ECLI:NL:RBGEL:2024:184

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
05-881485-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een knuppel in Apeldoorn

Op 11 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige man uit Apeldoorn, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De verdachte had op 8 december 2019, samen met een medeverdachte, een slachtoffer met een knuppel geslagen, wat leidde tot ernstig letsel. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldiging, waaronder verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook tapgesprekken die de betrokkenheid van de verdachte bevestigden. De verdediging voerde aan dat er sprake was van noodweer, maar de rechtbank verwierp dit argument, omdat er geen bewijs was dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte samenhandelden en dat er sprake was van medeplegen. De rechtbank legde een taakstraf van 60 uur op, rekening houdend met de ernst van het delict en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/881485-19
Datum uitspraak : 11 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] [geboor] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ( [postcode] ) [woonplaats] ,
Raadsman: mr. S.A.S Jansen, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 december 2019 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer]
- een of meerdere keren met een knuppel/schep, althans een hard en/of zwaar en/of scherp (puntig) voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen/gestompt, en/of
- een of meerdere keren op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen/gestompt;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 8 december 2019 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- een of meerdere keren met een knuppel/schep, althans een hard en/of zwaar en/of scherp (puntig) voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen, en/of
- een of meerdere keren op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Bovendien is naar mening van de officier van justitie het slaan met een knuppel of schep op het hoofd van [slachtoffer] niet proportioneel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er sprake was van noodweer en dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging c.q. moet worden vrijgesproken. De auto van verdachte werd klemgereden door [slachtoffer] en verdachte moest zich verdedigen tegen een zwaar opgefokte en agressieve man van 54 jaar. Daarbij moest verdachte zijn zus, die haar twee kleine kinderen in de auto had, en zijn vriendin die in zijn auto zat beschermen. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat er sprake was van noodweerexces en dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging c.q. moet worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 8 december 2019 samen met zijn vrouw [betrokkene] (hierna [betrokkene] ) tegenkwam op de Hoge Dries in Apeldoorn. Hij heeft zijn auto naast de auto van [betrokkene] gezet. [betrokkene] kwam uit de auto en [slachtoffer] en zijn vrouw ook. Toen kwam er ineens een andere auto bij. Daar zat een jongen in die opeens tegen [slachtoffer] begon te schelden. Dit was [verdachte] (hierna: [verdachte] ). [verdachte] balde zijn vuisten en kwam op [slachtoffer] af. [slachtoffer] liep ook op hem af. Hij zag dat [verdachte] aan het bellen was. Toen [slachtoffer] terugliep naar zijn auto hoorde hij ineens zijn dochter keihard roepen: ‘Pap’. Op dat moment keek hij om en zag een Peugeot op hem af komen rijden. Hij moest daardoor op de stoep springen. Hij zag dat [verdachte] weer op hem afkwam. Toen hij de klappen kreeg met de honkbalknuppel en op de grond viel, zag hij dat dit [medeverdachte 1] (hierna [medeverdachte 1] ) was. Hij is overeind geholpen door zijn dochter. Hij kreeg wederom een klap met de honkbalknuppel van [medeverdachte 1] . Deze kwam tegen zijn armen. In het ziekenhuis is hij gehecht aan zijn hoofd. [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat bij de Aldi aan de Hoge Dries een conflict ontstond. Ineens stapte het broertje van [betrokkene] uit de Fiesta. Hij zei ‘pussy’ en sloeg direct haar man. Dit was [verdachte] . Het was weer even rustig en haar man liep weer naar de auto. Toen kwam ineens een blauwe Peugeot aanrijden. Er stapten twee personen uit de auto. Dat waren [medeverdachte 1] en [verdachte] . Eén van de jongens sloeg met een stuk hout in op haar man. [3]
In het dossier bevinden zich uitgeluisterde en uitgewerkte tapgesprekken. Deze tapgesprekken bevatten onder meer het volgende:
Tapgesprek van 8 december 2019 om 20:08 uur, sessienummer [nummer 1] [4] Dit betreft een telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
‘ [medeverdachte 1] zegt dat 'hij' (onbekend wie er bedoeld wordt) 2 x naar de grond is gegaan, die dikke.
[medeverdachte 1] zegt dat het bloed uit zijn kop er gewoon uitspoot.
[naam 2] vraagt of hij ergens mee geslagen had.
[medeverdachte 1] zegt dat hij zo'n schep had met een mes eraan en hij hem toen met de achterkant van de schep op het gezicht geslagen.
[medeverdachte 1] zegt hem bijna te hebben aangereden, maar hij rende weg. Daarne stond 'hij' ineens bij het broertje van [medeverdachte 1] en toen had hij een mooi moment.
[medeverdachte 1] zegt dat 'hij' naar de grond ging en zijn broertje sloeg hem nog.
[naam 2] zegt 'mooi'.
Beiden zeggen dat 'hij' niet eens kan vechten.
[naam 1] ging er voor staan zodat wij ( [medeverdachte 1] en onbekende anderen) er niet bij konden komen.
[medeverdachte 1] zegt dat hij [naam 1] gewoon een beetje aan de kant duwde en toen ging Thijs naar de grond. Hierna sloeg [medeverdachte 1] [naam 3] nog een keer met dat ding.’
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft geslagen. [5]
Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] samen [slachtoffer] hebben geslagen tegen het hoofd en het lichaam, waarbij in ieder geval één van hen met een hard voorwerp tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit een poging tot zware mishandeling op. Door iemand met een hard voorwerp tegen het hoofd te slaan, aanvaardt de dader de aanmerkelijke kans dat hierdoor zwaar letsel ontstaat.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aangehaalde bewijsmiddelen, met name uit de verklaring van [slachtoffer] , de eigen verklaring van verdachte en het tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , blijkt dat verdachte en [medeverdachte 1] allebei en in dezelfde situatie [slachtoffer] hebben geslagen, waaruit blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking. Hierdoor is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplegen.
Noodweer
Voor noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. Van een ogenblikkelijke aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor aanranding. De gestelde aanranding moet in redelijkheid beschouwd zodanig bedreigend zijn voor verdachte dat deze kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke aanranding in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht.
Op basis van het dossier, en in het bijzonder gelet op de verklaring van [betrokkene] , kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte is klemgereden en dat hij niet weg kon uit de situatie. Bovendien is niet aannemelijk geworden dat er op het moment van het tenlastegelegde sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Uit het dossier blijkt dat [betrokkene] met haar kinderen is weggereden uit de situatie, nadat verdachte en [medeverdachte 1] kwamen aanrijden. De stelling van verdachte dat hij en zijn medeverdachte vervolgens direct werden aangevallen door [slachtoffer] , is, mede in het licht van de verklaringen van [slachtoffer] en zijn vrouw, niet aannemelijk geworden. Naar het oordeel van de rechtbank is dus onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake was van een noodweersituatie. Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen. Nu niet aannemelijk is dat verdachte zich in een noodweersituatie bevond, kan ook geen sprake zijn van noodweerexces.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks8 december 2019 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer]
- een
of meerderekeer met
een knuppel/schep, althanseen hard
en/of zwaar en/of scherp (puntig)voorwerp, op/tegen het hoofd
en/of het lichaamheeft geslagen
/gestompt, en
/of
- een
of meerderekeer op/tegen
het hoofd en/ofhet lichaam heeft geslagen
/gestompt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van een poging tot zware mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn. Gevangenisstraf is om die reden niet op zijn plaats en er dient een flinke strafkorting te worden toegepast.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft samen met een ander [slachtoffer] geslagen tegen het hoofd en het lichaam en hierbij een hard voorwerp gebruikt. Zij hebben hierbij letsel en pijn veroorzaakt en dit had eenvoudig slecht(er) kunnen aflopen. Hiermee is een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien draagt een dergelijk misdrijf bij aan het veroorzaken van gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de samenleving, temeer nu dit midden in een woonwijk plaatsvond.
Uit de justitiële documentatie van 6 oktober 2023 blijkt dat verdachte de laatste vijf jaar niet is veroordeeld voor een soortgelijk feit. In 2020 is verdachte veroordeeld voor een overtreding, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Uit het reclasseringsadvies van 30 november 2021 blijkt dat de reclassering het risico op recidive inschat als laag-gemiddeld. De reclassering ziet veel positieve factoren in het leven van verdachte, die lijken hem ervan te weerhouden om delicten te plegen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. Zij vinden interventies of toezicht niet nodig. De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met dit advies.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank verder acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Bovendien heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens fors is overschreden. Deze overschrijding is niet toe te rekenen aan verdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het eigen aandeel van de familie [slachtoffer] en van [naam 1] in het geheel. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 60 uur met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
De rechtbank zal, voor zover van toepassing, het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 47, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstraf van 60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen en beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 heft, voor zover van toepassing, op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.C. Henniphof (voorzitter), mr. I. Linssen en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 januari 2024.
Mr. Linssen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 202001270928 .DOSS, onderzoek Figaro/ ON3R019106 , gesloten op 14 januari 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] , p. 3604 en 3605.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 2657.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2962, het tapgesprek van 8-12-2019 20:08:48, p. 2986.
5.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 november 2023.