ECLI:NL:RBGEL:2024:2103

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
426941
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling van facturen en compensatie bij levering van varkensvoer

In deze zaak vordert Agruniek Rijnvallei Voer B.V. (AR Voer) betaling van openstaande facturen van de V.O.F. voor geleverde varkensvoer. De V.O.F. heeft de betaling opgeschort met een beroep op compensatie, omdat zij stelt dat de resultaten van het geleverde voer achterbleven bij de afgesproken resultaten. De rechtbank oordeelt dat de V.O.F. in verzuim is gekomen door de facturen niet tijdig te betalen, en dat de algemene voorwaarden van AR Voer van toepassing zijn. De rechtbank wijst de vordering van AR Voer tot betaling van € 111.216,02 in hoofdsom en € 2.887,16 aan buitengerechtelijke kosten toe, vermeerderd met wettelijke rente. In reconventie vordert de V.O.F. compensatie van AR Voer voor de negatieve resultaten van het geleverde voer, wat de rechtbank ook toewijst tot een bedrag van € 71.445,36, alsook € 1.489,45 aan buitengerechtelijke kosten. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/426941 / HA ZA 23-469
Vonnis van 10 april 2024
in de zaak van
AGRUNIEKRIJNVALLEI VOER B.V.,
gevestigd te Wageningen,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: AR Voer,
advocaat: mr. T.A. Timmermans te Veenendaal,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
vennoot, wonende te [vestigingsplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
vennoot, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in voorwaardelijke reconventie,
hierna samen te noemen: de V.O.F.,
advocaat: mr. J.J.A. Braspenning te Tilburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 februari 2024
- de mondelinge behandeling van 29 februari 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
AR Voer exploiteert een onderneming die zich bezig houdt met de vervaardiging en verkoop van veevoeder.
2.2.
De V.O.F. exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met onder meer het houden en fokken van varkens.
2.3.
De V.O.F. levert haar varkens aan Best Star Meat B.V. (hierna: BSM).
2.4.
BSM hanteert in haar productieketen het concept ‘Varken op zijn Best’ (VOB).
In januari 2022 heeft BSM aan de V.O.F. te kennen gegeven dat de V.O.F. indien zij nog langer mee wilde blijven doen aan dit concept, enkel nog voer mag afnemen van voerleveranciers die ook onderdeel uitmaakten van de VOB-keten (waarbij eisen worden gesteld waar het veevoeder aan moet voldoen). De V.O.F. is daarmee (in beginsel) akkoord gegaan. BSM heeft daarop VR Voer bij de V.O.F. aangedragen als ketenpartner binnen het VOB-concept.
2.5.
Tussen AR Voer en de V.O.F. is op 13 mei 2022 een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan AR Voer aan de V.O.F. varkensvoer is gaan leveren. In het daarvan opgemaakte “Klantmutatieformulier” staat onder meer (vetgedrukt): “
Klant verklaart hierbij dat het formulier naar waarheid is ingevuld en dat hij/zij kennis heeft genomen van de Algemene Voorwaarden.
2.6.
De V.O.F. heeft in dit verband op 13 mei 2022 aan AR Voer een e-mail verzonden, waarvan de inhoud als volgt luidt:

Daarnaast hebben we nog een uitdaging m.b.t. de afspraak gecorrigeerd op de voerkosten/kg groei. Ik heb afgelopen jaren op een rij gezet. (…) De gemiddelde voerkosten/kg groei komen uit op ongeveer 5-6 cent onder het Agrovision gemiddelde. (afhankelijk van een jaar met stijgende prijzen of dalende prijzen). 2021 springt hier dus behoorlijk negatief uit. Een doelstelling maken op basis van 2021 lijkt me dus geen goed idee. Laten we dit meenemen in ons vervolggesprek.
2.7.
AR Voer is veevoeder gaan leveren aan de V.O.F. AR Voer hanteert algemene voorwaarden.
Artikel 5 van de algemene voorwaarden luidt als volgt:

Betaling aan AR dient te geschieden uiterlijk voor of op de op de factuur vermelde vervaldatum, zonder verrekening, korting en/of opschorting, door voldoening op het door AR opgegeven bankrekeningnummer. Indien het volledige bedrag niet uiterlijk op de vervaldag is betaald, is afnemer zonder nadere ingebrekestelling van rechtswege in verzuim. Vanaf dat moment is afnemer over de hoofdsom de wettelijke handelsrente verschuldigd en is afnemer verplicht alle ter incasso te maken buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten te vergoeden.”
2.8.
Op 11 juli 2022 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen AR Voer en de V.O.F. (bij welke bespreking ook [naam 1] , die een soortgelijke onderneming exploiteert als de V.O.F., aanwezig was).
2.9.
De V.O.F. heeft per-email van 14 juli 2022 aan A.R. Voer (en [naam 1] ) een samenvatting van deze bespreking verzonden.
In deze samenvatting komen onder meer de volgende passages voor:

Agruniek Rijnvallei(AR Voer, rechtbank)
ziet praktische bezwaren n.a.v. het voorstel dat er lag. (Pilot met een voerprijs die fluctueert op basis van de prijsmutaties van een grondstoffenmandje) (…)Agruniek Rijnvalleiheeft contact gehad met [naam 2] . Tijdens dit overleg is voorgesteld een pilot te starten met een opbrengstprijs op basis van een kostprijsberekening. (…) Hier zou ABAB als onafhankelijke partij de berekeningen voor kunnen maken. Uiteraard vallen de voerkosten hier ook onder. Bij extra eisen aan het voer, zal de kostprijs en dus de opbrengstprijs stijgen.
Vooruitlopend op deze Pilot, zou Agruniek Rijnvallei alvast een Pilot met ons willen starten op het gebied van voer. We starten met onze eigen samenstellingen en Agruniek Rijnvallei zorgt voor een scherpe prijsstelling. Omdat het een Pilot betreft, is de afspraak dat we de voerkosten/afgeleverd varken van de eerste helft van 2022 t.o.v. VOB bedrijven minimaal door kunnen trekken, naar de tweede helft van 2022. ABAB in de persoon van [naam 3] vragen we als onafhankelijke partij om dit te beoordelen. Mochten we de resultaten niet halen, wordt dit gecompenseerd. De afspraak geldt voor de tweede helft van 2022. Na Q3 zal de eerste evaluatie plaatsvinden.Ondertussen zal met Best Star Meat het gesprek op gang gebracht worden om de pilot voor opbrengstprijs op basis van de kostprijsberekening op te starten. Tevens zullen we bekijken hoe de pilot met Agruniek Rijnvallei binnen dit systeem gaat passen”.
2.10.
AR Voer heeft per e-mail van 15 juli 2022 (met als onderwerp: “
RE: samenvatting gesprek 11-7”) het volgende aan de V.O.F. laten weten:

Ik zal het verslag delen met [naam 4] . Verder zal ik volgende week [naam 2] bijpraten. Mogelijk heeft hij ook al contact gehad met [naam 3] .Ik heb er geen probleem mee, dat jij alvast contact opneemt met [naam 3].”
2.11.
AR Voer heeft per e-mail van 26 oktober 2022 het volgende aan de V.O.F. bericht:

(…)
Ik heb vorige week uitvoerig met [naam 3] gesproken over hoe een goede benchmark er uit zou kunnen zien. We kwamen tot het volgende:
• De LEI notering voor mengvoeders is een goede benchmark voor voerprijzen. Er is een notering voor startvoer en voor vleesvarkensvoer. Om tot een pakketprijs te komen is 1/3
start en 2/3 eindvoer een goede verhouding. De noteringen zijn openbaar en o.a. te vinden op onderstaande link:
(…)
• Ik stel voor een bepaalde afwijking van deze LEI notering af te spreken als maximum voor de voerprijs.
• Vervolgens pakken we de landelijke Agrovision cijfers voor VC, groei en uitval.
• We vergelijken jullie voerkosten met de afgesproken Benchmark (VC * voerprijs (=afspraak op basis van LEI)* 95 kg groei)
• Vervolgens kijken we ook naar de groei en uitval. We vergelijken jullie groei met Agrovision en waarderen het verschil op 0,04 per gram groei en 1,00 per % uitval.
• De optelling van verschil in voerkosten, groei en uitval (per varken) wordt uiteindelijk de benchmark waar we mee gaan vergelijken
Graag zou ik van jullie de gemiddelde kwartaalcijfers ontvangen van het jaar 2021 en 2020, om te kijken hoe het verloop per kwartaal is van jullie cijfers ten opzichte van bovenstaande benchmark.Zou dat deze week lukken?
Zoals ik er nu tegen aan kijk maken we vervolgens een afspraak over de hoogte van de benchmark (bijvoorbeeld + 10,- per varken) en het percentage van de afwijking wordt betaald door AR en voor de varkenshouder zelf is.
Uiteraard licht ik het verhaal graag mondeling toe .
2.12.
De V.O.F. heeft bij e-mail van 27 oktober 2022 aan AR Voer laten weten dat zij zich kan vinden in de door AR Voer voorgestelde berekeningswijze.
2.13.
De V.O.F. heeft per e-mail van 27 december 2022 het volgende aan AR Voer medegedeeld:

(…)Onze huidige afspraak loopt tot en met 31 december van dit jaar. Ik zou graag met je in gesprek gaan over hoe nu verder.Ik stel voor om op korte termijn een afspraak te plannen om Q3 en Q4 van 2022 te evalueren. Tot die tijd laten we de huidige afspraak doorlopen (…).
2.14.
AR Voer reageert daarop per e-mail van 28 december 2022 als volgt:
“Is het goed dat ik daar week 1 van 2023 over aan kom?Ik zou kunnen Woensdag 4 januari of Vrijdag 6 januari (…).”
2.15.
De V.O.F. heeft per e-mail van 4 januari 2023 (met CC aan AR Voer) het volgende aan [naam 3] (hierna: [naam 3] ) medegedeeld:
“Ik heb vanmiddag een gesprek gehad met [naam 5] van AR (in CC) over de voerprijsafspraak die we halverwege dit jaar gemaakt hebben. Over de tweede helft van 2022 moet een correctie gemaakt worden omdat we de doelstelling helaas niet gehaald hebben.
Zou jij als onafhankelijke partij de berekening kunnen maken voor de correctie? De gemaakte afspraak is alsvolgt:
Het niveau van voerkosten per afgeleverd varken gerealiseerd in de eerste helft van 2022 wordt doorgetrokken in de tweede helft van 2022 met behoud van technische resultaten.
Met [naam 5] hebben we afgesproken om de LEI notering voor de mengvoeders als basis te pakken voor de berekening, rekening houdend met (1/3 startvoer, 2/3 afmestvoer)
De resultaten van de tweede helft van 2022 zijn nog net niet gereed. Maar zou je alvast een opzet kunnen maken voor Q3 zo dat we met elkaar de methode van berekenen vast kunnen stellen?”
2.16.
[naam 3] heeft een berekening gemaakt voor het derde kwartaal van 2022 en deze per e-mail van 9 januari 2023 aan de V.O.F. verzonden. De berekening resulteert in een negatief verschil in voerkosten per varken van € 9,31. [naam 3] legt in deze e-mail uit hoe hij tot deze uitkomst is gekomen, waarbij hij onder meer verwijst naar de LEI voerprijzen. [naam 3] eindigt als volgt: “
Met bovenstaande hoop ik een reële uitwerking van de door jullie gemaakte afspraak te hebben gegeven. Wanneer ik de door jullie gemaakte afspraken verkeerd vertaald heb naar de berekening, moet je het even laten weten.
2.17.
De V.O.F. heeft deze e-mail van [naam 3] dezelfde dag nog doorgestuurd naar AR Voer.
2.18.
AR Voer heeft per e-mail van 16 februari 2023 aan de V.O.F. een eigen berekening over het derde en vierde kwartaal van 2022 verzonden, waaruit blijkt dat AR Voer ervan uitgaat dat zij 50% van het daaruit blijkende negatieve resultaat moet betalen aan de V.O.F.
2.19.
[naam 3] heeft per e-mail van 22 februari 2023 aan de V.O.F. een berekening over het derde en vierde kwartaal van 2022 (voorzien van een uitgebreide toelichting) verstuurd. De berekening resulteert in een negatief verschil in voerkosten per geleverd varken van € 9,40 in de tweede helft van 2022 in vergelijking tot de voerkosten in de eerste helft van 2022.
2.20.
De V.O.F. heeft nog dezelfde dag per e-mail het volgende aan AR Voer laten weten.

Volgens afspraak heb ik [naam 3] de opdracht gegeven om onze afspraak uit te werken + alle cijfers te controleren. In de bijlage vind je de totale uitwerking. In onderstaande mail een uitgebreide toelichting op de berekening.De berekening wijkt in hoofdlijnen niet veel af van jou eigen berekening. [naam 3] heeft duidelijke argumenten voor te kiezen voor de gecorrigeerde cijfers. Het verschil 50/50 delen wat jij voorstelt, is bij deze afspraak nooit aan de orde geweest.
Graag zou ik 2022 zo spoedig mogelijk willen afwerken. Met bijgevoegde uitwerking zijn alle uitgangspunten bekend.
2.21.
Op 27 maart 2023 heeft er naar aanleiding van de berekening van [naam 3] een gesprek plaatsgevonden tussen AR Voer en de V.O.F.
2.22.
AR Voer heeft per e-mail van 31 maart 2023 gereageerd op de berekening van [naam 3] . In deze e-mail komen onder meer de volgende passages voor:

(…)De technische cijfers als groei en uitval worden correct vergeleken en dan zien we dat de resultaten op het niveau zijn van hetgeen bij jullie op het bedrijf normaal is ten opzichte van Agrovison (…)
Uit diezelfde cijfers blijft ook dat jij met jouw voerkosten het 1ste kwartaal bijna 9 euro onder Agrovison zitten en dan kijk ik bij het 4de kwartaal en dat is dat ruim 10 euro. Dus nog beter! Ik heb jou uitgelegd dat het 2de en 3de kwartaal de LEI cijfers absurde sprongen maken bij met name varkensvoeders. Niemand weet exact hoe dit kan, maar het LEI zelfs is duidelijk: Er kan geen enkel recht aan de cijfers worden ontleed. Zelf heb ik er wel uitleg
bijgeven.
Dit hebben wij ook [naam 3] voorgelegd en hij geeft aan dat het een merkwaardige, niet geheel te verklaren ontwikkeling is, maar hij daar geen verantwoordelijkheid in heeft (dat is logisch) omdat hij slecht probeert een benchmarkt op te zetten die voor jullie en ook voor AR acceptabel is. Mogelijk dat het in de toekomst ook een keer anders is gaf hij aan, maar daar kan ik niks mee.
Dan kijk ik naar de opzet van de benchmarkt ten opzichte van de LEI en zie ik een onmogelijke vergelijking. Mijn motto is dat ik zaken waar ik achter moet gaan staan moet begrijpen en vertrouwen. In dit geval kan ik dit niet (…).
2.23.
AR Voer heeft per e-mail van 28 april 2023 het volgende aan de V.O.F. laten weten:

Ondertussen hebben wij contact gehad met [naam 2] omtrent de monitoring en hieronder naar aanleiding hiervan ons standpunt.
Net als [naam 5] in het begin had aangegeven is ook volgens [naam 2] de enige goede monitoring op voerwinst niveau omdat dan de extra inspanning op onder meer voer tot uiting komen in de voerwinst door de extra toeslag die VOB geeft. Dat heb ik in de vorige mail ook uitgelegd en aangegeven.
Ondertussen zijn de eerste gegevens bekend van de monitoring op voerwinst niveau en dan zien we in 2022 dat Beter Leven bedrijven er zeer goed uitkomen en VOB specifiek nog beter. Dat is ook de doelstelling naast het produceren van top kwaliteit varkensvlees en dus goed om te constateren dat dit wordt gehaald.
Daarom ga ik ervan uit dat met jullie resultaten die behaald zijn met AR voer jullie in de top meedraaien op voerwinst niveau. Dat is ook het uitgangspunt geweest van alle inspanningen binnen VOB en dat lijkt te worden gehaald.
Op basis van bovenstaande zult u begrijpen dat wij niet akkoord zijn met u claim c.q. opstelling.
2.24.
AR Voer heeft in maart en april 2023 veevoeder aan de V.O.F. geleverd. AR Voer heeft daarvoor de volgende facturen aan de V.O.F. verzonden:
- factuurnummer 240677295 d.d. 11 maart 2023 ad € 25.196,76
- factuurnummer 240678710 d.d. 18 maart 2023 ad € 28.409,28
- factuurnummer 240680166 d.d. 25 maart 2023 ad € 28.272,45
- factuurnummer 240681654 d.d. 1 april 2023 ad € 42.332,25
- factuurnummer 240682043 d.d. 1 april 2023 ad
€ 183,52
Totaal € 124.394,52
De vervaldata van deze facturen zijn achtereenvolgend: 20 maart 2023, 27 maart 2023,
3 april 2023, 10 april 2023 en 10 april 2023.
2.25.
De V.O.F. heeft op de openstaande facturen een bedrag van € 13.178,50 voldaan.
2.26.
[naam 3] heeft per e-mail van 5 mei 2023 aan de V.O.F. een berekening opgestuurd, waarin hij het resultaat van de V.O.F. in het eerste kwartaal 2023 vergelijkt met het resultaat van de V.O.F. in de eerste helft van 2022. [naam 3] komt daarbij voor het eerste kwartaal van 2023 uit op een negatief resultaat in voerkosten per geleverd varken van € 8,57.
2.27.
De V.O.F. heeft per e-mail van 6 mei 2023 jegens AR Voer aanspraak gemaakt op een bedrag van:
- € 71.445,36 ter zake “
Correctie Q3 en Q4 2022 (6973 afgeleverde vlv)
- € 34.142,45 ter zake van “
Correctie Q1 2023 voerkosten per afgeleverd varken (3655afgeleverde vlv)
- € 3.705,07 ter zake van “
Voorlopige correctie Q1 2023 uitval en groei
- € 1.923,14 ter zake van “
Voorlopige verdeling [naam 3]
Het totaal bedrag bedraagt € 111.216,02 (inclusief btw).
In deze e-mail komt voorts nog de volgende passage voor:

Gezien er aan uw zijde nog een bedrag openstaat van € 166.217 inclusief btw (…) zullen wij het verschil van € 55.000,98 overmaken naar de rekening van Agruniek Rijnvallei. Daarmee is voor ons deze kwestie afgedaan.
2.28. AR Voer heeft bij e-mail van 19 juli 2023 de V.O.F. -tevergeefs- gesommeerd om het resterende bedrag van de openstaande facturen (€ 111.216,02) aan haar te betalen.
2.29.
De V.O.F. heeft bij brief van haar rechtsbijstandsverzekeraar van 18 augustus 2023 aan AR Voer te kennen gegeven dat zij voormeld bedrag niet zal betalen. In plaats daarvan heeft de V.O.F. AR Voer gesommeerd om een bedrag van € 111.216,02 aan haar te betalen.
2.30.
AR Voer heeft aan deze sommatie niet voldaan.
2.31.
De V.O.F. is na herhaalde sommatie door de rechtsbijstandsverzekeraar van AR Voer bij brief van 13 september 2023 niet overgedaan tot betaling aan AR Voer.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
AR Voer vordert - samengevat - hoofdelijke veroordeling van de V.O.F. tot betaling van een bedrag van € 111.216,02 in hoofdsom en een bedrag van € 2.887,16 ter zake van buitengerechtelijke kosten, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede hoofdelijke veroordeling van de V.O.F. in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
AR Voer stelt dat op de tussen haar en de V.O.F. gesloten overeenkomsten haar algemene voorwaarden van toepassing zijn. De V.O.F. is op grond van artikel 5 van haar algemene voorwaarden in verzuim komen te verkeren door haar facturen niet binnen de gestelde vervaltermijn te betalen. De V.O.F. is daardoor de wettelijke handelsrente over de openstaande bedragen verschuldigd. De V.O.F. dient tevens de door haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten te betalen. Zij begroot die kosten op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten op € 2.887,16.
3.3.
De V.O.F. voert daartegen het volgende aan.
Voordat zij in juli 2022 de nadere afspraken met BSM maakte, ontwikkelde zij sinds jaar en dag zelfstandig een eigen voermix die zij middels kortlopende contracten liet produceren door wisselende leveranciers teneinde zo scherp mogelijk voer van hoge kwaliteit in te kunnen kopen, wat haar een duidelijk concurrentievoordeel in de markt opleverde.
In het begin is zij met AR Voer overeengekomen dat AR Voer een bepaalde voermix voor een bepaalde periode tegen een vaste prijs zou leveren. Die prijs zou overeenkomstig de wens van de V.O.F. maandelijks muteren op basis van de prijsontwikkelingen van een mandje met grondstoffen. Tijdens de bespreking op 11 juli 2022 gaf AR Voer aan dat zij dit laatste niet wenste. AR Voer heeft daarvoor in de plaats aan haar de garantie gegeven dat de V.O.F. met het door AR Voer geleverde varkensvoer minimaal dezelfde resultaten (dat wil zeggen minimaal dezelfde voerkosten per afgeleverd varken om het varken op het gewenste gewicht te krijgen) zou behalen als in de eerste helft van 2022, waarbij AR Voer haar heeft toegezegd dat indien dat resultaat niet gehaald zou worden, AR Voer haar daarvoor zou compenseren.
Haar resultaten met het door AR Voer geleverde varkensvoer bleven in de tweede helft van 2022 achter bij de door de V.O.F. in de eerste helft van 2022 behaalde resultaten. Het negatieve resultaat bedroeg € 71.445,36. Op grond van de met AR Voer gemaakte compensatie afspraak heeft zij over de tweede helft van 2022 een vordering op AR Voer ter hoogte van dat bedrag. Zij heeft daarvoor per e-mail van 13 maart 2023 aan AR Voer een nota gestuurd die AR Voer niet binnen de betalingstermijn heeft voldaan. AR Voer verkeert per 27 maart 2023 in verzuim. Dat geeft haar het recht haar betalingsverplichting voor het in maart en april 2023 geleverde voer op te schorten. Zij verkeert daardoor zelf niet in verzuim, zodat zij ook geen rente en incassokosten verschuldigd is.
De pilot is in 2023 voortgezet, zodat de aanspraak op compensatie bij achterblijvende resultaten ook voor 2023 gold.
Op 6 mei 2023 was de berekening over het eerste kwartaal van 2023 gereed. Ook dat resultaat was negatief, wat resulteert in een vordering van haar op AR Voer van € 37.847,52 (inclusief een bedrag van € 1.923,14, zijnde 50% van de kosten van [naam 3] ). Zij heeft haar totale tegenvordering van € 111.216,02 op 6 mei 2023 verrekend met de vordering van AR Voer en hetgeen daarna nog resteerde aan AR Voer voldaan, zodat zij geen enkele betalingsverplichting meer heeft jegens AR Voer.
3.4.
De V.O.F. concludeert tot niet-ontvankelijkheid van AR Voer, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van AR Voer, althans concludeert de V.O.F. bij toewijzing van de vorderingen van AR Voer tot afwijzing van de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad, dan wel tot toewijzing van de uitvoerbaarheid bij voorraad onder de voorwaarde van zekerheidstelling ten behoeve van haar door AR Voer voor een gelijk bedrag als het toegewezen bedrag zolang het in deze te wijzen vonnis geen kracht van gewijsde heeft gekregen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van AR Voer in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
De V.O.F. vordert voor het geval dat de rechtbank oordeelt dat zij zich niet op verrekening mocht beroepen - samengevat - veroordeling van AR Voer tot betaling van een bedrag van € 111.216,02 in hoofdsom en een bedrag van € 2.283,46 ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, alsmede veroordeling van AR Voer in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.7.
Het verweer van de V.O.F. in conventie vormt tevens de grondslag van haar reconventionele vorderingen.
3.8.
AR Voer voert verweer. AR Voer betwist -kort gezegd- het bestaan van de door de V.O.F. gestelde compensatie afspraak en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de V.O.F., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de V.O.F. in de kosten van deze procedure.
3.9.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
de hoofdvordering
4.1.
De V.O.F. betwist niet dat op de door haar met AR Voer gesloten overeenkomsten de algemene voorwaarden van AR Voer van toepassing zijn, zodat de rechtbank daar ook van zal uitgaan.
4.2.
De V.O.F. heeft de verschuldigdheid van de facturen op zichzelf niet bestreden. De V.O.F. is dan ook op grond van artikel 5 van de algemene voorwaarden van AR Voer in verzuim komen te verkeren door die facturen niet uiterlijk op de vervaltermijnen te betalen.
4.3.
Dit wordt niet anders doordat de V.O.F. stelt dat zij bij factuur van 13 maart 2023 een bedrag van € 71.445,36 aan AR Voer in rekening heeft gebracht en AR Voer vanaf 27 maart 2023 in schuldeisersverzuim verkeert door dat bedrag niet te betalen en zij om die reden een beroep op opschorting van haar betalingsverplichting toekomt, waardoor zij niet in verzuim kan raken.
De V.O.F. komt immers -zoals AR Voer met recht stelt- op grond van artikel 5 van de algemene voorwaarden geen beroep op opschorting toe.
4.4.
De V.O.F. komt -zoals AR Voer met recht stelt- op grond van de algemene voorwaarden ook geen beroep op verrekening toe, zodat de V.O.F. zal worden veroordeeld om het pro resto verschuldigde bedrag van € 111.216,02 aan AR Voer te betalen.
wettelijke (handels)rente4.5. AR Voer stelt met recht dat de V.O.F. op grond van artikel 5 van de algemene voorwaarden de wettelijke handelsrente verschuldigd is over de onbetaald gebleven facturen. Ofschoon in het petitum van de dagvaarding aanspraak wordt gemaakt op wettelijke rente, beschouwt de rechtbank dit als een kennelijke omissie. Nu de stelling van AR Voer op dit punt een voldoende feitelijke grondslag biedt, zal de rechtbank dan ook de wettelijke handelsrente toewijzen vanaf de dag volgend op de vervaldata van de onderscheidene facturen, met uitzondering van de factuur van 1 april 2023 ad € 183,78. AR Voer stelt immers dat deze factuur betrekking heeft op reeds verschenen door de V.O.F. verschuldigde rente. Dit is door de V.O.F. niet tegengesproken. Toewijzing van de wettelijke handelsrente over de rente (vanaf 11 april 2023) is op grond van het bepaalde in artikel 6:119a lid 3 BW niet mogelijk. Alleen over achterstallige rente die over een vol jaar verschuldigd is, kan opnieuw rente in rekening worden gebracht. Gesteld noch gebleken is dat partijen op dit punt anders zijn overeengekomen.
buitengerechtelijke kosten
4.6.
Op grond van artikel 5 van de algemene voorwaarden is de V.O.F. tevens de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. De V.O.F. betwist niet dat AR Voer buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt en zij voert evenmin verweer tegen de hoogte van het daarvoor gevorderde bedrag van € 2.887,16. De rechtbank zal ook dit onderdeel van de vordering toewijzen, met dien verstande dat AR Voer over dat bedrag geen aanspraak kan maken op de wettelijke handelsrente omdat de gehoudenheid om buitengerechtelijke kosten te voldoen niet valt onder het bereik van artikel 6:119a BW. De wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over evengemeld bedrag is toewijsbaar vanaf de dag der dagvaarding (24 oktober 2023).
uitvoerbaarverklaring bij voorbaat
4.7.
Op grond van artikel 233 lid 1 Rv kan de rechter -indien dat is gevorderd- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren, niettegenstaande daartegen aan te wenden rechtsmiddelen. Dit is anders indien uit de wet of uit de aard der zaak anders voortvloeit, maar deze situatie doet zich hier niet voor.
Lid 3 van deze wetsbepaling geeft de rechter de mogelijkheid om aan uitvoerbaarverklaring bij voorbaat de voorwaarde te verbinden dat tot een door hem te bepalen bedrag zekerheid wordt gesteld.
4.8.
De V.O.F. heeft geen argumenten aangevoerd waarom in dit geval uitvoerbaarverklaring bij voorraad achterwege zou moeten blijven dan wel dat de rechtbank aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde van zekerheidsstelling zou moeten verbinden. De rechtbank ziet reeds daarom geen aanleiding om mee te gaan in de verzoeken van de V.O.F. op dit punt. Dit betekent dat het vonnis zonder meer uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard.
in reconventie
4.9.
Nu in conventie het beroep van de V.O.F. op verrekening is verworpen, is voldaan aan de voorwaarde waaronder de V.O.F. haar reconventionele vordering heeft ingesteld.
garantie/compensatie?
4.10.
In deze procedure staat centraal het antwoord op de vraag of AR Voer tijdens de bespreking op 11 juli 2022 aan de V.O.F. de garantie heeft gegeven dat de V.O.F. met het door AR Voer geleverde varkensvoer minimaal dezelfde resultaten (dat wil zeggen minimaal dezelfde voerkosten per afgeleverd varken om het varken op het gewenste gewicht te krijgen) zou behalen als in de eerste helft van 2022 en of AR Voer de V.O.F. heeft toegezegd dat indien dat resultaat niet gehaald zou worden, AR Voer haar daarvoor zou compenseren.
4.11.
De V.O.F. stelt dat dit met AR Voer is afgesproken en verwijst ter onderbouwing van die stelling naar het gespreksverslag dat de V.O.F. op 14 juli 2022 aan AR Voer heeft verzonden.
4.12.
AR Voer heeft in haar e-mail van 15 juli 2022 de ontvangst van het gespreksverslag bevestigd, in die zin dat door de verkoopleider ( [naam 5] ) is toegezegd dat hij het verslag zal delen met [naam 4] , de commercieel directeur van AR Voer die ook bij het gesprek aanwezig was). Inhoudelijk is daarin niet gereageerd op het gespreksverslag. Wel is aangegeven dat de V.O.F. al contact kon opnemen met [naam 3] ( [naam 3] ) die blijkens het gespreksverslag zou worden benaderd voor de uitvoering van de gemaakte afspraken. Mede gelet daarop had het op de weg van AR Voer gelegen om de V.O.F. er nadrukkelijk op te wijzen dat de afspraken volgens haar niet juist waren weergegeven. Dit betekent dat de V.O.F. er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de op 11 juli 2022 gemaakte afspraken correct waren weergegeven in de door haar gemaakte samenvatting van de bespreking op 11 juli 2022. Overigens blijkt uit de berekening die AR Voer op 16 februari 2023 aan de V.O.F. heeft verstuurd dat ook AR Voer ervan uitging dat zij de V.O.F. enigermate zou moeten compenseren voor het negatieve resultaat in het derde kwartaal van 2022. Dit staat haaks op de stelling van AR Voer dat er op 11 juli 2022 niet zou zijn afgesproken dat zij de V.O.F. zou compenseren bij een negatief resultaat. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de door AR Voer in rechte betrokken stelling dat op 11 juli 2022 andere afspraken zijn gemaakt dan blijkt uit het gespreksverslag.
AR Voer heeft ook niet geprotesteerd tegen de in het gespreksverslag voorkomende bewoording “
gecompenseerd” . Naar het oordeel van de rechtbank moet het ervoor worden gehouden dat daarmee een volledige compensatie is bedoeld. Zou dat niet de bedoeling zijn geweest, dan zou het immers voor de hand hebben gelegen dat in plaats daarvan in het gespreksverslag over “tegemoetkoming” zou zijn gesproken.
heeft de V.O.F. recht op compensatie over het derde en vierde kwartaal van 2022?
4.13.
Uit het gespreksverslag volgt dat partijen het erover eens waren dat [naam 3] zou worden benaderd om vast te stellen hoe -kort gezegd- het resultaat van de V.O.F. over de tweede helft van 2022 zich verhoudt tot het resultaat over de eerst helft van 2022.
4.14.
Uit het gespreksverslag komt duidelijk naar voren dat de maatstaf voor het bepalen van het resultaat van de V.O.F. is de ‘voerkosten/afgeleverd varken ratio’, wat door AR Voer in haar e-mail aan de V.O.F. van 15 juli 2022 niet wordt tegengesproken. Evenmin heeft AR Voer gereageerd op de mededelingen van de V.O.F. in haar (in CC aan AR Voer verzonden) e-mail van 4 januari 2023 aan [naam 3] :
“Het niveau van voerkosten per afgeleverd varken gerealiseerd in de eerste helft van 2022 wordt doorgetrokken in de tweede helft van 2022 met behoud van technische resultaten.
Met [naam 5] hebben we afgesproken om de LEI notering voor de mengvoeders als basis te pakken voor de berekening, rekening houdend met (1/3 startvoer, 2/3 afmestvoer).”
(LEI staat voor: Landbouw Economisch Instituut)
4.15.
AR Voer is in haar e-mail van 16 februari 2023 (waarin zij een eigen berekening geeft over het derde en vierde kwartaal van 2022, zonder een verdere toelichting op de daarbij toegepaste methodiek) niet ingegaan op de door [naam 3] gegeven uitgebreide toelichting op diens berekening, die voor het derde kwartaal van 2022 uitkomt op een negatief resultaat per varken van € 9,31.
AR Voer heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat haar berekening is gebaseerd op basis van wat zij met [naam 3] heeft bedacht en dat de bedragen waar zij op uitkwam 50% van het verschil ten opzichte van de benchmark bedragen.
4.16.
AR Voer heeft evenmin gereageerd op de mededeling van de V.O.F. (in haar e-mail aan AR Voer d.d. 22 februari 2023) dat de berekening van [naam 3] over het derde en vierde kwartaal (uitkomend op een negatief resultaat per varken) in hoofdlijnen niet veel afwijkt van de berekening van AR Voer in haar e-mail van 16 februari 2023.
4.17.
Uit de inhoud van de e-mail van AR Voer van 31 maart 2023 kan worden afgeleid
-en zo heeft de V.O.F. dat ook verstaan- dat AR Voer zich niet kan verenigen met het gebruik van de LEI-notering als benchmarkt. Dit, terwijl AR Voer in haar e-mail van 26 oktober 2022 zelf heeft aangegeven dat naar haar mening de LEI-notering voor mengvoeders een goede benchmarkt voor voerprijzen is en AR Voer in haar berekening van 16 februari 2023 de LEI-prijzen hanteert.
Deze reactie van AR Voer komt bij de rechtbank dan ook over als het eenzijdig terugkomen door AR Voer van de afspraak met de V.O.F. om voor de vergelijking van de resultaten van de V.O.F. in de eerste helft van 2022 met de resultaten van de V.O.F. in de tweede helft van 2022 de LEI-notering als benchmarkt aan te houden, een reactie die kennelijk is ingegeven door het feit dat de resultaten van de V.O.F. over de tweede helft van 2022 tegenvielen en AR Voer de V.O.F. daarvoor zou moeten compenseren.
Het staat AR Voer niet vrij om eenzijdig terug te komen op deze afspraak.
4.18.
Het bezwaar van AR Voer betreft in feite de door [naam 3] gehanteerde LEI cijfers over het 2e en 3e kwartaal van 2023. Volgens AR Voer is sprake van “absurde sprongen” bij varkensvoerder, maar zij laat achterwege om dit nader te concretiseren. Evenmin stelt AR Voer tegenover de LEI-cijfers cijfers die volgens haar realistischer zouden zijn. AR Voer heeft daarmee nagelaten aan te geven in welke mate de uitkomst van de berekening van [naam 3] anders (en voor haar niet of minder) ongunstig zou uitvallen indien van de door haar gestelde zou worden geabstraheerd en van betrouwbaarder prijzen van varkensvoerders zou worden uitgegaan. Dat had wel op de weg van AR Voer gelegen.
Hiermee heeft AR Voer de berekening van [naam 3] onvoldoende gemotiveerd bestreden.
4.19.
AR Voer stelt in haar e-mail van 28 april 2023 nog dat de enig goede monitoring is die op voerwinst niveau (een standpunt dat zij ook al in een gesprek met de V.O.F. op 27 maart 2023 kenbaar zou hebben gemaakt), maar daaraan gaat de rechtbank voorbij. Het woord “voerwinst” komt in het verslag van de bespreking van 11 juli 2022 niet voor en AR Voer heeft in haar reactie op het gespreksverslag destijds niet vermeld dat het verslag in zoverre geen juiste weergave is van hetgeen op 11 juli 2022 is afgesproken. Zoals hiervoor is overwogen waren partijen het met elkaar eens over de berekeningsmethodiek die door AR Voer zelf is voorgesteld in haar e-mail van 26 oktober 2022. De door AR Voer in het geding gebrachte verklaring van [naam 4] van 7 september 2023 kan daaraan niets meer afdoen, nog daargelaten dat daaruit niet blijkt dat de V.O.F. het met AR Voer eens was dat monitoring op voerwinst niveau zou geschieden.
4.20.
AR Voer wordt -bij gebrek aan (voldoende) tegenspraak- geacht akkoord te zijn gegaan met de door [naam 3] toegepaste berekeningsmethodiek en de daarbij in acht genomen uitgangspunten (de ‘voerkosten/afgeleverd varken ratio’ en de LEI prijzen voor varkensvoer).
4.21.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van AR Voer dat [naam 3] geen onafhankelijk deskundige is. AR Voer heeft in haar e-mail van 15 juli 2022 nadrukkelijk ingestemd met het benaderen van [naam 3] om partijen in deze behulpzaam te zijn. Het enkele feit dat de V.O.F. de rekening van [naam 3] heeft betaald, betekent nog niet dat [naam 3] “dus” niet onafhankelijk is. Dit wordt niet anders doordat [naam 3] e-mails heeft gericht tot de V.O.F. en deze niet tevens en gelijktijdig heeft gericht tot AR Voer. Vast staat dat beide partijen los van elkaar contact hebben gehad met [naam 3] .
4.22.
AR Voer verwijst voorts nog naar de schriftelijke verklaring van [naam 4] waarin (over het gesprek dat hij op 28 maart 2023 heeft gevoerd met [naam 3] ) staat: “
Het belangrijkste dat uit dit gesprek naar voren kwam nadat wij onze visie hadden uitgelegd was dat [naam 3]( [naam 3] , rechtbank)
duidelijk aangaf dat wie betaalt, bepaalt. En in dit geval was [gedaagde 1](de V.O.F., rechtbank)
de opdrachtgever en had hij opgesteld wat deze had aangegeven.
Daarmee is immers nog niet gezegd dat [naam 3] bij zijn berekening (waarbij -zo volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen- de toegepaste methodiek in deze procedure niet verder meer ter discussie staat) is uitgegaan van onjuiste cijfers.
4.23.
AR Voer stelt tevens nog dat er voor de V.O.F. geen grondslag is om een factuur bij haar in te dienen omdat dit niet past in de systematiek van de afspraken die AR Voer heeft gemaakt met [naam 6] en de V.O.F. ook zelf aangeeft dat zij in het kader van het initiatief “Varken op zijn Best” (VOB) een getekende overeenkomst heeft met Best Star Meat, onderdeel van de Loon Group.
4.24.
Dit verweer is te vaag. AR Voer legt immers niet uit waarom de factuur van de V.O.F. niet past in de systematiek van de afspraken die AR Voer heeft gemaakt met [naam 6] . Die afspraken hebben betrekking op de voorwaarden waaraan het door AR Voer aan de VOB-deelnemers geleverde voer dienen te voldoen. Voor de varkenshouders geldt dat zij met vaste genetica en bijbehorende voerplannen dienen te werken, met de maximale focus op hygiënemanagement. De verwijzing naar de overeenkomst die de V.O.F. heeft gesloten met Best Star Meat doet in deze niet ter zake. Best Star Meat is immers niet betrokken bij de afspraken die tussen partijen op 11 juli 2022 zijn gemaakt. En ook al zouden de door de V.O.F. met AR Voer gemaakte afspraken in strijd zijn met de overeenkomst die de V.O.F. met Best Star Meat heeft gesloten, dan is dat enkel een punt van discussie tussen de V.O.F. en Best Star Meat. AR Voer staat daar buiten, zodat zij daaraan geen grondslag kan ontlenen om de met de V.O.F. gemaakte afspraken terzijde te schuiven.
4.25.
Tot slot verwijst AR Voer nog naar de laatste alinea uit het verslag van de bespreking die op 11 juli 2022 tussen partijen heeft plaatsgevonden, inhoudend: “
Ondertussen zal met Best Star Meat het gesprek op gang gebracht worden om de pilot voor opbrengstprijs op basis van de kostprijsberekening op te starten. Tevens zullen we bekijken hoe de pilot met Agruniek Rijnvallei binnen dit systeem gaat passen.
Uit deze alinea kan niet worden afgeleid dat partijen daarmee hebben beoogd afbreuk te doen aan de even daarvoor geformuleerde afspraken over de door hen te starten pilot. Meer in het bijzonder kan deze passage in redelijkheid niet zo worden verstaan dat partijen daarmee zouden hebben bedoeld dat de door hen gemaakte afspraken zouden komen te vervallen indien Best Star Meat van oordeel zou zijn dat die afspraken niet zouden passen in de pilot voor opbrengstprijs op basis van de kostprijsberekening.
4.26.
De rechtbank zal in deze dan ook uitgaan van de berekening van [naam 3] , die over het derde en vierde kwartaal van 2022 uitkomt op een negatief resultaat per varken van € 9,40.
AR Voer heeft niet bestreden dat het daarbij om 6973 varkens gaat en dat de uitkomst van de berekening uitkomt op € 71.445,36 (inclusief btw). Dit bedrag dient AR Voer dan ook als compensatie aan de V.O.F. te voldoen.
4.27.
Dit wordt niet anders doordat AR Voer ter zitting heeft gesteld dat het door haar geleverde voer duurder wordt door de eisen die de V.O.F. daaraan stelt en dat de V.O.F. daarvoor een compensatie van VOB ontvangt die ten onrechte niet wordt meegenomen in de vordering van de V.O.F. De V.O.F. heeft daarop geantwoord dat de compensatie van VOB ziet op de extra kosten die zij maakt voor het dierenwelzijn (extra licht en extra ruimte voor het dier) en dat die compensatie niets van doen heeft met de prijs van het voer. Dit laatste is door AR Voer niet meer tegengesproken.
heeft de V.O.F. jegens AR Voer aanspraak op compensatie over het eerste kwartaal van 2023?
4.28.
Over het eerste kwartaal van 2023 kan de V.O.F. jegens AR Voer geen aanspraak maken op het door de V.O.F. berekende bedrag van € 37.847,52 (€ 34.142,45 ter zake van “
Correctie Q1 2023 voerkosten per afgeleverd varken (3655 afgeleverde vlv)” en
€ 3.705,07 ter zake van “
Voorlopige correctie Q1 2023 uitval en groei”), zoals blijkt uit de e-mail van de V.O.F. van 6 mei 2023). Daartoe is het volgende redengevend.
4.29.
Uit het verslag van de bespreking op 11 juli 2022 blijkt duidelijk dat de compensatieafspraak is gemaakt voor de tweede helft van 2022. De V.O.F. bevestigt dit ook in haar e-mail aan AR Voer van 27 december 2022. Op de e-mail van 27 december 2022, waarin de V.O.F. voorstelt om een afspraak te maken om het derde en vierde kwartaal van 2022 te evalueren en in gesprek te gaan over hoe nu verder, heeft AR Voer aan de V.O.F. voorgesteld om in week 1 van 2023 dit gesprek te laten plaatsvinden. Uit het enkele feit dat AR Voer niet tevens heeft gereageerd op het voorstel van de V.O.F. om de huidige afspraak te laten doorlopen door te zeggen “wij stoppen ermee”, volgt niet dat de V.O.F. er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat AR Voer stilzwijgend met voortzetting van de pilot heeft ingestemd. Dit klemt temeer nu de evaluatie over het derde en vierde kwartaal van 2022 nog moest plaatsvinden en de V.O.F. in haar e-mail van 27 december 2022 jegens AR Voer kennelijk aanspraak maakt op verrekening over het derde kwartaal 2022.
4.30.
Vast staat dat partijen op 4 januari 2023 met elkaar hebben gesproken, maar gesteld noch gebleken is dat zij toen overeenstemming hebben bereikt over voortzetting van de pilot in het eerste kwartaal van 2023 onder dezelfde voorwaarden, meer in het bijzonder dat de met betrekking tot de tweede helft van 2022 gemaakte compensatieafspraak ook voor het eerste kwartaal van 2023 zou gelden.
De V.O.F. heeft ter zitting weliswaar nog aangevoerd dat AR Voer in dat gesprek tegen haar zou hebben gezegd dat zij het in het eerste kwartaal beter zou doen en dat zij dat zou redden, maar AR Voer heeft dit met klem tegengesproken. Het enkele feit dat AR Voer in 2023 is voortgegaan met leveren van voer aan de V.O.F. betekent tegen deze achtergrond niet dat de V.O.F. er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij jegens AR Voer aanspraak op compensatie kon maken als haar resultaten achterbleven bij de resultaten in de eerst helft van 2022.
wettelijke (handels)rente over het bedrag van € 71.445,36 ?
4.31.
De volgende vraag die voorligt is of de V.O.F. jegens AR Voer aanspraak kan maken op wettelijke handelsrente over het voor toewijzing vatbare bedrag van € 71.445,36.
4.32.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de V.O.F. ter zake van het niet betalen van het uit de compensatieafspraak voortvloeiende bedrag jegens AR Voer geen aanspraak maken op de wettelijke handelsrente. Daartoe is het volgende redengevend.
4.33.
Artikel 6:119a lid 1 BW bepaalt dat de schadevergoeding, verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom, in het geval van een handelsovereenkomst bestaat in de wettelijke rente van die som met ingang van de dag volgend op de dag die is overeengekomen als de uiterste dag van betaling tot en met de dag waarop de schuldenaar de geldsom heeft voldaan. Onder een handelsovereenkomst wordt volgens artikel 6:119a lid 1 BW verstaan de overeenkomst om baat die een of meer van de partijen verplicht iets te geven of te doen en die tot stand is gekomen tussen een of meer natuurlijke personen die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf, of rechtspersonen.
4.34.
Artikel 6:119a BW is ingevoerd ter implementatie van Richtlijn 2000/35/EG (thans: Richtlijn 2011/7/EU4) betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties. Artikel 1 lid 2 Richtlijn 2011/7/EU bepaalt dat de richtlijn van toepassing is op alle betalingen tot vergoeding van handelstransacties. Handelstransacties zijn volgens artikel 2 lid 1 Richtlijn 2011/7/EU transacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties die leiden tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding.
4.35.
Het begrip ‘handelstransacties’ dient autonoom en uniform te worden uitgelegd. Blijkens rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie moet het begrip ‘handelstransacties’ ruim worden opgevat en valt het niet noodzakelijkerwijs samen met het begrip ‘overeenkomst’. Om een transactie te kunnen aanmerken als een handelstransactie moet zij zijn verricht tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties en moet de transactie leiden tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding (Hoge Raad 16 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:241).
4.36.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de aanspraak van de V.O.F. uit hoofde van de compensatie-afspraak niet onder het bereik van artikel 6:119a lid 1 BW worden gebracht. Het betreft immers een aanspraak die los staat van de verplichting van de V.O.F. om voor het geleverde varkensvoer het daarvoor overeengekomen bedrag aan AR Voer te voldoen. Het gaat hier om een afzonderlijke afspraak, onder opschortende voorwaarde.
4.37.
AR Voer is ook geen wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd over het bedrag van € 71.445,36.
4.38.
Vanaf 27 maart 2023 niet omdat niet-betaling van de factuur van 13 maart 2023 binnen de gestelde betalingstermijn niet betekent dat AR Voer vanaf 27 maart 2023 in verzuim is. De rechtbank behoeft dan ook niet in te gaan op de stelling van AR Voer dat zij die factuur niet heeft ontvangen.
4.39.
Voorts heeft de e-mail van de V.O.F. van 6 mei 2023, waarin zij haar tegenvordering over de tweede helft van 2022 presenteert, geen ingebrekestellend karakter, zodat niet betaling evenmin tot verzuim kan leiden.
4.40.
Tot slot heeft de sommatie van de V.O.F. tot betaling van een bedrag van
€ 111.216,02 bij brief van haar rechtsbijstandsverzekeraar d.d. 18 augustus 2023 voor wat betreft de verschuldigdheid van wettelijke rente door AR Voer rechtens geen effect. De V.O.F. verkeerde toen (al geruime tijd) in verzuim met voldoening van de openstaande vorderingen van AR Voer, waardoor AR Voer haar verplichting tot betaling mocht opschorten en AR Voer niet meer in verzuim kon geraken. De rechtbank beschouwt de reactie van AR Voer op deze e-mail bij brief van 13 september 2023 als een stilzwijgend beroep op opschorting van haar (in haar ogen niet bestaande) betalingsverplichting.
moet AR Voer meebetalen aan de rekening die [naam 3] aan de V.O.F. heeft gestuurd voor zijn werkzaamheden?
4.41.
Anders dan de V.O.F. stelt, is AR Voer niet gehouden om de helft van de kosten van [naam 3] (zijnde een bedrag van € 1.923,14) aan haar te voldoen. Gesteld noch gebleken is dat de V.O.F. dit tijdens de bespreking op 11 juli 2022 of op een later tijdstip heeft afgesproken met AR Voer.
buitenrechtelijke incassokosten
4.42.
Anders dan AR Voer stelt, kan de V.O.F. jegens haar wel aanspraak maken op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Voor het verschuldigd zijn van buitengerechtelijke incassokosten is alleen vereist dat daadwerkelijk incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Daartoe is het versturen van één brief in beginsel voldoende (vgl. Hoge Raad 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405, r.o. 3.7.2). Aan die eis is voldaan.
4.43.
Nu de rechtsbijstandsverzekeraar van de V.O.F. slechts één brief heeft geschreven (en de vordering van de V.O.F. gedeeltelijk voor toewijzing vatbaar is), komt -met AR Voer- het ter zake door de V.O.F. gevorderde bedrag van € 2.283,46 bovenmatig voor. De rechtbank begroot de voor toewijzing vatbare buitengerechtelijke kosten overeenkomstig de staffel uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten op € 1.489,45.
in conventie en in reconventie tenslotte
de proceskosten
4.44.
De procedures in conventie en in reconventie hangen nauw met elkaar samen.
Dat in beide procedures een beslissing is genomen is enkel het gevolg van het feit dat het door de V.O.F. gedane beroep op verrekening op grond van de algemene voorwaarden van AR Voer is verworpen. Indien de algemene voorwaarden van AR Voer niet aan een beroep op verrekening in de weg zouden hebben gestaan, zou de vordering van AR Voer -gelet op de beslissing in reconventie- voor een belangrijk gedeelte niet zijn toegewezen. Omdat beide partijen in dat geval gedeeltelijk ongelijk zouden hebben gekregen, zouden de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.45.
De V.O.F. stelt in conventie weliswaar dat AR Voer -ongeacht de uitkomst van deze procedure- in de kosten dient te worden veroordeeld omdat AR Voer de rechtbank willens en wetens onvolledig heeft geïnformeerd door de door de V.O.F. als producties 7 tot met 9 overgelegde stukken niet bij dagvaarding in het geding te brengen, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om deze stelling van de V.O.F. te honoreren. Bedoelde stukken dienen ter onderbouwing van de door de V.O.F. op AR Voer gepretendeerde tegenvordering. De rechtbank is in conventie echter niet toegekomen aan de beoordeling van de door de V.O.F. gestelde tegenvordering.
4.46.
In hetgeen hiervoor onder 4.44. is overwogen ziet de rechtbank dan ook aanleiding om de proceskosten in beide procedures te compenseren als voormeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt de V.O.F. hoofdelijk (in die zin dat als de één betaalt de andere zal zijn bevrijd) om aan AR Voer tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
a. een bedrag van € 111.216,02 in hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke
handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van:
- € 25.196,76 met ingang van 21 maart 2023
- € 28.409,28 met ingang van 28 maart 2023
- € 28.272,45 met ingang van 4 april 2023
- € 42.332,25 met ingang van 11 april 2023,
telkens tot aan de dag van volledige betaling,
b. een bedrag van € 2.887,16 ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over voormeld bedrag met ingang van 24 oktober 2023 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
veroordeelt AR Voer om aan de V.O.F. tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
a. een bedrag van € 71.445,36 in hoofdsom,
b. een bedrag van € 1.489,45 ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over voormeld bedrag met ingang van 13 december 2023 tot aan de dag van volledige betaling,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024.