camerabeelden zijn beschreven en/of anderszins uit het dossier. Verder geldt dat de enkele vrees dat in dit geval één van de aanwezigen vuurwapen gevaarlijk is onvoldoende is om noodweer aan te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat op het moment van het ten laste gelegde openlijk geweld, sprake was van een noodweersituatie. Het beroep op noodweer wordt verworpen.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 3129, 3131 en 3132;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 3151 en 3152;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 3160;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 3163 t/m 3165;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 november 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks9 december 2019 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen[slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling, door
-
een afgezaagd jachtgeweer, althanseen vuurwapen,
althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp,een of meerdere keren op die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] en
/ofdie [slachtoffer 3] te richten, en
/of
- ( dreigend) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen "nou moet je opkankeren, anders schiet ik je dood",
althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
2.
hij op
of omstreeks9 december 2019 te Apeldoorn, openlijk, te weten op
of aande Sikkel,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging (te weten met [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] en
/of[medeverdachte 3]
en/of [medeverdachte 4]) geweld heeft gepleegd tegen
een ofmeerdere personen, te weten [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] , door
- die [slachtoffer 2] te duwen en
/of
- pepperspray,
althans een met pepperspray vergelijkbare stof, in de ogen,
althans het gezicht,van die [slachtoffer 2] te spuiten en
/of
-
een ofmeerdere keren
een pistool/revolver, althanseen vuurwapen,
althans
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,op die [slachtoffer 2] te richten en
/of
- met
een pistool/revolver/afgezaagd jachtgeweer, althanseen vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,achter die [slachtoffer 2] aan te rennen en
/of
- achter die [slachtoffer 1] aan te rennen en
/of die [slachtoffer 1] naar/op de grond te duwen/trekken en/of
- met een bezemsteel
/stok, althans een hard en/of zwaar voorwerp, achter die [slachtoffer 1] aan te rennen en
/of
-
een afgezaagd jachtgeweer, althanseen vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen
de buik en/of heup, althanshet lichaam van die [slachtoffer 3] te zetten/drukken en
/of
- zich niet te onttrekken aan de situatie en
/of(daardoor) bij te dragen aan een gewelddadige en/of dreigende sfeer;
3.
hij op
of omstreeks9 juni 2020 te Duiven
-
een ofmeerdere wapens van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten twee stroomstootwapens, (telkens) zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht en
/of
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasrevolver, van het merk Smith & Wesson, type Grizzly, kaliber 9mm RK, zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver
en/of pistool, en
/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 300 kogelpatronen van het kaliber .22 Flobert (6mm) en
/of6 knalpatronen van het kaliber 9mm RB voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van
feit 1:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
en
feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op het bepleite ontslag van alle rechtsvervolging voor de feiten 1 en 2, verzocht om voor feit 3 artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen of een geheel voorwaardelijke geldboete/taakstraf met een proeftijd van één jaar op te leggen. Verdachte heeft een Verklaring Omtrent het Gedrag nodig voor zijn werk in de zorg als ZZP’er , waarbij hij onder andere met ex-gedetineerden werkt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en bedreiging door onder andere een wapen te richten op [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Deze feiten hebben plaatsgevonden midden in een woonwijk waar meerdere buurtbewoners getuige van waren. Dit soort incidenten brengen in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg en levert een grote inbreuk op de rechtsorde op. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan. Daarnaast zijn bij verdachte meerdere wapens aangetroffen. Het illegaal bezit van wapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico en bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving.
Uit de justitiële documentatie van 6 oktober 2023 blijkt dat verdachte op 13 januari 2022 is veroordeeld voor onder andere bedreiging en overtreding van de Wet Wapens en Munitie tot een taakstraf van 40 uur, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Uit het reclasseringsrapport van 1 november 2021 blijkt dat de reclassering het risico op recidive niet kan inschatten, vanwege de ontkennende houding van verdachte. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. Zij zien geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens fors is overschreden. Deze overschrijding is niet toe te rekenen aan verdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het eigen aandeel van de familie [slachtoffer 2 en 3] en van [slachtoffer 1] in het geheel. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 120 uur met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met de feiten 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.014,99 aan materiële schade en € 10.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie stelt zich primair op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het causale verband tussen de handelingen die zijn verricht door verdachte en het letsel aan de arm ontbreekt. Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de vordering aanzienlijk gematigd moet worden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Er is sprake van eigen schuld. Daarnaast is er geen causaal verband tussen de geclaimde schade en de tenlastegelegde feiten.
Overweging van de rechtbank
Uit de toelichting van de vordering blijkt dat de vordering met name ziet op het letsel (geestelijk en fysiek) dat benadeelde heeft opgelopen doordat hij beschoten zou zijn. Dit schieten is echter niet in de tenlastelegging opgenomen. Voor wat betreft de gevorderde materiële schade blijkt uit de onderbouwing niet dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het tenlastegelegde openlijk geweld. Voor zover op de terechtzitting namens de benadeelde is aangevoerd dat de gevorderde schade mede het gevolg is van de bedreiging en de openlijke geweldpleging die ten laste zijn gelegd, overweegt de rechtbank dat de gestelde immateriële schade enkel is onderbouwd met stukken die zien op de stelling dat benadeelde beschoten zou zijn en niet op de openlijk geweld handelingen die ten laste zijn gelegd. Verder is gesteld noch gebleken dat sprake is geweest van zodanig letsel of een dusdanige inbreuk op de integriteit van de persoon van de benadeelde als gevolg van het ten laste gelegde, dat de vordering tot vergoeding wegens immateriële schade op basis daarvan zonder meer toewijsbaar is. De behandeling van deze vordering vormt dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en de benadeelde partij kan zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d, 47, 55, 57, 63, 141 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen en beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
 compenseert de kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.C. Henniphof (voorzitter), mr. I. Linssen en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 januari 2024.
Mr. Linssen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 202001270928 .DOSS, onderzoek Figaro/ ON3R019106 , gesloten op 14 januari 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 2708 t/m 2710.
3.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [slachtoffer 3] , p. 3623 t/m 3626.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [slachtoffer 1] , p. 3534 t/m 3536.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] p. 2665.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 2692.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2726 t/m 2734.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2963, het tapgesprek van 9-12-2019 0:38:57, p. 2982.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2964, het tapgesprek van 9-12-2019 1:01:44, p. 2981.
10.Proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 1] , p. 2028.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2962, het tapgesprek van 9-12-2019 2:24:30, p. 2979.
12.Proces-verbaal van bevindingen p. 2955, tapgesprek van 11-12-2019 09:43:49, p. 3005 en 3006.
13.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (De Sikkel Apeldoorn ), p. 2419 t/m 2421.
14.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, p. 3093 en 3094.
15.Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. 3098.
16.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, p. 2514 t/m 2516.
17.Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. 2517 t/m 2519.
18.Verklaring afgelegd ter terechtzitting van 23 november 2023.