In deze zaak gaat het om de omgevingsvergunning die op 4 februari 2022 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem is verleend voor het aanbrengen van een kachelpijp aan de achterzijde van een woning. Eiser, die in de naastgelegen woning woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning, maar zijn bezwaren zijn ongegrond verklaard in de beslissing op bezwaar van 3 november 2022. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 9 februari 2024 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van het college aanwezig waren. De vergunninghouder is niet verschenen.
De rechtbank heeft de omgevingsvergunning beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelt dat de kachelpijp hoger is dan de maximaal toegestane bouwhoogte van 8 meter en dat het geen ondergeschikt bouwonderdeel is zoals bedoeld in het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat de kachelpijp in strijd is met het bestemmingsplan, omdat deze niet als ondergeschikt kan worden aangemerkt. De rechtbank vernietigt het besluit van het college en draagt het college op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
Daarnaast heeft eiser betoogd dat de kachelpijp mogelijk niet voldoet aan de NEN-normen en het Bouwbesluit 2012. De rechtbank oordeelt echter dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de kachelpijp in strijd is met het Bouwbesluit. Ook de beroepsgrond over de welstandseisen slaagt niet, omdat het bouwplan in een welstandsvrij gebied ligt. De rechtbank concludeert dat het college de beslissing op bezwaar moet heroverwegen, met inachtneming van de uitspraak.