ECLI:NL:RBGEL:2024:1981

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
277179
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor wapen- en drugsbezit met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 26 februari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een 28-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, wegens wapen- en drugsbezit. De man werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een revolver van het merk Smith & Wesson en munitie, evenals het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep. De feiten vonden plaats op 27 oktober 2022 in Arnhem. Tijdens de rechtszaak werd vastgesteld dat de verdachte een bekennende verdachte was, wat leidde tot een vereenvoudigde bewijsvoering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat de hennep voor een legitiem doel was, ondanks zijn beweringen dat het bedoeld was voor het maken van CBD-olie. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte eerder met justitie in aanraking was gekomen en dat er een gemiddeld recidiverisico was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een gevangenisstraf op, met de voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd van 3 jaar aan de regels houdt. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de maatschappelijke gevolgen van het drugscircuit, evenals de noodzaak van toezicht en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-277179-22
Datum uitspraak : 26 februari 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsman: mr. J.F. Schadd, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Arnhem, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Smith & Wesson, kaliber .38 Special zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Arnhem, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten drie (3), althans een of meerdere, patronen (Federal.38 SPL) van het kaliber .38 Special voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Arnhem, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten ongeveer 23.567,62 gram (bruto), althans een grote hoeveelheid hennep (gedroogde henneptoppen en/of hennepgruis en/of henneppoeder), zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1 en feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 27 oktober 2022, p. 13 t/m 16;
- het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] Arnhem ) van 31 oktober 2022, p. 57 t/m 59;
- het proces-verbaal onderzoek wapen van 8 december 2022, p. 70 en 71;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 februari 2024.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 27 oktober 2022, p. 13 t/m 16;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 62 en 63;
- het proces-verbaal aanvullend met proces-verbaalnummer PL0600-2022497721-4 ;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 februari 2024.
THC-gehalte
De rechtbank volgt de verdediging niet in haar stelling dat de hennep had moeten worden getest om het THC-gehalte in de aangetroffen middelen te onderzoeken. Zoals het gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2017:392) op 22 februari 2017 heeft geoordeeld is vaststelling van het THC-gehalte niet relevant wanneer niet wordt betwist dat de aangetroffen middelen hennep betreffen. Op grond van artikel 3 aanhef en onder C van de Opiumwet is het namelijk verboden om hennep (een cannabisproduct) – zoals vermeld op lijst II – aanwezig te hebben. Hennep is daarbij gedefinieerd als ‘
elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden’.
Nu verdachte niet betwist dat de in zijn woning aangetroffen middelen hennep betreffen, is de rechtbank van oordeel dat in onderhavige zaak vaststelling van het THC-gehalte niet relevant is voor een bewezenverklaring van feit 3.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks27 oktober 2022 te Arnhem, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Smith & Wesson, kaliber .38 Special zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer,revolver
en/of pistoolvoorhanden heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks27 oktober 2022 te Arnhem, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten drie (3)
, althans een of meerdere,patronen (Federal.38 SPL) van het kaliber .38 Special voorhanden heeft gehad;
3.
hij op
of omstreeks27 oktober 2022 te Arnhem,
opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk gevalopzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten ongeveer 23.567,62 gram (bruto)
, althans een grote hoeveelheidhennep (gedroogde henneptoppen en
/ofhennepgruis en
/ofhenneppoeder), zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 en feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met de algemene voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd van 3 jaren geen strafbaar feit pleegt, en met als bijzondere voorwaarden op te leggen de meldplicht en de gedragsinterventie CoVa (Cognitieve Vaardighedentraining), zulks met een proeftijd van 1 jaar..
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de hennep die bij verdachte is aangetroffen niet bedoeld was voor handel doch voor het maken van CBD olie en dat mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte kan worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met bijzondere voorwaarden en een taakstraf van 240 uur.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen en munitie en het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep. Daaraan doet niet af welke bestemming de hennep volgens verdachte had, nog daargelaten dat de rechtbank zijn verklaringen daarover niet aannemelijk acht. Voor wat betreft dat laatste is onder meer relevant dat verdachte niet precies weet waar en op welke wijze de hennep is geteeld en hij niet met stukken weet te onderbouwen dat de verkoper een licentie had tot de (door)verkoop van de hennep vanwege een laag THC-gehalte, zoals ter zitting door hem voor het eerst is gesteld. Verdachte heeft hoe dan ook met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten nadelige maatschappelijke gevolgen kennen, waaronder gezondheidsschade voor gebruikers, maar ook is feit van algemene bekendheid dat bezit van verdovende middelen tot maatschappij- ontwrichtende gevolgen kan leiden. Het drugscircuit gaat bovendien doorgaans gepaard met andere vormen van criminaliteit, waaronder het bezit en gebruik van (vuur)wapens. De rechtbank neemt het verdachte daarom des te meer kwalijk dat er een geladen vuurwapen met 3 patronenmunitie in zijn woning lag. Dit geladen wapen lag zomaar voor het grijpen, onder het bed van verdachte.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij reeds eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en is veroordeeld wegens geweldsdelicten.
De reclassering heeft op 6 februari 2024 gerapporteerd en schat het recidiverisico in als gemiddeld. Volgens de reclassering omvatten de risico verhogende factoren zijn eerdere justitiële contacten en het nemen van soms ondoordachte beslissingen wanneer anderen een beroep op verdachte doen. Deze aspecten vergroten de kans op recidive. Aan de andere kant zijn er beschermende factoren, zoals stabiliteit op verschillende leefgebieden en positieve veranderingen in verdachtes gedrag, wat bevestigd wordt door een door de reclassering geraadpleegde referent. Verdachte staat open voor reclasserings- en hulpverleningscontacten, getuige zijn medewerking aan eerdere adviesrapporten en zijn bereidheid om deel te nemen aan een gedragstraining. Zijn responsiviteit en bereidheid om zijn leven op een maatschappelijke aanvaardbare wijze vorm te geven, zijn positieve aspecten. Om het recidiverisico te verkleinen, is volgens de reclassering een gedragsinterventie in de vorm van cognitieve vaardighedentraining (CoVa) geboden. Hierbij leert verdachte om betere en doordachtere keuzes te maken.
Ondanks dat verdachte zijn leven inmiddels meer op de rit lijkt te krijgen, en hij de afgelopen anderhalf jaar niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest, is de rechtbank van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten geen andere straf passend is dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering is geadviseerd.
Alles overziend zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met de algemene voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd van 3 jaren geen strafbaar feit pleegt, en met als bijzondere voorwaarde de meldplicht en gedragsinterventie CoVa (Cognitieve Vaardighedentraining), zulks met een proeftijd van 1 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen 3 dagen na het vonnis op [adres 3] te Arnhem zal melden en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- verdachte gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit CoVa (Cognitieve Vaardighedentraining) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Wesstra (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs mr. R.M.H. Pennings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 februari 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, districtsrecherche Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022498178 , gesloten op 16 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.