Op 2 april 2024 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een beslissing genomen op een verschoningsverzoek van mr. A.J.M. van Breevoort, rechter in deze rechtbank. Het verzoek tot verschoning werd ingediend op 26 maart 2024, omdat de rechter een zakelijke relatie heeft gehad met de gemachtigde van de gedaagde partij. De rechter was van mening dat deze relatie de onpartijdigheid zou kunnen schaden, wat aanleiding gaf tot het indienen van het verzoek.
De verschoningskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat rechters in principe worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. In dit geval werd de zakelijke relatie tussen de rechter en de gemachtigde van de gedaagde als een feit beschouwd dat de schijn van partijdigheid zou kunnen oproepen. De verschoningskamer concludeerde dat, hoewel de rechter zelf geen twijfels had over zijn onpartijdigheid, de uiterlijke schijn van partijdigheid wel degelijk aanwezig was.
Daarom heeft de verschoningskamer het verzoek tot verschoning toegewezen en besloten dat in de zaak een andere rechter zal worden aangewezen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de leden van de verschoningskamer.