ECLI:NL:RBGEL:2024:2

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
05.236407.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een Poolse man voor poging tot doodslag na steekincident in Arnhem

Op 11 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 44-jarige man uit Polen, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden. De zaak kwam voort uit een steekincident dat plaatsvond op 16 september 2023 in het Musispark in Arnhem, waar de verdachte met een mes op het slachtoffer afging en hem in de borst stak. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, gezien de aard van de verwondingen en de omstandigheden van het incident. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de impact op de samenleving bij het bepalen van de straf. Het in beslag genomen mes werd onttrokken aan het verkeer, omdat het feit met dit mes was begaan. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/236407-23
Datum uitspraak : 11 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1979 in [geboorteplaats] (Polen),
geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
op dit moment gedetineerd in de P.I. in Arnhem.
Raadsman: mr. E. Gürcan, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 september 2023 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, heeft geprobeerd die [slachtoffer] met een mes in de borst te steken en/of (daarbij) die [slachtoffer] met de punt van dat mes in de borst heeft gesneden, toen die [slachtoffer] dat mes probeerde af te weren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 september 2023 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
heeft geprobeerd die [slachtoffer] met een mes in de borst te steken en/of (daarbij) die [slachtoffer] met de punt van dat mes in de borst heeft gesneden, toen die [slachtoffer] dat mes probeerde af te weren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Verdachte dient van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Er is geen bewijs dat verdachte heeft geprobeerd aangever opzettelijk van het leven te beroven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor zowel de primair ten laste gelegde poging tot doodslag alsook de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, nu het (voorwaardelijk) opzet daarop ontbreekt.
Beoordeling door de rechtbank
Voor de rechtbank staat vast dat [slachtoffer] en verdachte op 16 september 2023 in het Musispark in Arnhem waren. [2]
[slachtoffer] (aangever) heeft verklaard dat hij daar samen met [getuige 1] (
[getuige 1]) op een bankje zat. Op enig moment kwam er een Poolse man naar hem toe die voor hem ging staan. Hij vond dat bedreigend overkomen en stond op van het bankje. De man pakte vervolgens vanuit de binnenzak van zijn jas een zwart keukenmes en stak hiermee in de richting van zijn borst. Hij reageerde onmiddellijk door het mes van zich af te weren. Hierdoor kon hij voorkomen dat het mes (dieper) in zijn borst drong. Hij voelde pijn en zag dat de punt van het mes door zijn t-shirt was gedrongen en een wond op de huid had veroorzaakt. [3]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in het park niemand heeft gesproken en niet heeft gestoken. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij - door zijn alcoholgebruik - niet meer weet wat er die dag is gebeurd.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat een man op [slachtoffer] afliep. Het contact tussen de man en [slachtoffer] leek amicaal, maar werd op enig moment fel. Er ontstond duw- en trekwerk, waarop [slachtoffer] opstond van het bankje. Hij zag dat de man vervolgens een steekbeweging naar de borst van [slachtoffer] maakte. Hij weet niet of de man op dat moment een steekvoorwerp in zijn hand had, maar hij zag wel dat [slachtoffer] werd geraakt. [4]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat op het bankje naast hem [slachtoffer] en [getuige 1] zaten. Hij zag dat een man direct naar [slachtoffer] toe liep. [slachtoffer] ging staan, waardoor zij bijna neus tegen neus stonden. Er werd over en weer wat gezegd, maar hij kon niet verstaan wat. Hij zag vervolgens dat de man een mes met een totale lengte van ongeveer 20-25 centimeter uit zijn grijze trui/vest haalde en hiermee een stekende beweging naar de borst van [slachtoffer] maakte. Hij zag dat [slachtoffer] achteruit stapte. Het ging om een blanke man, tussen de 40-45 jaar oud, de man droeg een grijs vest/trui, een donker gekleurd baseballpet, rugzak en donkere schoenen. [5]
Naar aanleiding van het opgegeven signalement is verdachte door de politie aangehouden. Bij zijn fouillering is een zwart keukenmes in de zak van zijn grijze vest aangetroffen. [6]
Uit de voorgaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte diegene is geweest die [slachtoffer] met een mes in de borst heeft gestoken, als gevolg waarvan het slachtoffer een wond heeft opgelopen. Daarbij is voor de rechtbank redengevend de overeenkomsten tussen het signalement van de dader en verdachte, het feit dat bij verdachte een (gelijksoortig) mes is aangetroffen en de verklaringen van aangever en de getuigen die, ook voor wat betreft de geweldshandelingen, elkaar ondersteunen.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of het handelen van verdachte is aan te merken als een poging tot doodslag, dan wel als een poging tot zware mishandeling.
Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is sprake indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor die vaststelling is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Verdachte heeft met een mes (met een lemmet van 12 centimeter) in de richting van het bovenlichaam van [slachtoffer] gestoken, waarbij de punt van het mes door de kleding in de linker borst terecht is gekomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de linker borst vitale delen dicht onder de huid bevinden, zoals het hart, de longen en slagaderen. Naar algemene ervaringsregels kan zelfs een messteek met geringe kracht eenvoudig tot een fatale inwendige bloeding leiden. Door met een dergelijk groot mes in dit deel van het lichaam te steken, heeft verdachte dus de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat hij een van die vitale delen zou raken en dat [slachtoffer] als gevolg hiervan zou komen te overlijden. Het handelen van verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm daarvan, ook zozeer gericht op het teweegbrengen van potentieel dodelijk letsel, dat alleen al op basis daarvan –
behoudens contra indicaties – ook vast kan worden gesteld dat hij deze aanmerkelijke kans heeft aanvaard, oftewel het risico op overlijden op de koop toe heeft genomen. Van dergelijke contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer] .
Gelet op het bovengenoemde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
het primair ten laste gelegdeheeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks16 september 2023 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, heeft geprobeerd die [slachtoffer] met een mes in de borst te steken en
/of (daarbij
)die [slachtoffer] met de punt van dat mes in de borst heeft gesneden, toen die [slachtoffer] dat mes probeerde af te weren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte (voor een poging tot zware mishandeling) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, al dan niet in combinatie met een in duur beperkte (voorwaardelijke) taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daaraan is ten grondslag gelegd dat het van belang is dat verdachte voor zijn verslavingsproblematiek wordt behandeld. Hij kan hiervoor terecht bij Barka in Polen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft het slachtoffer uit het niets met een keukenmes gestoken. Dit gebeurde op een zaterdagochtend op klaarlichte dag in het Musispark in Arnhem. Nietsvermoedende omstanders zijn hiervan onvrijwillig getuige geweest. Naar de vermeende aanleiding voor deze actie kan de rechtbank enkel gissen. Dat het letsel van het slachtoffer beperkt is gebleven tot een kleine oppervlakkige snee in de borst is een omstandigheid die niet aan verdachte is te danken. Het slachtoffer heeft erger kunnen voorkomen doordat hij snel reageerde en het mes afweerde en een stap achteruit deed. Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar ook het veiligheidsgevoel van hem en meer in het algemeen de samenleving aangetast.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 23 november 2023, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld, maar niet voor een soortgelijk feit in Nederland.
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van negen maanden. Een lagere straf of lichtere strafmodaliteit, zoals door de verdediging is voorgesteld, doet geen recht aan de ernst van het feit. Dat verdachte contact heeft met de stichting Barka voor een terugkeer naar Polen met behandeling, huisvesting en andere basisvoorzieningen, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank komt tot een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij tot een andere (zwaardere) bewezenverklaring komt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal beslissen dat het in beslag genomen voorwerp (een steekmes van het merk Redstone), wordt onttrokken aan het verkeer, omdat het feit met dit mes is begaan en dit mes (mede daarom) van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht en
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van een steekmes van het merk Redstone (goednummer: PL0600-2023427966-3054243).
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kropman (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en mr. J.L. Wesstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 januari 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023428133, gesloten op 18 september 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [getuige 1] , p. 8-9 en proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 81.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 8-9 met als bijlagen letselfoto’s, p. 12-15.
4.Getuigenverklaring [getuige 1] , p. 19.
5.Getuigenverklaring [getuige 2] , p. 16.
6.Proces-verbaal van aanhouding, p. 57.