ECLI:NL:RBGEL:2024:2159

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5536
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor het aanbrengen van een kachelpijp in strijd met het bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om de omgevingsvergunning die op 4 februari 2022 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem is verleend voor het aanbrengen van een kachelpijp aan de achterzijde van een woning. Eiser, die in de naastgelegen woning woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning, maar zijn bezwaren zijn ongegrond verklaard in de beslissing op bezwaar van 3 november 2022. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 9 februari 2024 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van het college aanwezig waren. De vergunninghouder is niet verschenen.

De rechtbank heeft de omgevingsvergunning beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelt dat de kachelpijp hoger is dan de maximaal toegestane bouwhoogte van 8 meter en dat het geen ondergeschikt bouwonderdeel is zoals bedoeld in het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat de kachelpijp in strijd is met het bestemmingsplan, omdat deze niet als ondergeschikt kan worden aangemerkt. De rechtbank vernietigt het besluit van het college en draagt het college op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.

Daarnaast heeft eiser betoogd dat de kachelpijp mogelijk niet voldoet aan de NEN-normen en het Bouwbesluit 2012. De rechtbank oordeelt echter dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de kachelpijp in strijd is met het Bouwbesluit. Ook de beroepsgrond over de welstandseisen slaagt niet, omdat het bouwplan in een welstandsvrij gebied ligt. De rechtbank concludeert dat het college de beslissing op bezwaar moet heroverwegen, met inachtneming van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/5536

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, college,

(gemachtigde: mr. M. De Ronde).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [woonplaats] (vergunninghouder).

Inleiding

1. Deze zaak gaat over de omgevingsvergunning [1] die het college op 4 februari 2022 heeft verleend aan vergunninghouder voor het aanbrengen van een kachelpijp aan de achterzijde van zijn woning aan [locatie] . Eiser woont in de naastgelegen woning en heeft tegen de verlening van de vergunning bezwaar gemaakt. In de beslissing op bezwaar van 3 november 2022 zijn de bezwaren van eiser ongegrond verklaard en is de omgevingsvergunning in stand gelaten. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar.
1.1.
Eiser heeft het beroep aangevuld met verschillende foto’s van de kachelpijp en een beoordeling van de beeldkwaliteit van de kachelpijp door [naam] . Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college. Vergunninghouder is zonder bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de bij beslissing op bezwaar gehandhaafde omgevingsvergunning voor het bouwen van een kachelpijp. Zij doet dat aan de hand van de argumenten (de beroepsgronden) die eiser heeft aangevoerd.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
3. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat de aanvraag om de omgevingsvergunning voor die datum is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. [2] In deze uitspraak wordt verwezen naar de wetten en regels van voor 1 januari 2024.
Is sprake van een ondergeschikt bouwonderdeel?
4. Eiser heeft naar voren gebracht dat de omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan. Eiser legt daaraan ten grondslag dat de kachelpijp hoger is dan de maximaal toegestane bouwhoogte van 8 meter. Mede vanwege de opstelling en de omvang van de kachelpijp gaat het volgens eiser niet om een ondergeschikt bouwonderdeel als bedoeld in artikel 2.2 van de planregels van het bestemmingsplan. Dit betekent dat de hoogte van de kachelpijp had moeten worden betrokken bij de beoordeling of de maximale bouwhoogte wordt overschreden. Indien dat was gedaan, dan was geconcludeerd dat de kachelpijp in strijd is met het bestemmingsplan.
4.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de maximale bouwhoogte niet wordt overschreden. De kachelpijp is weliswaar hoger dan de maximale bouwhoogte van 8 meter maar het gaat volgens het college om een ‘ondergeschikt bouwonderdeel’ en dit wordt volgens het bestemmingsplan niet betrokken bij de vaststelling van de bouwhoogte. Het college voert aan dat het gaat om een naar aard met andere in de planregels genoemde vergelijkbare ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen.
4.2.
In het dossier bevinden zich de volgende foto’s en een bouwtekening die bij de aanvraag van de omgevingsvergunning is gevoegd.
4.3.
Op het perceel is het bestemmingsplan ‘Elden 2012’ van toepassing en is de enkelbestemming ‘Wonen’ en de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie (lage verwachting)’ toegekend. Voor bouwwerken geldt een maximale bouwhoogte van 8 meter. De bouwhoogte van een bouwwerk wordt volgens het bestemmingsplan, voor zover van belang, gemeten tot aan het hoogste punt van een gebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. [3]
4.4.
De rechtbank is, anders dan het college, van oordeel dat de kachelpijp op zichzelf en in verhouding tot de woning van vergunninghouder geen ondergeschikt bouwonderdeel betreft. Dat in de planregels een schoorsteen als voorbeeld wordt genoemd van ondergeschikte bouwonderdelen, maakt nog niet dat deze kachelpijp ook aan te merken is als ondergeschikt bouwonderdeel. Hiervoor is van belang dat de kachelpijp bijna volledig is gerealiseerd aan de buitenzijde en vanaf de begane grond omhooggaat tot een hoogte van meer dan 8 meter. Daarbij steekt de kachelpijp meerdere meters uit boven het dak van de eerste verdieping. De schoorsteen is dusdanig lang en in verhouding tot de woning dermate aanwezig, dat niet kan worden gesproken van ondergeschiktheid.
4.5.
De beroepsgrond slaagt.
Tussenconclusie en vervolg
5. De conclusie van het voorgaande is dat de kachelpijp in strijd is met het bestemmingsplan. Dit betekent dat ook een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is vereist. Het college heeft dit in het bestreden besluit niet onderkend. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen. De rechtbank zal aan het einde van deze uitspraak opnemen welke consequenties ze aan deze vernietiging zal verbinden. In het kader van een definitieve geschilbeslechting ziet zij aanleiding om ook de andere beroepsgronden van eiser te beoordelen.
Bouwbesluit 2012
6. Eiser betoogt dat niet duidelijk is of voldaan wordt aan verschillende normen van de Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (NEN normen), zodat onduidelijk of de kachelpijp in overeenstemming is met het Bouwbesluit 2012. Eiser stelt in dit verband dat de diameter van de kachelpijp misschien te groot is en onduidelijk is of de kachelpijp enkel- of dubbelwandig is. Ook heeft het college volgens eiser ten onrechte niet berekend wat het effect van het zadeldak is op de ongestoorde verspreiding van rookgassen. Daarnaast stelt eiser dat de bochten in de kachelpijp niet conform NEN 6062 zijn. Tijdens de zitting heeft eiser het standpunt ingenomen dat de bochten op grond van de nieuwe NEN norm in totaal 120 graden mogen zijn en daar niet aan wordt voldaan. Ten slotte heeft eiser aangevoerd dat de kachelpijp ten minste één keer per jaar moet worden gereinigd en dat dit sinds de plaatsing in 2016 of 2017 nooit is gebeurd. Dit is volgens eiser in strijd met artikel 7.9 van het Bouwbesluit 2012.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat wat eiser naar voren heeft gebracht onvoldoende is voor de conclusie dat de kachelpijp in strijd is met het Bouwbesluit 2012. Hiervoor is van belang dat de vraag of een bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit 2012 moet worden beantwoord aan de hand van een aannemelijkheidstoets. Dit betekent dat een omgevingsvergunning voor bouwen moet worden geweigerd als de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het college niet aannemelijk maken dat het bouwen van het bouwwerk voldoet aan de voorschriften in het Bouwbesluit 2012. Hierbij heeft het college beoordelingsruimte. Dit betekent dat, anders dan eiser veronderstelt, niet hoeft te zijn aangetoond dat aan het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan. [4] Het college heeft in de omgevingsvergunning geconstateerd dat het bouwplan in overeenstemming is met het Bouwbesluit. Eiser heeft dit in de bezwaarfase niet bestreden. Eiser heeft met de enkele stelling in beroep dat informatie ontbreekt en de constructie (mogelijk) niet voldoet aan NEN-normen niet aannemelijk gemaakt dat het bouwplan in strijd is met het Bouwbesluit 2012. Hiervoor is van belang dat eiser ten aanzien van verschillende bezwaren slechts heeft verwezen naar verschillende NEN-normen, zonder deze over te leggen en zonder daarbij te benoemen welke normen uit het Bouwbesluit 2012 om die reden zouden zijn geschonden. Ten aanzien van de vermeende strijdigheid vanwege niet naleving van NEN 6062 heeft het college in het verweerschrift verklaard dat de door eiser in het beroepschrift genoemde norm (over de maximale hoek van kachelpijp van 30 graden ten opzichte van de verticale as) door de deskundige van de omgevingsdienst niet in NEN 6062 is aangetroffen. Tijdens de zitting heeft eiser erkend dat de norm niet in NEN 6062 staat, maar inmiddels is vervangen door een nieuwe norm waar volgens eiser niet aan wordt voldaan. Dit is onvoldoende. Het had op de weg van eiser gelegen om, zo nodig met inschakeling van een deskundige, te motiveren met welke eisen uit het Bouwbesluit het bouwplan in strijd zou zijn. Nu eiser dit niet heeft gedaan, bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat niet aan het Bouwbesluit 2012 is voldaan.
6.2.
Ten aanzien van de klacht over het niet jaarlijks reinigen van de kachelpijp constateert de rechtbank dat deze geen betrekking heeft op het besluit dat de rechtbank in deze procedure moet beoordelen. Deze klacht ziet namelijk op het correct gebruiken van de kachelpijp nadat daarvoor vergunning is verleend. Deze klacht kan daarom geen grond vormen voor weigering van de omgevingsvergunning.
6.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Is het bouwplan in strijd met de welstandseisen?
7. Eiser betoogt dat het college zich ten onrechte op het standpunt stelt dat het bouwplan niet aan redelijke eisen van welstand getoetst hoefde te worden. Volgens eiser had getoetst moeten worden aan de excessenregeling, zoals deze is opgenomen in de Welstandsnota Arnhem 2015. Eiser stelt zich op het standpunt dat in dit geval sprake is van een welstandsexces. In dit verband wijst eiser ook op de beoordeling van [naam] , die als architect werkzaam is. Volgens [naam] is het bouwplan vanwege het gebruikte materiaal, het volume en de prominente aanwezigheid aan te merken als een exces. Omdat sprake is van een exces, moet alsnog een toetsing aan de kernwaarden en architectuurprincipes uit het ambitiedocument plaatsvinden, aldus eiser.
6.1.
Volgens het college hoeft niet getoetst te worden aan de redelijke eisen van welstand omdat het bouwplan ligt in welstandsvrij gebied.
6.2.
Op grond van de Wabo geldt als uitgangspunt dat het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, waarop de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft, niet in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand. [5] Dit wordt beoordeeld op basis van door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota. [6] De gemeenteraad kan echter besluiten dat, in afwijking daarvan voor een daarbij aan te wijzen gebied of voor een of meer aan te wijzen categorieën van bestaande en te bouwen bouwwerken geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn. [7] De gemeenteraad van de gemeente Arnhem heeft gebruik gemaakt van de bevoegdheid om een gebied aan te wijzen waarin geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn. Dit is vastgelegd in de Welstandsnota Arnhem 2015 (Welstandsnota). In de Welstandsnota staat onder het kopje
‘Gebieden zonder welstandstoets’het volgende:
‘In wijken met veel variatie in bouwstijl, in type woningen, oriëntatie van gebouwen op de openbare ruimte en dergelijke, hoeven bouwaanvragen niet meer voorgelegd te worden aan de commissie. Voorbeelden hiervan zijn gebieden met een dorps karakter ( [plaats] ), villawijken ( [wijk] ) en wijken die gebouwd zijn tussen 1970 en 1985. Als de wetgeving zegt dat een vergunning nodig is voor (ver)bouw dan blijven altijd de regels gelden die in het bestemmingsplan staan, zoals regels over grootte, bouwhoogte e.d. Daarnaast gelden er wél voorschriften ten aanzien van reclame. Maar de keuze voor materiaal, vorm en kleur is in deze gebieden helemaal vrij. Om uitspattingen als paarse gevels te voorkomen is er een aantal excessen benoemd. In die gevallen kan daar handhavend tegen opgetreden worden, maar er is dus géén toets vooraf.’
6.3.
De rechtbank stelt vast dat de gemeenteraad met de vaststelling van de Welstandsnota heeft besloten om in de gebieden, die als welstandsvrij zijn aangemerkt, in het kader van de vergunningverlening vooraf niet meer te toetsen aan redelijke eisen van welstand. Het bouwplan is – zo is niet in geschil – gelegen in een gebied dat als welstandsvrij is aangemerkt. Volgens de Welstandsnota kan het college de eigenaar van een bouwwerk, dat in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand, achteraf aanschrijven om die strijdigheid op te heffen en de excessenregeling is er dus niet voor bedoeld om bouwplannen, die in welstandsvrije gebieden zijn gelegen alsnog vooraf te toetsen aan redelijke eisen van welstand. De rechtbank kan daarom het standpunt van eiser, dat het college het bouwplan in het kader van de vergunningverlening toch aan de excessenregeling uit de Welstandsnota had moeten toetsen niet volgen.
6.4.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond omdat het college in het bestreden besluit niet heeft onderkend dat een deel van het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank vernietigt daarom de beslissing op bezwaar. Het college dient een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank kan deze beslissing niet zelf nemen, want het college komt bij het nemen van die beslissing beleidsruimte toe om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen. De rechtbank bepaalt daarom dat het college een nieuw besluit op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7.1.
Eiser heeft gevraagd om vergoeding van de kosten voor de door hem ingeschakelde architect. Wanneer ter onderbouwing van een beroepsgrond over een aspect van het besluit (in dit geval de redelijke eisen van welstand) een rapportage door een deskundige wordt opgesteld en de bestuursrechter tot de slotsom komt dat die beroepsgrond niet slaagt, dan komen de kosten in verband met die rapportage niet voor vergoeding in aanmerking. [8] Omdat het beroep gegrond is moet het college wel het griffierecht aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 3 november 2022;
- draagt het college op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P.C.M. van Wel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voor de activiteit “bouwen” (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).
2.Dit volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
3.Artikel 2.2 planregels.
4.ABRvS 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2375.
5.Artikel 2.10, eerste lid, onder d, van de Wabo.
6.Artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet.
7.Artikel 12, tweede lid, van de Woningwet.
8.ABRvS 25 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2018:2505.