ECLI:NL:RBGEL:2024:1799

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
432293
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale geschilbeslechting en arbitrage in kort geding over tijdbevrachtingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Belgische besloten vennootschap Anaco een kort geding aangespannen tegen Rijnaarde Global Trading & Logistics B.V. en Rijnaarde Liquid Barging B.V. over de uitvoering van een tijdbevrachtingsovereenkomst met betrekking tot het schip MTS Silke. De overeenkomst, die op 16 februari 2022 werd gesloten, had een looptijd van vijf jaar en bevatte bepalingen over opzegging en arbitrage. Anaco vorderde dat Rijnaarde GTL het schip beschikbaar zou houden tot 18 maart 2027, terwijl Rijnaarde GTL betwistte dat de overeenkomst nog van kracht was na een opzegging per 1 maart 2024. De voorzieningenrechter oordeelde dat de opzegging geen werking had en dat de tijdbevrachtingsovereenkomst nog steeds van toepassing was. De rechter baseerde zijn oordeel op de Belgische wetgeving en de voorwaarden van de overeenkomst, en concludeerde dat Anaco een spoedeisend belang had bij haar vorderingen. De rechter wees de vorderingen van Anaco toe en veroordeelde Rijnaarde GTL om het schip beschikbaar te houden en de proceskosten te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/432293 / KG ZA 24-58
Vonnis in kort geding van 26 maart 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap naar het recht van België
BV ANACO,
gevestigd te Antwerpen, België,
eisende partij,
hierna te noemen: Anaco,
advocaat: mr. R.L. Latten te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RIJNAARDE GLOBAL TRADING & LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Beuningen en kantoorhoudende te Andelst,
hierna te noemen: Rijnaarde GTL
2.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
RIJNAARDE LIQUID BARGING B.V.,
gevestigd te Andelst,
hierna te noemen: Rijnaarde LB
gedaagde partijen,
advocaat: mr. T. Jumelet te Rotterdam,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 14,
- de akte met aanvullende producties 15 tot en met 18 van Anaco,
- de akte met producties 1 tot en met 5 van Rijnaarde GTL,
- de mondelinge behandeling gehouden op 12 maart 2024,
- de pleitnota van Anaco,
- de pleitnota van Rijnaarde GTL.

2.De feiten

2.1.
Anaco drijft een bevrachtingskantoor gevestigd in Antwerpen dat bemiddelt bij de totstandkoming van bevrachtingsovereenkomsten in het vervoer van vloeistoffen over de binnenwateren en bij het sluiten van vervoersovereenkomsten.
2.2.
Rijnaarde Tankvaart B.V. (hierna: Tankvaart) was exploitant van zeven (binnenvaart)tankschepen, waaronder MTS Silke. Rijnaarde GTL hield 50% van de aandelen in Tankvaart.
2.3.
Op 16 februari 2022 heeft Anaco met Tankvaart een overeenkomst van tijdbevrachting inzake het MTS Silke gesloten (hierna: de tijdbevrachtingsovereenkomst). In deze overeenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
2. Duur van de bevrachting
De duur van de bevrachting bedraagt 5 jaar, ingaande op de datum van levering.
(…)
Beide partijen kunnen evenwel de overeenkomst tussentijds opzeggen mits in acht
name van een opzegtermijn van 6 maanden.
Bij een dergelijke voortijdige opzegging dient de partij die opzegt een vergoeding te
betalen aan de andere partij berekend als volgt: 10% van de netto dagprijs zoals bepaald
in artikel 5, berekend over de gehele nog resterende looptijd van deze overeenkomst.
(…)
Anaco is geen vergoeding wegens voortijdige beëindiging verschuldigd, en kan de
overeenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen, indien de opzeg tot beëindiging
gegeven is doordat het schip niet meer in klasse is, wanneer de eigenaar de in artikel 4
opgelegde veiligheidsprocedures niet naleeft, en/of wanneer de eigenaar na 30 dagen off-
hire de oorzaken daarvan niet heeft geremedieerd.
8. Off-hire
De bevrachting zal worden geschorst en het schip off-hire zijn, en Anaco zal geen vracht zoals
bedoeld in artikel 4 dienen te betalen wanneer het schip niet inzetbaar is, wanneer het schip niet
meer in klasse is en wanneer de eigenaar de in artikel 4 opgelegde veiligheidsprocedures niet
naleeft, of wanneer blijkt dat het niet meer afdoende verzekerd is. De beoordeling of het schip niet
inzetbaar is, of de veiligheidsprocedures al dan niet door de eigenaar nageleefd worden en werden
is een aan Anaco toekomende partijbeslissing.
17. Toepasselijke wet
De Belgische wet is toepasselijk op deze overeenkomst
18.
Arbitrage
Alle geschillen die uit of met betrekking tot deze overeenkomst ontstaan, zullen definitief worden
beslecht volgens het arbitragereglement van CEPANI, door één of meerderde arbiters die conform
dit reglement zijn benoemd.
(…)
De plaats van arbitrage is Antwerpen.
Het MTS Silke is op 18 maart 2022 aan Anaco geleverd.
2.4.
Bij e-mail van 30 oktober 2023 heeft Anaco Rijnaarde GTL bericht dat zij akkoord gaat met een contractsovername en zij per 1 december 2023 Rijnaarde GTL als nieuwe contractspartij van de tijdbevrachtingsovereenkomst beschouwt ‘mits de huidige contracten gehonoreerd blijven zoals overeengekomen’.
2.5.
Rijnaarde GTL heeft daarop bij e-mail van diezelfde datum als volgt gereageerd:
(…)
Om zeker te zijn dat we het over hetzelfde hebben, zijn bijgaande documenten de
afspraken waaraan je refereert? Of is hier nog een revisie op gemaakt?
2.6.
Bij ‘overeenkomst van koop en verkoop aandelen’ heeft Rijnaarde GTL in november 2023 haar 50% aandelen in Tankvaart verkocht en de tijdbevrachtingsovereenkomst met Anaco van Tankvaart overgenomen.
2.7.
Bij e-mail van 29 december 2023 heeft Rijnaarde GTL Anaco het volgende meegedeeld:
M.b.t. het mts SILKE melden we U thans dat we het mts SILKE niet langer onder de
tijdbevrachting overeenkomst wensen in te zetten en dit vanaf
01.03.2024.
2.8.
Per 30 december 2023 voldoet Anaco de facturen voor het exploiteren van MTS Silke niet meer aan Rijnaarde GTL.
2.9.
Anaco heeft Rijnaarde GTL bij e-mail van 5 januari 2024 bericht dat bij tussentijdse opzegging van de tijdbevrachtingsovereenkomst een opzegtermijn van zes maanden moet worden gerespecteerd en Rijnaarde GTL daarnaast op grond van de tijdbevrachtingsovereenkomst bij een voortijdige beëindiging een opzeggingsvergoeding dient te betalen. Zij verzoekt Rijnaarde GTL om te bevestigen dat zij van het beëindigingsrecht gebruik maakt met inachtneming van de opzegtermijn van zes maanden.
2.10.
Anaco heeft Rijnaarde GTL bij e-mail van 17 januari 2024 nogmaals gevraagd of zij haar opzegging doorzet en meegedeeld dat zij ‘het terugtrekken van MTS Silke per 1 maart 2024 niet aanvaardt’.
2.11.
Bij e-mail van 12 februari 2024 heeft Rijnaarde GTL Anaco het volgende bericht:
We herhalen ons eerder bericht van 29.12.2023 dat we het mts SILKE niet meer gaan inzetten
onder tijdsbevrachting overeenkomst en dit per 01 maart 2024
(…)
De opzegtermijn van 6 maanden resp. vergoedingsplicht à 10% van de netto dagprijs, zijn en
worden betwist. (…) weet dan dat naar het afgesproken recht, mn. het Belgisch recht, de Belgische
rechter van ambtshalve dergelijke (boete)clausules zal matigen wegens ‘kennelijk onredelijk’.
De door ons gerespecteerde opzeggingstermijn van 2 maanden is daarentegen wel redelijk en
houdt rekening met de rechtmatige belangen van ANACO.
2.12.
Vervolgens is Anaco het onderhavige kort geding gestart.
2.13.
Op 4 maart 2024 is het MTS Silke voor onderhoud naar een werf in Nederland gegaan.
2.14.
Op 6 maart 2024 heeft Rijnaarde GTL de arbitrage jegens Anaco aangezegd.

3.Het geschil

3.1.
Anaco vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
Ten eerste:
primair:
Rijnaarde GTL c.s. (althans die gedaagde die het blijkt aan te gaan) veroordeelt en beveelt om het MTS Silke onder de tijdbevrachtingsovereenkomst met Anaco beschikbaar te blijven houden (noodzakelijk onderhoud aan het schip daargelaten) tot 18 maart 2027;
subsidiair:
Rijnaarde GTL c.s. (althans die gedaagde die het blijkt aan te gaan) veroordeelt en beveelt om het MTS Silke onder de tijdsbevrachtingsovereenkomst met Anaco beschikbaar te blijven houden (noodzakelijk onderhoud aan het schip daargelaten) totdat de overeenkomst door regelmatige opzegging die nog dient te geschieden zal zijn geëindigd;
meer subsidiair:
Rijnaarde GTL c.s. (althans die gedaagde die het blijkt aan te gaan) veroordeelt en beveelt om het MTS Silke onder de tijdbevrachtingsovereenkomst met Anaco beschikbaar te blijven houden (noodzakelijk onderhoud aan het schip daargelaten) tot 29 juni 2024;
In alle gevallen met bepaling dat Rijnaarde GTL c.s. een dwangsom van € 50.000,00 per dag of per dagdeel verbeurt, met een maximum van € 500.000,00,
Ten tweede:
Rijnaarde GTL c.s. (althans die gedaagde die het blijkt aan te gaan) veroordeelt tot betaling van (een voorschot op) de opzeggingsvergoeding als omschreven in artikel 2 van de tijdbevrachtingsovereenkomst à 10% van de netto dagprijs vanaf de datum waarop de tijdbevrachtingsovereenkomst tussentijds eindigt, tot 18 maart 2027, zijnde een bedrag van € 314.400,01.
3.2.
Rijnaarde GTL voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht
4.1.
Nu Anaco is gevestigd te België heeft het onderhavige geschil een internationaal karakter. Daarom dient eerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse voorzieningenrechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen.
4.2.
Partijen zijn in artikel 18 van de tijdbevrachtingsovereenkomst overeengekomen dat alle geschillen die uit of met betrekking tot deze overeenkomst ontstaan definitief zullen worden beslecht volgens het arbitragereglement van CEPANI. De geldigheid van deze overeenkomst tot arbitrage staat tussen partijen niet ter discussie, zodat daarvan wordt uitgegaan.
4.3.
De voorzieningenrechter baseert zijn rechtsmacht op artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna te noemen: Brussel I bis). Wanneer partijen een uit een overeenkomst voortvloeiend geschil rechtsgeldig aan de overheidsrechter hebben onttrokken om het aan het oordeel van arbiters te onderwerpen, zoals in deze zaak aan de orde, is er geen overheidsrechter die in de zin van Brussel I bis bevoegd is kennis te nemen van het bodemgeschil. Een partij bij een dergelijke overeenkomst heeft dan niet de mogelijkheid voorlopige of bewarende maatregelen te vorderen bij een overheidsrechter die krachtens Brussel I bis bevoegd is kennis te nemen van het bodemgeschil, HvJ EG 17 november 1998, C-391/95,
NJ1999/339 (
Van Uden Maritime/Deco-Line). Dan staat alleen de weg van artikel 35 Brussel I bis open.
4.4.
Artikel 35 Brussel I bis bepaalt dat ook indien de rechter niet bevoegd is om kennis te nemen van het bodemgeschil, bijvoorbeeld omdat partijen zoals in het onderhavige geval voor bodemzaken een exclusief arbitragebeding zijn overeengekomen, hij voorlopige en bewarende maatregelen kan gelasten, mits het maatregelen betreft die kunnen worden bevolen krachtens zijn nationale wetgeving. Voor het gelasten van voorlopige of bewarende maatregelen op basis van artikel 35 Brussel I bis is vereist (i) dat het gaat om een voorlopige of bewarende maatregel als bedoeld in dit artikel en (ii) dat wordt voldaan aan het zogenaamde reële band-vereiste.
4.5.
Onder ‘voorlopige of bewarende maatregelen’ in de zin van deze bepaling moeten worden verstaan de maatregelen die, met betrekking tot de onder het toepassingsgebied van Brussel I bis vallende materies, bedoeld zijn om een feitelijke situatie of rechtssituatie in stand te houden ter bewaring van rechten waarvan de erkenning voor het overige wordt gevorderd voor de rechter die van het bodemgeschil kennis neemt. De rechter moet beschikken over bijzondere behoedzaamheid en een gedegen kennis van de concrete omstandigheden waarin de maatregel effect moet sorteren, hetgeen impliceert dat hij zijn toestemming moet kunnen beperken in de tijd en, meer in het algemeen, aan zijn toestemming alle voorwaarden moet kunnen verbinden die het voorlopige of bewarende karakter ervan garanderen (zie HvJ EG 26 maart 1992, C-261/90,
NJ1996/315 (
Reichert/Dresdner Bank II) en HvJ EG 28 april 2005, C-104-03,
NJ2006/636 (
St. Paul Diary/Unibel).
4.6.
In dit kort geding vordert Anaco onder meer het ter beschikking stellen van MTS Silke oftewel dat Rijnaarde GTL in weerwil van haar e-mail van 29 december 2023 uitvoering blijft geven aan de tijdbevrachtingsovereenkomst. Weliswaar ziet haar primaire vordering op het (weder) ter beschikking stellen van het schip tot 18 maart 2027, maar voor zover deze vordering in kort geding zal worden toegewezen, geldt deze maatregel tot in arbitrage anders wordt beslist. Daarmee is ook het voorlopige of bewarende karakter gegarandeerd. Gelet op het voorgaande kan dit worden gekwalificeerd als een maatregel om een (tot voor kort bestaande) feitelijke situatie en rechtssituatie in stand te houden ter bewaring van de rechten die in arbitrage worden voorgelegd en daarnaast als maatregel waaraan de voorzieningenrechter voorwaarden mag verbinden die hem gerade voorkomen. De gevraagde maatregel ziet bovendien op een onderwerp dat tot het materiële toepassingsgebied van de Brussel I bis-Verordening behoort. Aan het eerste vereiste is dan ook voldaan.
4.7.
Het tweede zogenaamde reële band-vereiste houdt in dat er een reële band moet bestaan tussen het voorwerp van de gevraagde maatregel en de op territoriale criteria gebaseerde bevoegdheid van de verdragsluitende staat van de aangezochte rechter (HvJ EG 17 november 1998, C-391-95, NJ 1999/339 (Van Uden Maritime/Deco-Line). Aan dit vereiste zal in beginsel zijn voldaan indien de maatregel wordt gelast door de rechter van de EEX-staat waar hij moet worden gerealiseerd; de plaatselijke rechter (zie HvJ EG 21 mei 1980, 125/79, NJ 1981/184 (Denilauer/Couchet Frères). Nu het MTS Silke zich op dit moment bevindt op een werf in Nederland, zal de ter beschikking stelling van het schip in Nederland moeten worden uitgevoerd. De Nederlandse rechter is daarom aan te merken als plaatselijke rechter, zodat mag worden aangenomen dat ook aan dit vereiste is voldaan.
4.8.
Vervolgens moet de bevoegdheid worden gebaseerd op de internationale bevoegdheidsregels van het nationale recht van de aangezochte rechter. Artikel 1074a Rv bepaalt dat de overeenkomst waaruit voortvloeit dat arbitrage buiten Nederland moet plaatsvinden, niet belet dat een partij de Nederlandse rechter verzoekt om een maatregel tot bewaring van recht of zich wendt tot de voorzieningenrechter van de rechtbank of de kantonrechter in kort geding overeenkomstig artikel 254 Rv. Indien een partij in een geval zoals hiervoor genoemd zich voor alle weren beroept op het bestaan van een overeenkomst tot arbitrage, dient de rechter zich op de voet van Artikel 1074d Rv uitsluitend bevoegd te verklaren indien de gevraagde beslissing niet of niet tijdig in arbitrage kan worden gekregen.
4.9.
Ten aanzien van de door Rijnaarde GTL genoemde mogelijkheid om tijdig voorlopige voorzieningen, zoals opgenomen in artikel 28 van het CEPANI reglement, te treffen gedurende een aanhangige arbitrage geldt dat partijen twisten over de vraag of een Scheidsgerecht reeds is aangesteld. Weliswaar heeft Rijnaarde GTL op 6 maart 2024 de arbitrage jegens Anaco aangezegd maar dit leidt op zichzelf niet tot de conclusie dat de arbitrage aanhangig is. De brief aan het Secretariaat van CEPANI waarnaar Rijnaarde GTL verwijst, is door haar niet in het geding gebracht en daaruit blijkt volgens Anaco evenmin dat een arbitrage aanhangig is. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld of artikel 28 van het CEPANI reglement voorziet in een tijdige beslissing. Rijnaarde GTL voert daarnaast aan dat een urgentiearbiter kan worden benoemd, zoals volgt uit artikel 27 van voornoemd reglement, voordat het Scheidsgerecht is aangesteld. Volgens Anaco is het echter nog maar de vraag of een dergelijk Belgisch arbitraal vonnis van een urgentiearbiter bestreken wordt door het Executieverdrag van New York 1958 en of deze tijdig in Nederland ten uitvoer kan worden gelegd. Een Belgisch arbitraal vonnis kan pas na een exequaturprocedure op tegenspraak, met een doorlooptijd van 8 à 12 maanden, bij het bevoegde Nederlandse Hof ten uitvoer worden gelegd, aldus nog steeds Anaco. Rijnaarde GTL heeft enkel toegelicht dat het omzetten van een vonnis niet zo ingewikkeld is, geen indicatie gegeven van de te verwachten termijn en daarmee het standpunt van Anaco onvoldoende weersproken. Gebleken is dat het onderhoud aan het schip binnen enkele dagen zal zijn voltooid en Anaco voert aan dat zij er belang bij heeft om het schip weer zo snel mogelijk te exploiteren nu zij geen alternatief heeft voor het MTS Silke. Dat Anaco tijdig een beslissing had kunnen krijgen indien zij in plaats van haar vorderingen voor te leggen aan de voorzieningenrechter een urgentiearbiter had benoemd is gelet op het voorgaande niet gebleken. Nu partijen ook de mogelijkheid om de Nederlandse voorzieningenrechter te verzoeken voorlopige voorzieningen in kort geding te treffen niet hebben uitgesloten, acht de voorzieningenrechter zich bevoegd de vorderingen te behandelen.
4.10.
Dit alles leidt ertoe dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Op de voet van artikel 99 lid 1 Rv is bevoegd van het geschil kennis te nemen de rechter van de woonplaats van de gedaagde partij. Nu Rijnaarde GTL is gevestigd in Tiel, is de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem bevoegd om op de voet van artikel 35 Brussel I bis voorlopige of bewarende maatregelen te treffen.
Toepasselijk recht
4.11.
Niet in geschil is dat partijen in de tijdbevrachtingsovereenkomst hebben gekozen voor toepassing van het Belgisch recht.
Het spoedeisend belang
4.12.
Gelet op de betwisting door Rijnaarde GTL van het spoedeisend belang zal de voorzieningenrechter dit eerst beoordelen.
4.13.
Volgens Rijnaarde GTL wist Anaco op 29 december 2023 dat de overeenkomst per 1 maart 2024 zou worden opgezegd en heeft zij ruimschoots de tijd gehad om maatregelen te treffen. Dat Anaco ten aanzien van het MTS Silke nog enige contractuele verplichtingen zou hebben blijkt nergens uit. Bovendien geldt dat Anaco louter uit is op een opzeggingsvergoeding. Als een opzegtermijn van zes maanden in acht wordt genomen alsmede de vergoeding wordt betaald gaat Anaco immers akkoord met een tussentijdse beëindiging. Dat rijmt niet met haar standpunt dat zij een spoedeisend belang heeft bij het exploiteren van het MTS Silke, aldus Rijnaarde GTL.
4.14.
Geoordeeld wordt dat Anaco wel degelijk een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Anaco heeft na de e-mail van 29 december 2023 getracht duidelijkheid van Rijnaarde GTL te krijgen, zoals volgt uit haar e-mails van 5 januari 2024 en 17 januari 2024. Dit komt de voorzieningenrechter logisch voor nu enige toelichting in de e-mail van 29 december 2023 ontbreekt en slechts één maand sinds de contractsovername was verstreken. Pas bij e-mail van 12 februari 2024 bevestigt Rijnaarde GTL dat zij de opzegging handhaaft en voegt zij daaraan toe waarom zij in plaats van zes maanden twee maanden als opzegtermijn heeft gehanteerd. Onder deze omstandigheden kan het tijdsverloop tussen voornoemde e-mail en het aanhangig maken van dit kort geding niet in het nadeel van Anaco werken. Het standpunt van Rijnaarde GTL dat Anaco in januari en februari maatregelen had kunnen nemen slaagt gelet op het voorgaande evenmin.
Bovendien geldt dat Anaco weliswaar haar standpunt – dat zij zich richting haar klanten heeft gecommitteerd om met het MTS Silke te varen – niet nader heeft onderbouwd, maar zij heeft evenwel toegelicht dat niet elk schip Methanol vervoert, zij deze schepen niet meer ter beschikking heeft en zij nu in korte tijd een alternatief moet zoeken tegen veel hogere prijzen.
Het geschil ten gronde
4.15.
Niet in geschil is dat slechts Rijnaarde GTL, gedaagde sub 1, partij is bij de tijdbevrachtingsovereenkomst en niet Rijnaarde LB, gedaagde sub 2. De vorderingen tegen Rijnaarde LB zullen daarom worden afgewezen.
4.16.
Beide partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling vergezeld door een Belgische advocaat en deze advocaten hebben de standpunten van partijen naar Belgisch recht toegelicht.
4.17.
Volgens Rijnaarde GTL hoeft zij het MTS Silke niet meer aan Anaco ter beschikking te stellen omdat zij i) de tijdbevrachtingsovereenkomst per 1 maart 2024 rechtsgeldig heeft opgezegd nu naar Belgisch recht de opzegtermijn zal worden gematigd omdat artikel 2 van de tijdbevrachtingsovereenkomst kennelijk onevenwichtig is en ii) er gronden bestaan op basis waarvan in arbitrage zal worden overgegaan tot ontbinding.
De opzegging heeft voorshands geen werking
4.18.
Anaco voert aan dat op grond van artikel 5.76 van het (nieuw Belgisch) Burgerlijk Wetboek de e-mail van Rijnaarde GTL van 29 december 2023 een onregelmatige opzegging betreft die geen werking toekomt. Tussen partijen is immers in de tijdbevrachtingsovereenkomst een opzegtermijn van zes maanden overeengekomen en nu Rijnaarde GTL heeft opgezegd met inachtneming van een termijn van twee maanden is deze opzegging op grond van voornoemde Belgische wetgeving onwerkzaam. Onwerkzaam heeft dezelfde werking als de nietigheid in het Nederlandse verbintenissenrecht. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat in arbitrage zal worden geoordeeld dat geen opzegging heeft plaatsgevonden en de tijdbevrachtingsovereenkomst derhalve door Rijnaarde GTL dient te worden nagekomen, aldus Anaco.
4.19.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Rijnaarde GTL aangevoerd dat de kennelijke onevenwichtigheid volgt uit de laatste alinea van artikel 2 van de tijdbevrachtingsovereenkomst. Gebleken is dat in België tussen vennootschappen een soortgelijke bescherming is opgenomen als voor consumenten bij algemene voorwaarden, waaronder de zwarte en grijze lijst voor onrechtmatige bedingen, in het Wetboek Economisch Recht met betrekking tot misbruiken van economische afhankelijkheid, onrechtmatige bedingen en oneerlijke handelspraktijken tussen ondernemingen (WER). Gebleken is dat het criterium, waarop Rijnaarde GTL zich beroept, artikel VI.91/3 paragraaf 1 WER betreft. Dit artikel spreekt van kennelijk onevenwicht hetgeen volgens Anaco betekent dat de onevenwichtigheid van het beding zeer evident moet zijn. De rechter dient bij de beoordeling daarvan daarnaast rekening te houden met alle omstandigheden opgenomen onder paragraaf 2 van artikel VI.91/3 WER. Van belang is dat niet is gebleken dat Rijnaarde GTL ten tijde van de contractsovername bezwaren heeft geuit over de opzegtermijn. Daar komt bij dat Anaco het standpunt inneemt dat de opzegtermijn van zes maanden wederkerig is en op initiatief van Tankvaart in de tijdbevrachtingsovereenkomst is opgenomen. Uit hetgeen in de overeenkomst op dit punt is opgenomen kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat sprake is van een wederkerige opzegtermijn en vergoedingsplicht bij tussentijdse opzegging (r.ov. 2.3). Dat het opzegbeding kennelijk onredelijk dan wel onevenwichtig is als bedoeld in voornoemd artikel en daarom in arbitrage zal worden gematigd is daarom niet aannemelijk geworden.
4.20.
Het standpunt van Rijnaarde GTL dat de tijdbevrachtingsovereenkomst niet alle nadere gemaakte afspraken tussen partijen weergeeft slaagt evenmin. Uit de e-mail van 30 oktober 2023 volgt dat Rijnaarde GTL voorafgaand aan de contractsovername op de hoogte was van de inhoud van de overeenkomst. Bovendien volgt uit de e-mail van Anaco van 30 oktober 2023 dat zij akkoord gaat met een contractovername mits de huidige contracten gehonoreerd blijven zoals overeengekomen. Daar komt bij dat het ontbreken van de handtekening van Rijnaarde GTL onder de tijdbevrachtingsovereenkomst er evenmin toe leidt dat tussen partijen nadere afspraken zijn gemaakt. De overeenkomst is immers tussen Anaco en Tankvaart in 2022 gesloten en door Rijnaarde GTL in 2023 bij akte en met instemming van Anaco overgenomen. Gebleken is dat, hoewel een handtekening van Tankvaart onder de tijdbevrachtingsovereenkomst ontbreekt, sprake was van wilsovereenstemming. Bij deze stand van zaken is evenmin voldoende aannemelijk gemaakt dat partijen nadere afspraken hebben gemaakt over de opzegtermijn.
4.21.
Hoewel het artikel van het (nieuw) Belgisch Burgerlijk Wetboek waarop Anaco zich beroept pas op 1 januari 2023 in werking is getreden, en voor contracten die daarvoor zijn gesloten het oude Burgerlijk Wetboek geldt, is door Rijnaarde GTL tijdens de mondelinge behandeling erkend dat het (nieuwe) Belgisch Burgerlijk Wetboek grotendeels een codificatie is van het oude recht. Onder deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter het voorshands voldoende aannemelijk dat de opzegging van 29 december 2023 door Rijnaarde GTL geen werking heeft, dan wel nietig is. Het gevolg daarvan is dat de tijdbevrachtingsovereenkomst nog steeds tussen partijen geldt en er geen opzegging heeft plaatsgevonden.
Opschorting van de betalingsverplichting voorshands gerechtvaardigd
4.22.
In artikel 5.239 paragraaf 2 van het (nieuw) Belgisch Burgerlijk Wetboek is bepaald dat de schuldeiser de nakoming van zijn verbintenis kan opschorten wanneer i) duidelijk is dat zijn schuldenaar zijn verbintenis niet zal hebben uitgevoerd op het einde van de uitvoeringstermijn en ii) de gevolgen van de niet-nakoming voor de schuldeiser voldoende ernstig zijn. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kon Anaco per 30 december 2023 haar betalingsverplichting gerechtvaardigd opschorten. Bij e-mail van 29 december 2023 werd Anaco immers duidelijk dat Rijnaarde GTL de tijdbevrachtingsovereenkomst tot het einde van de uitvoeringtermijn niet meer zou uitvoeren. Dat de gevolgen van de niet-nakoming voor Anaco voldoende ernstig zijn in de zin van voornoemd artikel is door Rijnaarde GTL niet weersproken. Dat artikel 8 van de tijdbevrachtingsovereenkomst opschorting uitsluit, zoals Rijnaarde GTL aanvoert, volgt daar naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet uit en is niet met Belgische wetgeving onderbouwd. Tot slot heeft Anaco ter gelegenheid van de mondelinge behandeling toegelicht dat zij de facturen van Rijnaarde GTL weer zal voldoen zodra zij het MTS Silke weer tot haar beschikking heeft. Van verrekening is daarom – in tegenstelling tot wat Rijnaarde GTL aanvoert – geen sprake.
4.23.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet aannemelijk is gemaakt dat het niet voldoen van de vrachtfacturen door Anaco een ontbindingsgrond voor Rijnaarde GTL oplevert.
4.24.
In het midden kan blijven of voldoende aannemelijk is dat Anaco heeft aangezet tot het illegaal ontgassen van het MTS Silke en het MTS Luuk, hetgeen volgens Rijnaarde GTL een ontbindingsgrond in arbitrage oplevert. Anaco heeft immers terecht aangevoerd dat zij hierop niet eerder door Rijnaarde GTL is aangesproken en zij evenmin een ingebrekestelling van haar heeft ontvangen. Rijnaarde GTL heeft vervolgens niet nader toegelicht per welke datum de tijdbevrachtingsovereenkomst in arbitrage zou moeten worden ontbonden en of deze ontbinding – voor zover zij dit aanvoert – door de arbiters met terugwerkende kracht kan worden uitgesproken. Voor zover dit een ontbindingsgrond in arbitrage oplevert, leidt dit op zichzelf nog niet tot de conclusie dat op dit moment de tijdbevrachtingsovereenkomst niet hoeft te worden nagekomen.
De slotsom
4.25.
Nu niet in geschil is dat de tijdbevrachtingsovereenkomst voor de duur vijf jaar, ingaande op 18 maart 2022, is gesloten is de slotsom dat de primaire vordering van Anaco zal worden toegewezen, met dien verstande dat deze voorlopige voorziening tussen partijen geldt tot in arbitrage anders wordt geoordeeld.
4.26.
Gelet op het voorshands oordeel dat de opzegging geen werking heeft, behoeft de tweede vordering van Anaco geen bespreking.
4.27.
Rijnaarde GTL is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Anaco worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
8.037,97

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen tegen Rijnaarde LB, gedaagde sub 2, af,
5.2.
veroordeelt Rijnaarde GTL, gedaagde sub 1, om het MTS Silke onder de tijdbevrachtingsovereenkomst aan Anaco beschikbaar te blijven houden (behoudens noodzakelijk onderhoud aan het schip) tot 18 maart 2027;
5.3.
veroordeelt Rijnaarde GTL in de proceskosten van € 8.037,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Rijnaarde GTL niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.
1780