ECLI:NL:RBGEL:2024:1960

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
10717350
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van een koopovereenkomst met betrekking tot een serre in een woonhuis

In deze zaak, die voor de kantonrechter in Arnhem is behandeld, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tegen gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], met betrekking tot een koopovereenkomst van een woning. De eisers stellen dat de serre van de woning niet voldoet aan de verwachtingen die zij op basis van de koopovereenkomst mochten hebben, omdat deze niet waterdicht is en brandgevaarlijk door de gebruikte materialen. De procedure is gestart na een eerdere mondelinge behandeling en het indienen van producties door beide partijen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden tekort zijn geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst, omdat de serre niet de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik nodig zijn. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade die eisers hebben geleden door de gebreken aan de serre. De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 7.187,35, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft ook de proceskosten aan de zijde van eisers toegewezen. De rechter heeft de vordering van eisers tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Het vonnis is uitgesproken op 10 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10717350 \ CV EXPL 23-6751
Vonnis van 10 april 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,2. [eiser 2] ,

beiden wonende te [plaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,

wonende te [plaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: ARAG Rechtsbijstand.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 oktober 2023 en de daarin genoemde processtukken
- de mondelinge behandeling van 13 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de akten overlegging producties, waarbij [eisers] producties 21 en 22 heeft overgelegd.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] is in 2017 eigenaar geworden van (feitelijk) het appartement (penthouse) aan het adres [adres+plaats] (hierna: de woning).
2.2.
Op 30 april 2021 heeft [gedaagden] de woning te koop aangeboden via een makelaar.
2.3.
Ten behoeve van de verkoop is een verkoopbrochure opgesteld (productie 2 bij dagvaarding). Daarin wordt onder meer vermeld dat in 2013 een fraaie serre is geplaatst en dat deze hoogwaardig is afgewerkt.
2.4.
[eisers] heeft interesse getoond in de woning. Zij heeft de woning in de zomer van 2021 drie keer bezichtigd.
2.5.
Op 12 augustus 2021 heeft [eisers] via haar makelaar verkoopdocumenten, waaronder de vragenlijst ontvangen. Vraag 17 van de vragenlijst was daarbij niet ingevuld (productie 17 bij dagvaarding). Vraag 17 heeft als opschrift ‘Nadere informatie’ en geeft de verkopende partij gelegenheid om aan de kopende partij mede te delen: ‘
overige zaken die de koper naar uw mening moet weten’.
2.6.
Op 31 augustus 2021 heeft de verkopend makelaar de koopakte met alle documenten waaronder de vragenlijst aan [eisers] voor akkoord voorgelegd.
2.7.
Nadat [eisers] met de inhoud van de koopakte heeft ingestemd, heeft zij op 2 september 2021 per e-mail de koopovereenkomst, de vragenlijst, de lijst van zaken en de toelichting op de koopovereenkomst van de makelaar [gedaagden] ter ondertekening ontvangen. Diezelfde dag heeft [eisers] de koopovereenkomst digitaal ondertekend. Zij heeft geen kennis genomen van de vragenlijst bij deze e-mail.
2.8.
In de 2 september 2021 toegezonden vragenlijst staat in artikel 17 (productie 18 bij dagvaarding):
“a)
Overige zaken: Heel incidenteel bij een bepaalde harde wind kunnen er wat druppels in de serre komen. Dit hebben we nooit als gebrek ervaren, maar willen dit voor de volledigheid wel gemeld hebben.
2.9.
In de koopovereenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen (productie 1 bij dagvaarding):
“(…)
6.1.
De onroerende zaak zal aan koper worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij tot stand komen van deze koopovereenkomst bevindt, derhalve met(…)
zichtbare en onzichtbare gebreken(…)
Koper aanvaardt deze staat(…)
6.3.
De onroerende zaak zal bij de juridische overdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als woning.(…)
Verkoper staat niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn. Gebreken die het normale gebruik belemmeren en die aan koper bekend of kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst komen voor rekening en risico van koper. Voor gebreken die het normale gebruik belemmeren en die niet aan koper bekend of kenbaar waren op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst is verkoper uitsluitend aansprakelijk voor de herstelkosten. Bij het vaststellen van de herstelkosten wordt rekening gehouden met de aftrek ‘nieuw voor oud’.(…)”
2.10.
Op 8 oktober 2021 heeft De Graaf Installaties B.V. (hierna: De Graaf) in opdracht van [gedaagden] werkzaamheden ter hoogte van een bedrag van € 1.903,33 (inclusief btw) aan de serre uitgevoerd.
2.11.
In de omschrijving van de factuur van 12 november 2021 vermeldt De Graaf dat zij een lekkage heeft onderzocht (productie 5 bij dagvaarding).
2.12.
Op 17 november 2021 heeft de notariële levering van de woning plaatsgevonden.
2.13.
Op 18 november 2021 heeft [eisers] lekkages in de serre geconstateerd, waarna zij op 23 november 2021 daarvan melding heeft gemaakt bij [gedaagden]
2.14.
Vervolgens hebben de makelaars van beide partijen over en weer gecorrespondeerd.
2.15.
Eind februari/begin maart 2022 heeft aannemer [betrokkene 1] in opdracht van [eisers] de serre onderzocht en een kostenraming van € 19.217,79 (inclusief btw) gemaakt.
2.16.
Op 19 augustus 2022 heeft de heer [betrokkene 2] als Register bouwkundige van De KwaliteitsBorger (hierna: De Kwaliteitsborger) in opdracht van [eisers] een onderzoek naar de serre uitgevoerd. In zijn expertiserapport van 1 september 2022 (hierna: het rapport) heeft hij onder meer geconcludeerd:
“(…)
-
Laminaatvloer ernstig aangetast door vocht(…)
-
Sluiting schuifpui (vaste panelen) onvoldoende kieren zichtbaar(…)
-
Waterkering en kanaalplaten (dak Serre) degradatie(…)
-
Lekkage bestaand kozijn(…)
degradatie(…)
-
Diverse kit randen vertonen degradatie* (polymeer)(…)
Er is een gevaarlijke situatie ontstaan door de lekkages en de door verkopers aangebrachte XPS platen. XPS valt onder de brandklasse E en dit betekent dat het brandbaar is.(…)
Het mag duidelijk zijn dat de platen niet goed zijn aangebracht/gelegd er is een plaat gevonden die deels verschroeid/verbrand is.(…) ”
2.17.
De Kwaliteitsborger heeft de herstelkosten geraamd op € 13.067,90 (inclusief btw).
2.18.
De gemachtigde van [eisers] heeft op 10 oktober 2022 [gedaagden] in de gelegenheid gesteld om de door De Kwaliteitsborger geconstateerde gebreken voor 21 november 2022 te herstellen.
2.19.
In reactie daarop heeft de gemachtigde van [gedaagden] op 18 oktober 2022 de hiervoor genoemde gebreken betwist en aangekondigd ook een expert in te schakelen.
2.20.
Daarop heeft Bureau voor Bouwpathologie op 29 november 2022 in opdracht van [gedaagden] onderzoek gedaan op grond waarvan zij op 19 januari 2023 onder meer het volgende heeft geconcludeerd (productie 13 bij dagvaarding, pagina 6, 8 en 9 van het rapport):
“(…)
In aanvulling op het bovenstaande wil ondergetekende benadrukken dat de serre niet bij de woning is betrokken als een verblijfsruimte gelijk waardig aan de verblijfsruimten in de woning en conform de eisen van het Bouwbesluit. De oorspronkelijke gevel van de woning is functioneel nog geheel origineel en op zichzelf waterkerend en isolerend. De ventilatie- en verwarmingsvoorzieningen zijn minimaal, niet vanuit de installatie van de woning regelbaar en er is onvoldoende isolatie gerealiseerd waardoor genoemde voorzieningen onvoldoende zijn om de ruimte in de serre te laten voldoen aan de eisen van een verblijfsruimte als gesteld in het Bouwbesluit.(…)
4. De bouwkundige aansluitingen van de serre op de gevels van de woning zijn initieel niet waterdicht aangelegd.(…)
5. De bouwkundige aansluiting van de serre op de gevels van de woning zijn getracht geheel of beter waterkerend te maken het geen niet deugdelijk is uitgevoerd.(…)
7. Getoond is een plaatje welke van achter het plafond afkomstig zou zijn, welke deels is verbrand omdat deze tegen een van de inbouwspots zou hebben gelegen. Genoemde plaatjes hebben een relatief lage ontbrandingstemperatuur en zullen dus als gevolg van de warmteontwikkeling van de inbouwspots kunnen verbranden. Het getoonde plaatje was reeds achter het spanplafond vandaan gehaald waardoor voor ondergetekende de precieze positionering ten opzichte van de spots niet zelf heeft kunnen vaststellen.(…)
8. Op meerdere plaatsen langs de terraszijde van de serre zijn lekkagesporen en aftekeningen zichtbaar evenals daaronder op de vloer van de serre. Ook de aansluiting van de beglazing op de houten kozijnen in de linker zijwand van de serre vertoond op meerdere plaatsen aftekeningen van vocht. Dit kan onder meer het gevolg zijn van condens van de beglazing of aflopende water van de wand boven de kozijnen(…)
Tijdens het onderzoek ter plaatse was een lekkage actief waardoor dit niet sluitend is vastgesteld. (…)”
2.21.
Op basis van dit expertiserapport heeft [gedaagden] op 23 februari 2023 aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.22.
Bij brief van 16 mei 2023 heeft de gemachtigde van [eisers] de vordering tot nakoming omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
2.23.
[gedaagden] is niet overgegaan tot betaling daarvan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eisers] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
A. [gedaagden] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 19.535,34, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 november 2021 tot aan de dag van algehele betaling;
Subsidiair
B. de koopovereenkomst tussen partijen wijzigt wegens dwaling, en de koopprijs vermindert met € 19.535,34 en [gedaagden] veroordeelt tot betaling van voornoemd bedrag aan [eisers] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 november 2021 tot aan de dag van algehele betaling;
Zowel primair als subsidiair
C. [gedaagden] veroordeelt om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 970,35 aan buitengerechtelijke incassokosten;
D. [gedaagden] veroordeelt om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 831,27 aan kosten van het expertiseonderzoek;
E. [gedaagden] veroordeelt in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente indien deze niet binnen veertien dagen na vonnis zijn betaald.
3.2.
[eisers] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagden] is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. De aan [eisers] verkochte en geleverde woning beantwoordt niet aan de koopovereenkomst, omdat kort na levering van de woning de serre niet waterdicht bleek. Daarnaast levert de serre brandgevaar op. Aangezien de serre onderdeel van de woning is, en daarmee onderdeel van de door [gedaagden] verkochte en geleverde woonruimte is, staan deze gebreken normaal gebruik van de woning in de weg. Op basis van de verkoopbrochure waarin staat dat het een fraaie serre met een hoogwaardige afwerking betreft en het gegeven dat [gedaagden] niet eerder dan 2 september 2022 de lekkages heeft benoemd, mocht [eisers] verwachten dat de woning de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik noodzakelijk zijn en waarvan zij aan de aanwezigheid daarvan niet hoefde te twijfelen. Subsidiair stelt [eisers] zich op het standpunt dat zij heeft gedwaald als gevolg van het schenden van de mededelingsplicht door [gedaagden]
3.3.
[gedaagden] voert gemotiveerd verweer. Hij betwist te zijn tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. De serre is een overkapte buitenruimte en daarom is het niet gelijkwaardig aan de andere kamers in de woning. De gebreken staan ook niet het normale gebruik van de woning in de weg. Zou dat wel het geval zijn, dan geldt dat [gedaagden] aan zijn mededelingsplicht heeft voldaan door in de vragenlijst, die deel uitmaakt van de koopovereenkomst, melding te maken van de lekkage (zie r.o. 2.8). Naar zijn zeggen was [eisers] ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst dan ook bekend met de lekkage, zodat zij de woning met dit gebrek heeft aanvaard. Het had op de weg van [eisers] gelegen om naar aanleiding daarvan nader onderzoek te doen. Van de brandbare aard van de XPS-platen was [gedaagden] evenmin op de hoogte.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling relevant, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsvraag
4.1.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de serre aan de koopovereenkomst beantwoordt en zo ja of [eisers] recht heeft op betaling van het bedrag van € 19.535,34 aan vervangende schadevergoeding.
Non-conformiteit
4.2.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vooropgesteld wordt dat een zaak aan de koopovereenkomst moet beantwoorden en dat een zaak niet aan de koopovereenkomst beantwoordt, indien zij niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten (artikel 7:17 lid 1 en 2 BW). Daarbij spelen de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper daarover heeft gedaan ook een rol. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. Artikel 7:17 BW is van regelend recht, hetgeen betekent dat het partijen vrijstaat om bij overeenkomst van deze wettelijke regeling af te wijken.
4.3.
Partijen hebben een koopovereenkomst gesloten die is gebaseerd op het NVM-model. In artikel 6.1 en 6.3 van die overeenkomst wordt afgeweken van het hiervoor beschreven wettelijke kader. Zo is in artikel 6.1 overeengekomen dat de woning aan de koper in eigendom zal worden overgedragen in de staat waarin deze zich bevindt. Op grond daarvan draagt de koper in beginsel het risico van alle (dus ook verborgen) gebreken. Artikel 6.3 maakt op deze hoofdregel een uitzondering, namelijk dat de woning bij eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen zal bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als woning. De verkoper staat daarbij in voor de afwezigheid van zodanige gebreken die het normaal gebruik van de woning belemmeren. Onder ‘normaal gebruik’ moet worden aangesloten bij wat daaronder naar gangbaar spraakgebruik wordt verstaan. Dit betekent dat in een woning moet kunnen worden gewoond op een voldoende veilige manier, met een redelijke mate van duurzaamheid en zonder dat het woongenot wezenlijk wordt aangetast. Dit geldt echter niet voor gebreken die bij de koper bekend of kenbaar waren op het moment van totstandkoming van de koopovereenkomst. De stelplicht en bewijslast met betrekking tot de feiten die een beroep op artikel 6.3 van de koopovereenkomst kunnen dragen rusten op de koper, in dit geval [eisers]
Kan de serre worden aangemerkt als woonruimte?
4.4.
[eisers] stelt dat de serre deel uitmaakt van de woonruimte en dat dit door de lekkage en het brandgevaar niet normaal kan worden gebruikt. Ter onderbouwing daarvan heeft zij de verkoopbrochure, het expertiserapport van De Kwaliteitsborger en diverse foto’s overgelegd. [gedaagden] werpt daartegenover het expertiserapport van Bureau voor Bouwpathologie op, waarin laatstgenoemde heeft geconcludeerd dat de serre als verblijfsruimte niet gelijkwaardig is aan de verblijfsruimten in de woning en evenmin voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit. Bureau voor Bouwpathologie wijst hierbij op de volgende omstandigheden; de oorspronkelijke gevel is in stand gelaten, er is sprake van minimale ventilatie- en verwarmingsvoorzieningen die niet aangesloten zijn op de ventilatie en verwarming van de woning en tot slot is onvoldoende isolatie gerealiseerd. Bovendien is aan het uiterlijk van de serre te zien dat het geen volwaardig onderdeel is van de woning, omdat er een andere vloer ten opzichte van de rest van de woning ligt, er buitenmeubilair staat en de serre verwarmd wordt door middel van terrasverwarmers. Om deze redenen kan [eisers] niet dezelfde eisen stellen aan de serre, die aangemerkt moet worden als een overkapte buitenruimte als aan de woning, aldus nog steeds [gedaagden]
4.5.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Op foto’s, opgenomen in de verkoopbrochure, is te zien dat de serre als woonruimte wordt gebruikt; het is ingericht als een woonkamer met een bankstel, salontafel en een televisie. Op de bouwplattegrond van de woning wordt de serre bovendien met dezelfde kleur aangeduid als de woonkamer en het kantoor. Daarnaast heeft [eisers] onbetwist gesteld dat de oppervlakte van de serre in de totale oppervlakte van de woonruimte is meegerekend. Gelet op deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagden] de serre heeft geadverteerd als woonruimte. [gedaagden] heeft betoogd dat de serre door hem enkel in de zomermaanden als woonruimte werd gebruikt vanwege het vochtgehalte en de minimale isolatie. Hoe hij de serre feitelijk heeft gebruikt kan evenwel niet aan [eisers] worden tegengeworpen, nu de serre door middel van de verkoopbrochure en tijdens de bezichtigingen in de zomer aan haar als woonruimte is gepresenteerd. Bij [eisers] is daarom terecht de verwachting gewekt dat de serre een woonruimte is. Het had op de weg van [gedaagden] gelegen om in de verkoopbrochure duidelijk te vermelden dat de serre niet geschikt is als woonruimte. Ook had [gedaagden] de keuze kunnen maken om de serre met een afwijkende kleur op de bouwplattegrond aan te duiden, dan wel de oppervlakte van de serre niet mee te rekenen in het totaal aan woonoppervlak. Ook het verweer van [gedaagden] dat voor [eisers] duidelijk had moeten zijn dat de serre is uitgesloten van het aantal kamers gelet op de vermelding in de verkoopbrochure dat de woning uit vier kamers bestaat waarvan twee slaapkamers wordt verworpen. In de verkoopbrochure staan de letterlijke bewoordingen “vier kamers waarvan twee slaapkamers” immers niet.
Belemmeren de gebreken van de serre het normaal gebruik van de woning?
4.6.
Vaststaat dat de serre als woonruimte heeft gelden. De kantonrechter zal dan ook de vraag beantwoorden of de lekkage en de brandgevoelige XPS-platen wezenlijke gebreken aan de woning zijn waardoor de woning niet geschikt is voor normaal gebruik.
4.7.
Op basis van de door beide partijen ingewonnen expertiserapporten van De Kwaliteitsborger en het Bureau voor Bouwpathologie staat vast dat de serre in 2013 niet waterdicht is gebouwd. Beide experts zijn het er ook over eens dat de XPS-platen een lage ontbrandingstemperatuur hebben. Volgens De Kwaliteitsborger zorgt de combinatie van de lekkages en de brandbare XPS-platen voor een gevaarlijke situatie, hetgeen [gedaagden] , naar het oordeel van de kantonrechter, onvoldoende heeft betwist. Wel betwist hij de ernst van de lekkages. De lekkages in het raam van de serre passen volgens hem bij de condensvorming en staan het normaal gebruik van de woning verder niet in de weg. De kantonrechter kan [gedaagden] hierin niet volgen. De door [eisers] overgelegde foto’s onderbouwen de ernst van de lekkages, nu daarop te zien is dat het water van de vensterbanken afsijpelt, dat er plassen water op de vloer ontstaan en dat de vloer is beschadigd. In het rapport van Leak Check (productie 22 bij akte overlegging van [eisers] ) is eveneens te zien dat de vloer door waterschade is aangetast. Naar het oordeel van de kantonrechter wordt het woongenot van [eisers] hierdoor wezenlijk aangetast. Het normale gebruik van de woning omvat immers dat de serre waterdicht en brandveilig is. [eisers] hoefde dan ook niet te verwachten dat in de serre sprake zou zijn van lekkages en brandbare XPS-platen.
Tussenconclusie
4.8.
Gelet op het voorgaande staat vast dat ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst sprake was van non-conformiteit. Om de vraag te kunnen beantwoorden wie de gevolgen van de gebreken in de serre dient te dragen, is van belang in hoeverre deze gebreken voor [eisers] kenbaar waren. [gedaagden] stelt onder verwijzing naar de vragenlijst die op 2 september 2021 aan [eisers] is toegezonden en door partijen is ondertekend, dat hij aan zijn mededelingsplicht heeft voldaan. [eisers] betwist dat deze vragenlijst is overeengekomen.
Zijn partijen de tweede vragenlijst overeengekomen?
4.9.
De kantonrechter overweegt als volgt. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (artikel 6:215 lid 1 BW). Of sprake is van overeenstemming tussen het aanbod en aanvaarding hangt af van wat partijen hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht toekennen (artikelen 3:33 en 3:35 BW). Gegeven de door [eisers] digitaal ondertekende koopovereenkomst rust op haar de plicht om feiten en omstandigheden te stellen, en deze zo nodig te bewijzen, dat kan worden aangenomen dat desondanks bij haar geen sprake was van een wil die gericht was op het aanvaarden van de vragenlijst die op 2 september 2021 aan haar is toegezonden. Specifiek de tekst die [gedaagden] in die vragenlijst heeft opgenomen bij vraag 17. Tegen de achtergrond van deze uitgangspunten wordt het volgende overwogen.
4.10.
Vaststaat dat [eisers] in ieder geval op 12 augustus 2021 de vragenlijst zonder melding van lekkages heeft ontvangen. Op 31 augustus 2021 werd door de verkopend makelaar de koopakte ter goedkeuring voorgelegd, waarbij deze vragenlijst opnieuw werd meegestuurd. Op 2 september 2021 heeft [eisers] de koopovereenkomst met daarbij de gewijzigde vragenlijst (zie r.o. 2.8.) ter ondertekening aangeboden gekregen. Zonder uitdrukkelijk kennis te nemen van deze vragenlijst, heeft zij de koopovereenkomst getekend. Hoewel dit in beginsel voor rekening van [eisers] dient te komen, betekent dit niet dat zij door ondertekening van de koopovereenkomst gehouden kan worden aan de gewijzigde vragenlijst. Daartoe is redengevend dat haar wil niet overeenstemde met haar verklaring en dat dit bij [gedaagden] kenbaar had moeten zijn. Aan [eisers] is vanaf 12 augustus 2021 immers een vragenlijst zonder opmerking bij vraag 17 voorgehouden. Daarbij komt ook dat [gedaagden] tijdens de bezichtigingen [eisers] niet over de lekkage heeft ingelicht. Ter zitting is naar voren gekomen dat [eisers] in de veronderstelling was dat de wijziging zag op de koelkast, aangezien dat bij partijen ter sprake was gekomen. Gelet op het zeer korte tijdbestek tussen 31 augustus en 2 september 2021, de datum waarop de koopovereenkomst getekend zou worden, had [eisers] in dat stadium dan ook niet hoeven te rekenen op nieuwe cruciale informatie over gebreken. Dit ondanks dat in de e-mail van de verkopend makelaar aan de aankopend makelaar is opgemerkt dat de vragenlijst was gewijzigd. [gedaagden] had moeten begrijpen dat [eisers] niet – onverkort – met de gewijzigde vragenlijst zou instemmen, aangezien de serre van meet af zonder gebreken aan haar was voorgespiegeld. Daarbij komt ook dat niet vast is komen te staan dat zijn makelaar (de makelaar van) [eisers] van de gewijzigde vragenlijst op de hoogte heeft gesteld. Onder deze omstandigheden had [gedaagden] in ondubbelzinnige bewoordingen [eisers] moeten wijzen op de last minute doorgevoerde wijziging in de vragenlijst. Nu [gedaagden] dit heeft nagelaten, komt de kantonrechter dan ook tot het oordeel dat de vragenlijst die op 2 september 2021 aan [eisers] is toegezonden, specifiek de aanvulling opgenomen bij vraag 17, niet door partijen is overeengekomen.
Conclusie
4.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagden] niet datgene heeft geleverd dat hij ingevolge artikel 6.3 van de koopovereenkomst heeft gegarandeerd. [gedaagden] is dan ook toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. Op grond van artikel 6:74 BW is hij gehouden om de door [eisers] geleden schade te vergoeden. De stelling van [eisers] dat zij uit de bij vraag 17 opgenomen tekst niet had hoeven begrijpen dat sprake is van ernstige lekkage, behoeft, gezien het voorgaande, geen bespreking meer. Dit laatste geldt ook voor de subsidiair door [eisers] aangevoerde grondslag (dwaling).
Schade
4.12.
[eisers] stelt recht te hebben op het volledige bedrag van € 19.461,63 (inclusief btw) als begroot door aannemingsbedrijf [bedrijf] , omdat [gedaagden] de lekkages in de serre heeft verzwegen. De aftrek nieuw-voor-oud speelt hierbij volgens haar geen rol. [gedaagden] betoogt van wel. Op basis het expertiserapport van Bureau voor Bouwpathologie moet volgens hem correctie van 100% worden toegepast, omdat alle gebrekkige onderdelen van de serre als technisch afgeschreven moeten worden beschouwd.
4.13.
De kantonrechter overweegt als volgt. Artikel 6.3 van de koopovereenkomst vermeldt expliciet dat bij vaststelling van herstelkosten rekening gehouden wordt met de aftrek nieuw-voor-oud. De stelling van [eisers] , die uitgaat van een andere uitgangspunt, is aldus onjuist. [gedaagden] heeft aangevoerd dat het kostenplaatje van aannemingsbedrijf [bedrijf] buitensporig hoog is, aangezien de serre volledig vernieuwd wordt. [eisers] heeft ter zitting te kennen gegeven dat de feitelijke werkzaamheden van [bedrijf] en De Kwaliteitsborger op hetzelfde neerkomen. De kantonrechter ziet, mede gezien de schattingsbevoegdheid die aan de kantonrechter toekomt, aanleiding om aan te sluiten bij de kostenraming van De Kwaliteitsborger ten bedrage van € 13.067,90 (inclusief btw). Daarbij wordt de levensduur van een serre bepaald op 20 jaar, hetgeen de kantonrechter bij de schatting van de schade als uitgangspunt neemt. Aangezien de serre ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst 9 jaar oud was, dient 45% van de herstelkosten voor rekening van [eisers] te blijven. Dit betekent dat [gedaagden] tot betaling van een bedrag van
€ 7.187,35 (55%) zal worden veroordeeld. Ook de gevorderde en niet betwiste wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 21 november 2022. Anders dan betoogd door [gedaagden] is de kantonrechter van oordeel dat het verzuim op die datum is ingetreden.
Expertisekosten
4.14.
[eisers] vordert daarnaast een bedrag van € 831,27 (inclusief btw) ter vergoeding van de kosten van het expertiserapport van De Kwaliteitsborger. Ingevolge artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, waaronder expertisekosten, als vermogensschade voor rekening van de aansprakelijke partij worden gebracht, mits voldaan is aan de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets. Die toets houdt in dat buitengerechtelijke werkzaamheden slechts voor vergoeding in aanmerking komen indien het in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs noodzakelijk was deze te verrichten en de ter zake gevorderde kosten naar hun aard en omvang redelijk zijn.
4.15.
De kantonrechter is van oordeel dat deze expertisekosten de dubbele redelijkheidstoets doorstaan en derhalve voor rekening van [gedaagden] dienen te komen. Vast staat dat het noodzakelijk was onderzoek te verrichten naar de lekkage in de serre. Bovendien zijn de kosten van € 831,27 niet buitensporig hoog.
Buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
4.16.
[eisers] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding van € 970,35 komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu zij niet, althans niet voldoende duidelijk heeft gesteld op welke datum de aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW door [gedaagden] op zijn laatst is ontvangen, dan wel op welke datum [eisers] deze aanmaning aan [gedaagden] heeft verzonden. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
4.17.
De gevorderde wettelijke handelsrente over de proceskosten is niet toewijsbaar, omdat proceskosten geen betrekking hebben op een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:119a lid 1 BW. De (reguliere) wettelijke rente wordt toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
4.18.
[gedaagden] is de partij die grotendeels in het ongelijk wordt gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisers] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,48
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
- nakosten
678,00
135,00
(2,00 punten × € 339,00)
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.636,48

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 8.018,62, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 7.187,35, vanaf 21 november 2021 tot aan de dag van algehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.636,48, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis en te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024.