ECLI:NL:RBGEL:2024:1870

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
10776177 \ HA VERZ 23-58
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om transitievergoeding na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tegen [verweerder] betreffende de betaling van een transitievergoeding. [verzoeker] was werkzaam als verpleegkundige in een hospice dat in juni 2023 zijn activiteiten heeft gestaakt. Na het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst heeft [verzoeker] op 4 augustus 2023 verzocht om uitbetaling van de transitievergoeding, maar [verweerder] gaf aan geen financiële middelen te hebben om deze te voldoen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] het initiatief heeft genomen om de arbeidsovereenkomst niet voort te zetten, waardoor [verzoeker] recht heeft op de transitievergoeding op grond van artikel 7:673 lid 1 onder a sub 3 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft het verzoek van [verzoeker] toegewezen en [verweerder] veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 1.198,33 bruto, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 september 2023.

Daarnaast is [verweerder] ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 214,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het verzoek tot hoofdelijke veroordeling van de leden van de Raad van Bestuur is afgewezen, omdat zij geen partij in de procedure zijn. De uitspraak benadrukt de verplichting van de werkgever om de transitievergoeding te betalen, ongeacht de financiële situatie van de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer / rekestnummer: 10776177 \ HA VERZ 23-58
Beschikking van 19 januari 2024
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
procederend in persoon,
tegen
[verweerder] ,
te [plaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft op 30 oktober 2023 een verzoekschrift ingediend.
1.2.
Het verzoek van de voormalig gemachtigde van [verweerder] om uitstel van de geplande zitting is afgewezen wegens het ontbreken van klemmende redenen.
1.3.
De zaak is mondeling behandeld tijdens de zitting van 18 januari 2024. Verschenen is [verzoeker] (samen met haar partner en haar zus). Namens [verweerder] is niemand verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat tijdens de zitting is besproken.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is op 1 augustus 2022 in dienst getreden voor de duur van een jaar bij [verweerder] als verpleegkundige in het door [verweerder] gedreven hospice. Haar salaris is in de arbeidsovereenkomst vastgesteld op € 2.970,23 bruto per maand, exclusief 8,33% vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en ORT-toeslag, op basis van een 28-urige werkweek. Vanaf 1 januari 2023 werkte [verzoeker] 24 uur per week. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg van toepassing.
2.2.
Het hospice heeft in juni 2023 haar activiteiten gestaakt. De arbeidsovereenkomst van [verzoeker] is niet verlengd.
2.3.
Op 4 augustus 2023 verzoekt [verzoeker] [verweerder] per mail tot uitbetaling van de transitievergoeding (vóór 31 augustus 2023). Op 15 september 2023 bericht de toenmalige gemachtigde van [verweerder] via een mailbericht namens [verweerder] dat er geen financiële middelen aanwezig zijn om de transitievergoeding te betalen.
2.4.
Op 4 oktober 203 stuurt [verzoeker] een sommatiebrief tot uitbetaling van de transitievergoeding, te voldoen vóór 12 oktober 2023. De gemachtigde van [verweerder] reageert op 13 oktober 2023 en geeft nogmaals te kennen dat de transitievergoeding niet door [verweerder] kan worden betaald.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, zo mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad:
- [verweerder] / de leden van de Raad van Bestuur hoofdelijk en voor het geheel te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding en de daarover vanaf 1 september 2023 verschuldigde wettelijke rente;
- [verweerder] / de leden van de Raad van Bestuur hoofdelijk en voor het geheel te
veroordelen in de proceskosten van de onderhavige procedure, waaronder ook begrepen de kosten van een eventueel in te schakelen gerechtsdeurwaarder.
3.2.
Ter onderbouwing van haar verzoek stelt [verzoeker] dat zij recht heeft op de transitievergoeding, maar dat [verweerder] weigert tot betaling daarvan over te gaan.
3.3.
[verweerder] is wel verschenen in de procedure, maar heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat [verweerder] het initiatief heeft genomen voor het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst na het einde van rechtswege heeft [verzoeker] op grond van artikel 7:673 lid 1 onder a sub 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op de wettelijke transitievergoeding. Dat [verweerder] op dit moment in betalingsonmacht zou verkeren om deze vergoeding te voldoen ontslaat haar niet van haar betalingsverplichting. [verzoeker] heeft de door haar verzochte transitievergoeding van € 1.198,33 bruto onbetwist berekend op basis van het gemiddeld door haar verdiende loon tijdens haar dienstverband. De kantonrechter wijst haar verzoek daarom toe. Ook de verzochte wettelijke rente wordt op basis van artikel 7:686a BW als onweersproken toegewezen vanaf 1 september 2023.
4.2.
Het verzoek tot hoofdelijke veroordeling van de leden van de Raad van Bestuur is niet toewijsbaar, reeds omdat zij geen partij zijn in deze procedure.
4.7.
[verweerder] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De kantonrechter stelt deze kosten nader vast op € 214,00 aan griffierecht, te vermeerderen met de eventuele kosten van betekening van deze beschikking.
4.8.
De kantonrechter zal deze beschikking, zoals verzocht, uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van een transitievergoeding aan [verzoeker] van € 1.198,33 bruto, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente vanaf 1 september 2023 tot en met de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot aan heden vastgesteld op € 214,00, te vermeerderen met de eventuele kosten van betekening van deze beschikking;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op
19 januari 2024.
25115 \ 41245