ECLI:NL:RBGEL:2024:2168

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
234088
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag en het verlaten van de plaats van het ongeval

Op 4 april 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige man uit Roermond, die verantwoordelijk werd gehouden voor een verkeersongeval op 3 september 2023 in ‘s-Heerenberg. De verdachte, die geen rijbewijs had, reed met een snelheid van 171 km/u op een weg met een maximumsnelheid van 60 km/u. Tijdens het ongeval botste hij tegen een motorfiets, waarbij de bestuurder, de heer [slachtoffer], om het leven kwam en de passagier, mevrouw [Slachtoffer], zwaar gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gereden en dat zijn gedrag leidde tot de dood van de heer [slachtoffer].

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte na de aanrijding de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist dat de slachtoffers in hulpeloze toestand achterbleven. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 3 jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 4 jaar geëist. De verdediging pleitte voor een lagere straf, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de gevolgen voor de nabestaanden een zwaardere straf rechtvaardigden.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 4 jaar. Voor het feit dat hij zonder rijbewijs had gereden, kreeg hij een dag hechtenis. De rechtbank benadrukte de ernstige impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers en hun families.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.234088.23
Datum uitspraak : 4 april 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] , op dit moment gedetineerd in [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. L.S. Wachters, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 3 september 2023 te ‘s-Heerenberg, in de gemeente Montferland, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van ‘s-Heerenberg en gaande in de richting van Zeddam, daarmede rijdende over de weg, Drieheuvelenweg, roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat
verdachte,
- terwijl hij een personenauto bestuurde en voor deze categorie voertuigen (categorie B) geen rijbewijs had,
- terwijl daar (in die weg) heuvels waren,
- heeft gereden met een hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 60 km/uur, in elk geval heeft gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- met een snelheid van (ongeveer) 171 km/uur een voor hem uit rijdend ander motorrijtuig (motorfiets) is genaderd en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was het motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- niet tijdig heeft geremd dan wel anderzijds (sterk) de door hem gereden snelheid heeft verminderd en/of (vervolgens) met (ongeveer) ten minste 76 km/uur, althans met hoge snelheid is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met voornoemde motorfiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood en/of waardoor een ander (te weten [Slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 september 2023 te ‘s-Heerenberg in de gemeente Montferland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van ‘s-Heerenberg, gaande in de richting van Zeddam, daarmede heeft gereden over de weg de Drieheuvelenweg en heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 171 kilometer per uur, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van het door hem bestuurde
motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was het motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Feit 2
dat hij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in ‘s-Heerenberg, in de gemeente Montferland, op de Drieheuvelenweg, op of omstreeks 3 september 2023 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, anderen (te weten [slachtoffer] en/of [Slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werden achtergelaten;
Feit 3
hij op of omstreeks 3 september 2023 te ‘s-Heerenberg, gemeente Montferland als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, Drieheuvelenweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat feit 1 primair en feiten 2 en 3 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Het onder feit 1 primair ten laste gelegde zwaar lichamelijke letsel van [Slachtoffer] kan worden bewezen op basis van het proces-verbaal van de Marechaussee en de verklaring van [Slachtoffer] van 28 september 2023.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 1 primair ten aanzien van [Slachtoffer]
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal, p. 88 en 89;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 110;
- het proces-verbaal FO Verkeer, p. 534;
- het proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 121;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 467;
- het proces-verbaal schouw stoffelijk overschot, p. 764;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 maart 2024.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), is onder andere vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte is te wijten. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte met zijn personenauto op een weg met heuvels tegen de achterkant van een in dezelfde richting rijdende motorfiets aanreed. De motorfiets, bestuurder [slachtoffer] en passagier [Slachtoffer] kwamen daardoor ten val. Voorafgaand aan de botsing had verdachte gedurende in ieder geval 5 seconden zicht op de motorfiets. Verdachte reed op dat moment met een snelheid van 171 km/u. 4 seconden voor de botsing begon verdachte te remmen. Hij remde af tot een snelheid van 76 km/u op het moment van botsen – de botssnelheid bedroeg door wielslip 91 km/u – en remde daarna nog af tot een geregistreerde snelheid van 56 km/u. 1,5 seconde na de botsing gaf verdachte weer (nagenoeg) vol gas, waardoor hij met een snelheid van 63 km/u over de bestuurder van de motorfiets heen reed. De rechtbank stelt dan ook vast dat het ongeval aan de schuld van verdachte is te wijten.
Schuld is hier ten laste gelegd in de vorm van roekeloosheid, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag. Bij het bepalen van de mate van schuld dient de rechtbank, gezien de tenlastelegging en het standpunt van de officier van justitie, allereerst de vraag te beantwoorden of sprake is van schuld in de vorm van roekeloosheid.
Roekeloosheid
Met de ‘Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten’ heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW 1994, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW 1994 bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW 1994 kan worden aangemerkt. De rechtbank beoordeelt daarom of het gedrag van verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Artikel 5a WVW 1994
Voor een overtreding van artikel 5a WVW is nodig dat de verdachte met het vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, (b) dat opzettelijk heeft gedaan en (c) daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. Ernstige schending verkeersregels
De rechtbank heeft hierboven al vastgesteld dat verdachte de maximumsnelheid zeer aanzienlijk heeft overschreden. Overschrijding van de maximumsnelheid is in artikel 5a, eerste lid onder g, WVW uitdrukkelijk opgenomen als schending van de verkeersregels.
Vervolgens heeft verdachte, direct na de botsing, (nagenoeg) vol gas gegeven en is over de bestuurder van de motorfiets heen gereden. De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte door de maximumsnelheid zeer aanzienlijk te overschrijden, en vervolgens in plaats van na de botsing te stoppen vol gas te geven de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden met als gevolg dat hij over een van de slachtoffers heen is gereden.
b. Opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet gericht zijn geweest op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
Uit het dossier volgt dat verdachte met een snelheid van 171 km/u heeft gereden op een smalle weg met heuvels, terwijl de maximaal toegestane snelheid 60 km/u was. De rechtbank is van oordeel dat het zo aanzienlijk overschrijden van de maximaal toegestane snelheid niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Ook het na de botsing (nagenoeg) vol gas geven kan niet anders dan opzettelijk zijn gedaan.
c. Gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een (levens)gevaarlijke situatie ontstaat door met een auto de maximumsnelheid aanzienlijk te overschrijden op een smalle weg met heuvels om vervolgens na een botsing vol gas weg te rijden. Daar komt nog eens bij dat verdachte nooit een rijbewijs heeft gehad.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de combinatie van gedragingen van de verdachte die tot het verkeersongeval hebben geleid, moet worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte de zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, te weten roekeloosheid.
Gevolgen
[slachtoffer]
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de heer [slachtoffer] ongeveer 3 uur na het ongeval is overleden aan een niet-natuurlijke dood. De rechtbank acht dan ook het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
[Slachtoffer]
In de tenlastelegging is opgenomen dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel of letsel waardoor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De drempel om in juridische zin te kunnen spreken van zwaar lichamelijk letsel is vrij hoog. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel in elk geval kunnen worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank constateert dat het dossier geen medische stukken met betrekking tot het letsel van mevrouw [Slachtoffer] bevat. Objectieve informatie over bijvoorbeeld een ziekenhuisopname, behandeling of revalidatie ontbreekt en zelfs een geneeskundige verklaring is klaarblijkelijk niet opgevraagd. De officier van justitie verwijst naar het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee waaruit blijkt dat vlak na het ongeval het slachtoffer op het wegdek lag en de verklaring van mevrouw [Slachtoffer] 25 dagen na het ongeval dat haar gehele linkerkant van haar lichaam beurs en zwaar gekneusd was, dat zij haar linkerarm slecht kon bewegen en dat zij haar knieën niet kon gebruiken omdat zij er doorheen zakt. De rechtbank is van oordeel dat hiermee nog niet vaststaat dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel in juridische zin. Het bewijs is ontoereikend, nu de bewijsmiddelen niets inhouden over de ernst van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel.
Het bewijs van lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat is niet toereikend indien dit enkel wordt gebaseerd op het proces-verbaal waarin de aangereden persoon verklaart verwondingen te hebben opgelopen.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij met betrekking tot mevrouw [Slachtoffer] , nu niet kan worden bewezen dat zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen dan wel letsel waardoor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal, p. 88 en 89;
- het proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 121;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 maart 2024.
De rechtbank acht op basis van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 3 september 2023 een verkeersongeval heeft veroorzaakt en de plaats van het ongeval heeft verlaten.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal, p. 88 en 89;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 467;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 maart 2024.
De rechtbank acht op basis van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 3 september 2023 een motorrijtuig heeft bestuurd zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Feit 1 primair
hij op
of omstreeks3 september 2023 te ‘s-Heerenberg, in de gemeente Montferland,
in elk geval in Nederland,als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van ‘s-Heerenberg en gaande in de richting van Zeddam, daarmede rijdende over de weg, Drieheuvelenweg, roekeloos,
althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat
verdachte,
- terwijl hij een personenauto bestuurde en voor deze categorie voertuigen (categorie B) geen rijbewijs had,
- terwijl daar (in die weg) heuvels waren,
- heeft gereden met een hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 60 km/uur
, in elk geval heeft gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden wasen
/of
- met een snelheid van (ongeveer) 171 km/uur een voor hem uit rijdend ander motorrijtuig (motorfiets) is genaderd en
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was het motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en
/of
- niet tijdig heeft geremd dan wel anderzijds (sterk) de door hem gereden snelheid heeft verminderd en
/of (vervolgens
)met
(ongeveer)ten minste 76 km/uur
, althans met hoge snelheidis gebotst tegen
, althans in aanrijding is gekomenmet voornoemde motorfiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander,
(genaamd [slachtoffer]
), werd gedood
en/of waardoor een ander (te weten [Slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Feit 2
dat hij, als degene door wiens gedraging,
(al dan nietals bestuurder van een motorrijtuig
), een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in ‘s-Heerenberg, in de gemeente Montferland, op de Drieheuvelenweg, op
of omstreeks3 september 2023, de
(voornoemde
)plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, anderen (te weten [slachtoffer] en
/ofM.R. [slachtoffer] - Rigter), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werden achtergelaten;
Feit 3
hij op
of omstreeks3 september 2023 te ‘s-Heerenberg, gemeente Montferland als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, Drieheuvelenweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel c van de Wegenverkeerswet 1994
Eendaadse samenloop van
feit 1:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
en
feit 3:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 4 jaren, en dat voor feit 3 een schuldigverklaring zonder strafoplegging zal worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit een gevangenisstraf tussen de 3 maanden en 1 jaar op te leggen, gelet op wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op 3 september 2023 als bestuurder van een personenauto – zonder ooit een rijbewijs te hebben behaald – roekeloos gedragen, wat heeft geleid tot een verkeersongeval met dodelijke afloop. Verdachte reed met een snelheid van 171 km/u op een smalle weg met heuvels, waar de maximale toegestane snelheid 60 km/u was, en raakte vervolgens een motorfiets van achteren. Hierdoor vielen de bestuurder van de motorfiets, de heer [slachtoffer] , en zijn passagier, mevrouw [Slachtoffer] . Slechts 1,5 seconde na de botsing gaf verdachte opnieuw (nagenoeg) vol gas, waarbij hij over [slachtoffer] heen reed. Als gevolg van deze handelingen van verdachte is [slachtoffer] overleden. Na het ongeval liet verdachte de slachtoffers in hulpeloze toestand achter, terwijl de passagiers in zijn auto hem aanmaanden om te stoppen. Zelfs nadat verdachte korte tijd later tegen een boom tot stilstand kwam, vluchtte hij weg. Ook bij zijn aanhouding in Duitsland, twee dagen later, probeerde hij de politie te ontvluchten. Deze daden tonen aan dat verdachte voortdurend probeerde zijn verantwoordelijkheid te ontlopen. Verdachte heeft het hiermee op alle fronten laten afweten als verantwoordelijk verkeersdeelnemer en hij heeft de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. De rechtbank rekent verdachte dit alles zeer zwaar aan.
Verdachte heeft met zijn gedragingen diep en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van de heer [slachtoffer] . Mevrouw [Slachtoffer] gaf in haar slachtofferverklaring aan dat haar leven is verwoest. Ook blijkt uit de slachtofferverklaringen van de (stief)kinderen dat hen enorm leed is toegebracht.
Gelet op de ernst en de gevolgen van de bewezen verklaarde feiten en de verwijtbare omstandigheden waaronder de feiten hebben plaatsgevonden, is een gevangenisstraf zonder meer gerechtvaardigd. Verdachte heeft niet alleen met een waanzinnig hoge snelheid gereden en een verkeersongeluk veroorzaakt, maar heeft 1,5 seconde na de aanrijding ook nog eens gas gegeven, waardoor hij over het slachtoffer heen is gereden. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf van een langere duur opleggen dan de opgelegde straffen in de door de raadsvrouw aangehaalde jurisprudentie.
Alles overwegend acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 jaren passend en geboden. Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het toebrengen van letsel aan mevrouw [Slachtoffer] is de straf hoger dan door de officier van justitie geëist. Dit is gelegen in de ernst van het feit en het handelen van verdachte zoals hierboven beschreven.
De rechtbank zal voor feit 3 – een overtreding – slechts één dag hechtenis opleggen, omdat sprake is van eendaadse samenloop met feit 1.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 55, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 7, 107, 175, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

ontzegtverdachte ten aanzien van het onder feiten 1 en 2 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
4 jaren;
 veroordeelt verdachte tot
één dag hechteniswegens het bewezenverklaarde feit 3.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. T. Mol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. Schoen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2024.
Mr. Baauw en mr. Van Bergen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 13 februari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.