ECLI:NL:RBGEL:2024:186

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
05-720003-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor openlijk geweld en poging tot zware mishandeling in Apeldoorn

Op 11 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 31-jarige man uit Apeldoorn, die werd beschuldigd van openlijk geweld en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur. De zaak kwam voort uit een incident op 8 december 2019, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met meerdere slachtoffers. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan met een knuppel en het gebruik van pepperspray tegen de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de geweldpleging en dat hij een significante bijdrage had geleverd aan het openlijk geweld. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar de rechtbank verwierp dit argument, omdat er geen sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en legde een taakstraf op, waarbij ook de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure werd meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/720003-21
Datum uitspraak : 11 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ( [postcode] ) [woonplaats] ,
Raadsman: mr. M. Bakhuis, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 december 2019 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1]
- een of meerdere keren met een knuppel/schep, althans een hard en/of zwaar en/of scherp (puntig) voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen/gestompt, en/of
- een of meerdere keren op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen/gestompt;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 8 december 2019 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
- een of meerdere keren met een knuppel/schep, althans een hard en/of zwaar en/of scherp (puntig) voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen, en/of
- een of meerdere keren op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen;
2.
hij op of omstreeks 9 december 2019 te Apeldoorn, openlijk, te weten op of aan de Sikkel, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging (te weten met [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] ) geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , door
- die [slachtoffer 2] te duwen en/of
- pepperspray, althans een met pepperspray vergelijkbare stof, in de ogen, althans het gezicht, van die [slachtoffer 2] te spuiten en/of
- een of meerdere keren een pistool/revolver, althans een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] te richten en/of
- met een pistool/revolver/afgezaagd jachtgeweer, althans een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, achter die [slachtoffer 2] aan te rennen en/of
- achter die [slachtoffer 3] aan te rennen en/of die [slachtoffer 3] naar/op de grond te duwen/trekken en/of - met een bezemsteel/stok, althans een hard en/of zwaar voorwerp, achter die
[slachtoffer 3] aan te rennen en/of
- een afgezaagd jachtgeweer, althans een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen de buik en/of heup, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te zetten/drukken en/of
- zich niet te onttrekken aan de situatie en/of (daardoor) bij te dragen aan
een gewelddadige en/of dreigende sfeer.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde onder feit 1 en feit 2. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Bovendien is naar mening van de officier van justitie het slaan met een knuppel of schep op het hoofd van [slachtoffer 1] niet proportioneel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 primair op het standpunt gesteld dat verdachte het als zijn plicht voelde om zijn zusje te verdedigen. Door de aanhoudende dreiging van [slachtoffer 1] richting [betrokkene 1] (hierna [betrokkene 1] ) besloot verdachte op enig moment om tussenbeide te komen. Met in het achterhoofd dat [slachtoffer 1] vuurwapen gevaarlijk is, heeft verdachte een stok gepakt en [slachtoffer 1] hiermee geslagen. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat er sprake was van noodweerexces. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet alle gedachtestreepjes kunnen worden toegeschreven aan verdachte. Daarnaast heeft over sommige handelingen alleen [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 8 december 2019 samen met zijn vrouw [betrokkene 1] tegenkwam op de Hoge Dries in Apeldoorn. Hij heeft zijn auto naast de auto van [betrokkene 1] gezet. [betrokkene 1] kwam uit de auto en [slachtoffer 1] en zijn vrouw ook. Toen kwam er ineens een andere auto bij. Daar zat een jongen in die opeens tegen [slachtoffer 1] begon te schelden. Dit was [medeverdachte 4] (hierna [medeverdachte 4] ). [medeverdachte 4] balde zijn vuisten en kwam op [slachtoffer 1] af. [slachtoffer 1] liep ook op hem af. Hij zag dat [medeverdachte 4] aan het bellen was. Toen [slachtoffer 1] terugliep naar zijn auto hoorde hij ineens zijn dochter keihard roepen: ‘Pap’. Op dat moment keek hij om en zag een Peugeot op hem af komen rijden. Hij moest daardoor op de stoep springen. Hij zag dat [medeverdachte 4] weer op hem afkwam. Toen hij de klappen kreeg met de honkbalknuppel en op de grond viel, zag hij dat dit [medeverdachte 5] was. Hij is overeind geholpen door zijn dochter. Hij kreeg wederom een klap met de honkbalknuppel van [medeverdachte 5] . Deze kwam tegen zijn armen. In het ziekenhuis is hij gehecht aan zijn hoofd. [2]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat bij de Aldi aan de Hoge Dries een conflict ontstond. Ineens stapte het broertje van [betrokkene 1] uit de Fiesta. Hij zei ‘pussy’ en sloeg direct haar man. Dit was [medeverdachte 4] . Het was weer even rustig en haar man liep weer naar de auto. Toen kwam ineens een blauwe Peugeot aanrijden. Er stapten twee personen uit de auto. Dat waren [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] . Eén van de jongens sloeg met een stuk hout in op haar man. [3]
In het dossier bevinden zich uitgeluisterde en uitgewerkte tapgesprekken. Deze tapgesprekken bevatten onder meer het volgende:
Tapgesprek van 8 december 2019 om 20:08 uur, sessienummer 12581 [4] Dit betreft een telefoongesprek tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] (hierna [medeverdachte 6] ).
‘ [medeverdachte 5] zegt dat 'hij' (onbekend wie er bedoeld wordt) 2 x naar de grond is gegaan, die dikke.
[medeverdachte 5] zegt dat het bloed uit zijn kop er gewoon uitspoot.
NNm vraagt of hij ergens mee geslagen had.
[medeverdachte 5] zegt dat hij zo'n schep had met een mes eraan en hij hem toen met de achterkant van de schep op het gezicht geslagen.
[medeverdachte 5] zegt hem bijna te hebben aangereden, maar hij rende weg. Daarne stond 'hij' ineens bij het broertje van [medeverdachte 5] en toen had hij een mooi moment.
[medeverdachte 5] zegt dat 'hij' naar de grond ging en zijn broertje sloeg hem nog.
NNM zegt 'mooi'.
Beiden zeggen dat 'hij' niet eens kan vechten.
[naam 1] ging er voor staan zodat wij ( [medeverdachte 5] en onbekende anderen) er niet bij konden komen.
[medeverdachte 5] zegt dat hij [naam 1] gewoon een beetje aan de kant duwde en toen ging [naam 1] naar de grond. Hierna sloeg [medeverdachte 5] [naam 1] nog een keer met dat ding.’
Verdachte heeft verklaard dat hij naar de Aldi is gereden. Hij heeft een bezemsteel gepakt en hiermee [slachtoffer 1] geslagen. [5]
Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] samen [slachtoffer 1] hebben geslagen tegen het hoofd en het lichaam, waarbij in ieder geval één van hen met een hard voorwerp tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit een poging tot zware mishandeling op. Door iemand met een hard voorwerp tegen het hoofd te slaan, aanvaardt de dader de aanmerkelijke kans dat hierdoor zwaar letsel ontstaat.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aangehaalde bewijsmiddelen, en met name de verklaring van [slachtoffer 1] , de eigen verklaring van verdachte en het tapgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 6] , blijkt dat verdachte en [medeverdachte 4] allebei en in dezelfde situatie [slachtoffer 1] hebben geslagen, waaruit blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking. Hierdoor is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplegen.
Noodweer
Voor noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. Van een ogenblikkelijke aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor aanranding. De enkele vrees/angst voor zo'n aanranding is daartoe echter niet voldoende. De gestelde aanranding moet in redelijkheid beschouwd zodanig bedreigend zijn voor verdachte dat deze kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke aanranding in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht.
Op basis van het dossier, en in het bijzonder gelet op de verklaring van [betrokkene 1] , kan de rechtbank niet vaststellen dat er op het moment van het tenlastegelegde sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding en dat verdachte zich niet aan die situatie kon onttrekken. Uit het dossier blijkt dat [betrokkene 1] met haar kinderen is weggereden uit de situatie, nadat verdachte en [medeverdachte 4] kwamen aanrijden. Ten slotte overweegt de rechtbank dat de enkele vrees dat iemand een vuurwapen voorhanden heeft, onvoldoende is voor een gerechtvaardigd beroep op noodweer. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom onvoldoende aannemelijk geworden dat op het moment van het tenlastegelegde sprake was van een noodweersituatie. Het beroep op noodweer wordt verworpen. Nu niet aannemelijk is dat verdachte zich in een noodweersituatie bevond, kan ook geen sprake zijn van noodweerexces.
Feit 2
Aangever [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] heeft aan de hand van de camerabeelden van 9 december 2019 van de Sikkel in Apeldoorn verklaard dat hij met de auto aan kwam rijden. Hij was de bestuurder van de auto. In deze auto zaten ook [slachtoffer 3] , zijn vader [naam 1] [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) en [getuige 2] . Aangever zag [medeverdachte 6] links naast de auto staan. Hij had een witte doek in zijn handen en daaronder zag aangever een geweer. Aangever rende op drie jongens af die buiten beeld stonden en [slachtoffer 3] liep ook in die richting weg. Aangever herkende van deze jongens alleen [medeverdachte 2] (hierna [medeverdachte 2] ). [medeverdachte 2] kwam op aangever aflopen. Hij zag dat [medeverdachte 2] een klein pistool bij zich had, waarmee hij op aangever richtte. Hierop heeft aangever [medeverdachte 2] gelijk geslagen. [medeverdachte 2] had een bril op en die heeft aangever van zijn gezicht geslagen toen [medeverdachte 2] het pistool op hem richtte. Toen aangever [medeverdachte 2] had geslagen, draaide hij zich om naar [medeverdachte 5] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 5] ). Hij zag en voelde dat [medeverdachte 5] pepperspray in zijn ogen spoot. Na een tijdje gingen zijn ogen branden en wreef hij in zijn ogen. Zijn vader stapte uit de auto en liep in de richting van [medeverdachte 6] . Aangever zag dat [medeverdachte 6] het witte doek in de richting van zijn vader richtte. Zijn vader deinsde terug. Aangever ziet op de camerabeelden dat [medeverdachte 6] het witte doek op [slachtoffer 3] richtte. [slachtoffer 3] wordt ook wel [slachtoffer 3] genoemd. Op de camerabeelden ziet aangever dat [medeverdachte 6] weer op [slachtoffer 3] richtte en op hem afliep. Aangever hoorde dat [medeverdachte 6] tegen [slachtoffer 3] zei: ‘Nou moet je opkankeren, anders schiet ik je dood.’. Op 00:31:03 ziet aangever [medeverdachte 2] in beeld komen. In zijn rechterhand had hij een klein vuurwapen. Dit was een zilvergrijs vuurwapen. Om 00:31:11 komt [medeverdachte 5] in beeld. In zijn rechterhand heeft hij een stok vast. Aangever ziet dat [medeverdachte 6] op [slachtoffer 3] afloopt en weer met het witte doek met daaronder het geweer op [slachtoffer 3] richt. Om 00:31:27 ziet aangever dat [medeverdachte 2] een vuurwapen op het hoofd van aangever richt. Om 00:31:45 ziet aangever dat [medeverdachte 6] het wapen met het witte doek eroverheen overgeeft aan [medeverdachte 1] (hierna [medeverdachte 1] ). Aangever zag [medeverdachte 1] met het wapen staan. Op een gegeven moment deinst aangever naar achteren en dat kwam omdat [medeverdachte 6] hem duwde. Om 00:31:54 heeft [medeverdachte 2] het witte doek met daaronder het geweer vast. Op 00:32:33 ziet aangever dat [medeverdachte 1] het geweer met het witte doek in de zij van zijn vader duwt. Aangever heeft dit ook gezien toen hij daar zelf stond. Op 00:32:10 ziet aangever [medeverdachte 5] met een stok achter [slachtoffer 3] aanrennen. Op 00:32:38 richt [medeverdachte 2] het kleine vuurwapen op aangever. [medeverdachte 6] staat achter [medeverdachte 2] met in zijn rechterhand het doek met daaronder het geweer. Aangever rent weg, terwijl dat zij beiden achter hem aan rennen en beiden het vuurwapen op hem richten. [6]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij uit de auto kwam en op [medeverdachte 6] afliep. Hij zag dat [medeverdachte 6] iets onder een wit laken of onder een witte handdoek of witte doek had. Het was een jachtgeweer of een rit (de rechtbank begrijpt: riot). Hij ziet op de camerabeelden dat [medeverdachte 6] het jachtgeweer of de riot met het laken eroverheen richt in de richting van [slachtoffer 3] . Op de camerabeelden ziet hij dat [slachtoffer 3] door [medeverdachte 5] achterna wordt gezeten. [medeverdachte 5] heeft een stok in zijn rechterhand. Hij ziet dat de jongen met bontkraag met een pistool richt op [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] zijn hoofd. Dit heeft [slachtoffer 1] toen zelf gezien. Hij ziet dat die andere jongen ook achter [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] aan rent en dat hij richt met het witte doek met daaronder het vuurwapen. Dit heeft [slachtoffer 1] zelf gezien. Op het moment dat [slachtoffer 1] met [naam 2] (hierna: [naam 2] ) stond te praten, kreeg hij, [slachtoffer 1] , een vuurwapen in zijn zij. [7]
[slachtoffer 3] heeft aan de hand van de camerabeelden verklaard dat [medeverdachte 6] iets wits, een doek, in zijn handen heeft met daaronder iets wat lijkt op een geweer. Hij ziet dat [medeverdachte 6] met twee handen een voorwerp onder een doek richt. Hij richt eerst op [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) en dan richt hij op hemzelf. Hij ziet dat [medeverdachte 6] dat ding met het witte doek erover weer op hem, [slachtoffer 3] , richt en op hem af komt rennen. [slachtoffer 3] zag dat het een geweer was, maar zag niet wat voor soort. [slachtoffer 3] ziet op de beelden dat iemand een pistool op het hoofd van [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] richt. Hij ziet dat [medeverdachte 6] dat ding met die doek erover aan iemand anders geeft en dat [slachtoffer 2] een duw krijgt. Die met de bontkraag heeft dat grote ding met het witte doek erover in zijn handen. [medeverdachte 5] heeft een stok in zijn hand en rent achter hem, [slachtoffer 3] , aan. Op de beelden ziet [slachtoffer 3] dat iemand bij [slachtoffer 1] komt staan en iets in zijn zij drukt. Hij weet niet of het een pistool of een geweer is. Hij ziet dat degene met de bontkraag een handvuurwapen op het hoofd van [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] richt. De tweede persoon met een ding met daarover een witte doek richt ook op [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] . [8]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij ineens [medeverdachte 6] zag lopen met een theedoek over een ding. Hij denkt dat het een riot gun was. Getuige zag dat [medeverdachte 6] naar [slachtoffer 3] toe liep. [medeverdachte 6] zette de riot gun op de kop van [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] . [9]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat in april 2020 [medeverdachte 1] het een en ander heeft verteld over het incident. Hij vertelde getuige dat de vingerafdrukken van [medeverdachte 1] op een wapen zaten en dat [medeverdachte 2] in het rond had geschoten. [medeverdachte 1] vertelde dat iedereen had geschoten. Hiermee bedoelde hij [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ), [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Getuige weet dat [medeverdachte 1] een wapen had, [betrokkene 2] en [medeverdachte 2] ook. [medeverdachte 1] was vergeten om zijn handschoenen aan te trekken. [10]
Verbalisant heeft de camerabeelden 9 december 2019 van de woning De Sikkel 58 bekeken. Het camerasysteem had een afwijking van ongeveer twee minuten op de daadwerkelijke tijd. Op 9-12-2019 00:29:53 ziet verbalisant dat het voertuig ter hoogte van de vier personen rijdt, ziet dat de remlichten oplichten en het voertuig tot stilstand komt. Vrijwel direct ziet verbalisant de bestuurder en de bijrijder uitstappen. De bestuurder stap uit, rent direct naar voren en verdwijnt uit beeld. Verbalisant ziet dat de bijrijder vrijwel direct uitstapt en naar de achterzijde van de auto loopt. De derde persoon stapt uit de auto en verdwijnt uit beeld achter de bestuurder aan. Op 9-12-2019 00:30:05 ziet verbalisant dat de bijrijder en de man met het witte voorwerp, mogelijk een doek of een tas, contact maken waarna de bijrijder naar de man met het witte voorwerp toe loopt. De bestuurder komt terug in beeld lopen en verbalisant ziet dat hij meerdere keren met zijn handen aan zijn gezicht voelt. Op 9-12-2019 00:30:32 ziet verbalisant dat de man met het witte voorwerp zijn handen naar voren steekt alsof hij iemand aanwijst. Op 9-12-2019 00:30:46 ziet verbalisant dat de bijrijder terug in beeld loopt. Verbalisant ziet dat de man met het witte voorwerp deze richt op beide personen bij de auto. De bestuurder staat er schuin naast. Op 9-12-2019 00:30:51 ziet verbalisant dat de bijrijder en de bestuurder beiden naar de man met het witte voorwerp toe lopen. De man met het witte trainingsjack heeft een donker langwerpig voorwerp in zijn rechterhand langs zijn lichaam. Op 9-12-2019 00:31:13 ziet verbalisant twee mannen in beeld lopen. Hij ziet dat [persoon] een lang dun voorwerp in zijn hand houdt. Op 9-12-2019 00:31:52 ziet verbalisant dat het witte voorwerp in handen is van de [persoon] -man, de man met de opvallende bontkraag. Op 9-12-2019 00:32:38 is er ineens beweging en loopt de bestuurder ineens achteruit. De [persoon] -man met de bontkraag aan zijn jas lijkt iets te richten op de bestuurder en een tweede [persoon] -man is in het bezit van het witte voorwerp die de man op foto 3 en foto 6 in eerste instantie had. Op 9-12-2019 00:32:47 ziet verbalisant dat de bestuurder wegrent in de richting van de Haarhamer te Apeldoorn en niet meer in beeld komt. Hij ziet vervolgens dat de man met de opvallende bontkraag en de man met het witte voorwerp weer terugrennen en in de richting van de auto rennen. [11]
In het dossier bevinden zich uitgeluisterde en uitgewerkte tapgesprekken. Deze tapgesprekken bevatten onder meer het volgende:
Tapgesprek van 9 december 2019 om 00:38 uur, sessienummer [nummer 1] [12] Dit betreft een telefoongesprek tussen [betrokkene 1] en [medeverdachte 5] .
n [betrokkene 1]ja ga weg.n er is geschoten overal[betrokkene 1] weet ikn en niemand is gewond[betrokkene 1] jullie moeten allemaal weg, er is allemaal politie onderweg. jullie moeten wegn ik kan niet bellen, iemand moet mij ophalen
Tapgesprek op 9 december 2019 om 01.01 uur, sessienummer [nummer 2] [13]
Dit betreft een gesprek tussen [betrokkene 1] en [medeverdachte 5] .
[betrokkene 1] [medeverdachte 5] hebben jullie papa al gevonden.
[medeverdachte 5] nee zij zijn waarschijnlijk met de auto weg.
[betrokkene 1] nee want [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en die andere kleine man, die zijn allemaal weg gereden, zij zitten in 1 auto. Jij en dinges zijn samen en die andere kleine is apart weggegaan.
[medeverdachte 5] oh dan weet ik het niet.
[betrokkene 1] nee ik ook niet, hij is spoorloos en omdat hier auto's reden, zijn telefoon is uit. Denk je niet dat hun papa hebben, denk je.
[medeverdachte 5] nee want alleen [naam 1] die ... ntv de auto uit, maar verder niet en die [naam 1] die is net weg hier bij ons.
[betrokkene 1] maar wat had die [naam 1] dan.
[medeverdachte 5] ja nou hij kwam het bos uit springen en hij deed heel normaal, hij zei....ntv dit en dat. Hij wil nou wil die wapenstilstand
Verdachte noemt [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] ‘ [naam 1] ’, omdat zijn haren een rode kleur hebben. [14]
Tapgesprek op 9 december 20219 om 02.24 uur, sessienummer [nummer 3] [15]
Dit betreft een telefoongesprek tussen [naam 2] en [betrokkene 2] .
[betrokkene 2] : Ik was als laatste gekomen... ik [betrokkene 2] dus laat gekomen... ik heb nummer 1 wat aangedaan... en dan nummer 2, en hij/zij rijdt met de auto... en toen pakte [medeverdachte 2] (fon)... [medeverdachte 2] (fon) deed nog 2 keer
[naam 4] : Ja, ik zag het... ik zag hem/haar.., verdorie... ik zeg verdorie die persoon
[betrokkene 2] : Ja, de eerste kreeg 2 keer... maar ik weet niet wie het getroffen had... vraag maar aan [medeverdachte 6] (fon). [medeverdachte 6] (fon) heeft met iemand gevochten bij watana (fon) ik heb die persoon wat aangedaan...
[naam 4] : (fluisterend tegen iemand gezegd die bij hem is) Oh [medeverdachte 6] ... [medeverdachte 6] , ja [medeverdachte 6] ... Peet, ken jij [medeverdachte 6] ... (niet te verstaan) eerst geslagen eh op de grond ligt... wie was dat toen je geschopt...
NNman: Huh? [slachtoffer 3] (fon).
[naam 4] : Oh hij is klaar?
[naam 3] : Ja.
[betrokkene 2] : Ja, ik heb hem wat aangedaan...
[naam 4] : Die kent [naam 1] (fon) toch?
[betrokkene 2] : Ja, want ik dacht... ik zei tegen [naam 1] , ik zeg tegen jou waar is het wie is het dus ik herken...
[naam 4] : Ja, maar ik ben/was niet klaar ik heb met hem/haar gesproken toch?
[betrokkene 2] : Ik herkende [medeverdachte 6] ...
[naam 4] : Ik had gesproken... hij vluchtte met de auto... hij wilde mij overrijden dus ik vroeg aan die persoon...
[betrokkene 2] : Ja nee... voor die tijd had [medeverdachte 6] gevochten...
[naam 4] : Ja?
[betrokkene 2] : [medeverdachte 6] vocht tegen één persoon...
[naam 4] : Ja.
[betrokkene 2] : Toen was één persoon gevallen... en ik heb hem wat aangedaan...
Tapgesprek op 11 december 2019 om 09.43 uur, sessienummer [nummer 4] [16]
Dit betreft een telefoongesprek tussen [slachtoffer 1] en [naam 1] .
(..) En [medeverdachte 5] , die stond er, die sprong naar buiten, toen zegt [medeverdachte 6] , die had die riot, [medeverdachte 6] zegt niet doen [naam 1] , zeg wegwezen [medeverdachte 6] . Toen ging [medeverdachte 5] op de loop, ging [slachtoffer 2] d'r achteraan en die gaf 'm een trap, en toen draaide [medeverdachte 5] zich om en die spoot [slachtoffer 2] pepperspray in zijn gezicht, en toen kwam er één of andere gek aan die [slachtoffer 2] met een stok achter op zijn rug sloeg. Dat zag ik allemaal, toen liep ik erheen en toen kwam [naam 1] er aan, toen kwam ik in de loop en [naam 1] was ook in de loop. (..) jullie zijn zulke stoere jongens toch? Leg dat ding eens weg, ik zeg jullie met z'n tweeën, doe het eens. Ik ben niet gek zegt hij, jij staat gelijk weer op. Ik zeg doe dat ding eens weg dan. Maar anders moet je nou schieten. Ik zeg schiet. (..) En toen had [slachtoffer 2] het pistool op de kop gehad, had tegen [slachtoffer 2] nee ik doe mijn jas wel even uit, dan vechten we. Had [slachtoffer 2] gezegd, da's toch beter, we gaan er om vechten. Toen had ie dat pistool aan die vieze met dat maskertje gegeven en die [medeverdachte 1] stond nog met het pistool bij [slachtoffer 2] .
Op maandag 9 december 2019 om 02:20 kwamen verbalisanten voor een forensisch onderzoek aan de locatie De Sikkel 7335 KP Apeldoorn. Op straat op de plaats delict, tussen de geparkeerde auto’s en de Citroën die de achtertuin ingereden was, werden er meerdere sporendragers waargenomen. Dit betrof onder andere een bril. Aan het begin van het looppad, ter hoogte van een schutting en in de nabijheid van perceel [nummer 5] , lag een chroomkleurig handvuurwapen met een zwarte kolf. [17] Van de pootjes en de neusvleugels van de bril zijn monsters veiliggesteld. [18] Deze monsters zijn door The Maastricht Forensic Institute onderworpen aan DNA-onderzoek. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte [medeverdachte 2] . [19] Van het aangetroffen handvuurwapen zijn onder andere van de ruwe delen + niet bruikbare dacty en het gehele magazijn monsters veiliggesteld. [20] Deze monsters zijn door The Maastricht Forensic Institute onderworpen aan DNA-onderzoek. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte [medeverdachte 1] . [21]
De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat het DNA van [medeverdachte 2] is aangetroffen op de pootjes en neusvleugels van de inbeslaggenomen bril en dat het DNA van [medeverdachte 1] is aangetroffen op de ruwe delen en het gehele magazijn van het inbeslaggenomen vuurwapen.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 2] [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] en overweegt daartoe het volgende. Op belangrijke details wordt de verklaring van [slachtoffer 2] ondersteund door andere bewijsmiddelen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat er met pepperspray in zijn ogen is gespoten en dat hij in zijn ogen wreef. Dit wordt ondersteund door het proces-verbaal waarin de camerabeelden zijn beschreven. Op de beelden wordt door de verbalisant waargenomen dat de bestuurder meerdere keren met zijn handen aan zijn gezicht voelde op het moment dat hij terug het beeld in komt lopen. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] verklaard dat hij de bril van het gezicht van [medeverdachte 2] heeft geslagen. Uit het forensisch onderzoek is gebleken dat er kort na het incident een bril is aangetroffen op De Sikkel in Apeldoorn met daarop het DNA van [medeverdachte 2] . Verder verklaart [slachtoffer 2] over de aanwezigheid van [medeverdachte 1] en verdachte en de aanwezigheid en de rol van [medeverdachte 6] . Dat [medeverdachte 1] op die plek aanwezig was, wordt ondersteund door het wapen dat op De Sikkel is aangetroffen met daarop DNA van [medeverdachte 1] , dit in onderlinge samenhang bezien met de getuigenverklaring van [getuige 3] . [getuige 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hierover had verteld dat [medeverdachte 1] was vergeten om zijn handschoenen aan te trekken, de vingerafdrukken van [medeverdachte 1] op een wapen zaten en dat iedereen had geschoten. De aanwezigheid en rol van [medeverdachte 6] blijkt naast de verklaring van [slachtoffer 2] ook uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [getuige 2] . De aanwezigheid en betrokkenheid van verdachte, waarover [slachtoffer 2] verklaart, wordt ten slotte bevestigd door de inhoud van de opgenomen telefoongesprekken die zijn gevoerd rondom het tijdstip van het incident. Verdachte zegt in één van die gesprekken onder meer tegen [betrokkene 1] dat er overal is geschoten, waarop [betrokkene 1] aangeeft dat er allemaal politie onderweg is. Verdachte antwoordt hierop dat iemand hem moet ophalen. Vervolgens zegt verdachte dat [naam 1] net weg is en dat hij een wapenstilstand wil. Uit het dossier blijkt, zoals gezegd, dat verdachte met ‘ [naam 1] ’ [slachtoffer 2] bedoelt. De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2] op een groot aantal punten wordt bevestigd en ondersteund door ander bewijsmateriaal. De verklaringen van [slachtoffer 2] zijn naar oordeel van de rechtbank bovendien voldoende gedetailleerd en authentiek. Dat [slachtoffer 2] gedeeltelijk een verklaring heeft afgelegd aan de hand van de camerabeelden, maakt dat oordeel niet anders. Ten slotte geldt dat de rechtbank geen indicaties in het dossier is tegengekomen dat [slachtoffer 2] met betrekking tot dit incident niet de waarheid heeft gesproken. De rechtbank acht daarom de verklaringen van [slachtoffer 2] voldoende betrouwbaar en dus bruikbaar voor het bewijs.
Openlijke geweldpleging is een misdrijf tegen de openbare orde, waarbij in vereniging geweld wordt gepleegd tegen (in dit geval) personen. Voor een bewezenverklaring van het plegen van openlijk geweld is niet vereist dat elk van de deelnemers zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het toegepaste geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van fysiek gewelddadige aard hoeft te zijn.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank het volgende. Verdachte heeft deel uitgemaakt van een groep die geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . Verdachte was bij het incident aanwezig, heeft pepperspray in de ogen van [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] gespoten en met een stok achter [slachtoffer 3] aangerend. Daardoor heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zonder meer een significante bijdrage geleverd aan het openlijk geweld.
De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde openlijk geweldpleging.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
primair:
hij op
of omstreeks8 december 2019 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1]
- een
of meerderekeer met
een knuppel/schep, althanseen hard
en/of zwaar en/of scherp (puntig)voorwerp, op/tegen het hoofd
en/of het lichaamheeft geslagen
/gestompt, en
/of
- een
of meerderekeer op/tegen
het hoofd en/ofhet lichaam heeft geslagen
/gestompt.
2.
hij op
of omstreeks9 december 2019 te Apeldoorn, openlijk, te weten op
of aande Sikkel,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging (te weten met [medeverdachte 6] en
/of[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2]
en/of [medeverdachte 3]) geweld heeft gepleegd tegen
een ofmeerdere personen, te weten [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1] , door
- die [slachtoffer 2] te duwen en
/of
- pepperspray,
althans een met pepperspray vergelijkbare stof, in de ogen,
althans het gezicht,van die [slachtoffer 2] te spuiten en
/of
-
een ofmeerdere keren
een pistool/revolver, althanseen vuurwapen,
althans
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,op die [slachtoffer 2] te richten en
/of
- met
een pistool/revolver/afgezaagd jachtgeweer, althanseen vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,achter die [slachtoffer 2] aan te rennen en
/of
- achter die [slachtoffer 3] aan te rennen en
/of die [slachtoffer 3] naar/op de grond te duwen/trekken en/of
- met een bezemsteel
/stok, althans een hard en/of zwaar voorwerp, achter die [slachtoffer 3] aan te rennen en
/of
-
een afgezaagd jachtgeweer, althanseen vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen
de buik en/of heup, althanshet lichaam van die [slachtoffer 1] te zetten/drukken en
/of
- zich niet te onttrekken aan de situatie en
/of(daardoor) bij te dragen aan een gewelddadige en/of dreigende sfeer.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, primair:
medeplegen van een poging tot zware mishandeling
feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat rekening moet worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft samen met een ander [slachtoffer 1] geslagen tegen het hoofd en het lichaam en hierbij een hard voorwerp gebruikt. Zij hebben hierbij letsel en pijn veroorzaakt en dit had eenvoudig slecht(er) kunnen aflopen. Hiermee is een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door onder andere pepperspray in de ogen van [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] te spuiten en met een stok achter [slachtoffer 3] aan te rennen. Deze feiten hebben plaatsgevonden midden in een woonwijk waar meerdere buurtbewoners getuige van waren. Dit soort incidenten brengen in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg en levert een grote inbreuk op de rechtsorde op. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
Uit de justitiële documentatie van 6 oktober 2023 blijkt dat verdachte op 9 augustus 2022 is veroordeeld voor mishandeling en overtreding van de Wet Wapens en Munitie tot een taakstraf van 30 uur waarvan 10 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens fors is overschreden. Deze overschrijding is niet toe te rekenen aan verdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het eigen aandeel van de familie [slachtoffer 1] en van [slachtoffer 3] in het geheel. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 120 uur met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.014,99 aan materiële schade en € 10.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie stelt zich primair op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het causale verband tussen de handelingen die zijn verricht door verdachte en het letsel aan de arm ontbreekt. Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de vordering aanzienlijk gematigd moet worden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Het causale verband tussen het eventuele handelen van verdachte en de gestelde geleden schade door de benadeelde partij ontbreekt. Daarnaast leent de vordering zich niet voor een eenvoudige behandeling in het strafgeding.
Overweging van de rechtbank
Uit de toelichting van de vordering blijkt dat de vordering met name ziet op het letsel (geestelijk en fysiek) dat benadeelde heeft opgelopen doordat hij beschoten zou zijn. Dit schieten is echter niet in de tenlastelegging opgenomen. Voor wat betreft de gevorderde materiële schade blijkt uit de onderbouwing niet dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het tenlastegelegde openlijk geweld. Voor zover op de terechtzitting namens de benadeelde is aangevoerd dat de gevorderde schade mede het gevolg is van de bedreiging en de openlijke geweldpleging die ten laste zijn gelegd, overweegt de rechtbank dat bedreiging van benadeelde niet aan verdachte is tenlastegelegd. Ten aanzien van het openlijk geweld geldt dat de gestelde immateriële schade enkel is onderbouwd met stukken die zien op de stelling dat benadeelde beschoten zou zijn en niet op de openlijk geweld handelingen die ten laste zijn gelegd. Verder is gesteld noch gebleken dat sprake is geweest van zodanig letsel of een dusdanige inbreuk op de integriteit van de persoon van de benadeelde als gevolg van het ten laste gelegde, dat de vordering tot vergoeding wegens immateriële schade op basis daarvan zonder meer toewijsbaar is. De behandeling van deze vordering vormt dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en de benadeelde partij kan zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 47, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen en beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
 compenseert de kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.C. Henniphof (voorzitter), mr. I. Linssen en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 januari 2024.
Mr. Linssen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 202001270928 .DOSS, onderzoek Figaro/ ON3R019106 , gesloten op 14 januari 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] , p. 3604 en 3605.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 2657.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2962, het tapgesprek van 8-12-2019 20:08:48, p. 2986.
5.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 november 2023.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 2708 t/m 2710.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [slachtoffer 1] , p. 3623 t/m 3626.
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [slachtoffer 3] , p. 3534 t/m 3536.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 2665.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 2692.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2726 t/m 2734.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2963, het tapgesprek van 9-12-2019 0:38:57, p. 2982.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2964, het tapgesprek van 9-12-2019 1:01:44, p. 2981.
14.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , p. 2028.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2962, het tapgesprek van 9-12-2019 2:24:30, p. 2979.
16.Proces-verbaal van bevindingen p. 2955, tapgesprek van 11-12-2019 09:43:49, p. 3005 en 3006.
17.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( De Sikkel Apeldoorn ), p. 2419 t/m 2421.
18.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, p. 3093 en 3094.
19.Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. 3098.
20.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, p. 2514 t/m 2516.
21.Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. 2517 t/m 2519.