ECLI:NL:RBGEL:2024:1757

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
10939777 \ HA VERZ 24-32
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht ontslag op staande voet en vergoedingen in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, de besloten vennootschap Technisch Handelsbureau Wago B.V. De werknemer had op 13 februari 2024 een verzoekschrift ingediend tot vernietiging van haar ontslag op staande voet, dat haar op 18 december 2023 was opgelegd. De werkgever had het ontslag gerechtvaardigd door te stellen dat de werknemer niet op het werk was verschenen en zich ziek had gemeld, terwijl er al een gesprek was ingepland. De werknemer betwistte de rechtmatigheid van het ontslag en vorderde verschillende vergoedingen, waaronder een billijke vergoeding van € 25.000,- en een transitievergoeding.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 maart 2024 heeft de werknemer haar verzoek gewijzigd en zich neergelegd bij het ontslag, maar verzocht om toekenning van de vergoedingen. De werkgever erkende dat het ontslag onterecht was en stemde in met de betaling van de onregelmatige opzegging en de transitievergoeding, maar betwistte de billijke vergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever ernstig verwijtbaar had gehandeld, maar dat de werknemer onvoldoende had onderbouwd waarom zij niet terug kon keren naar haar werk. De kantonrechter stelde de billijke vergoeding op nihil, maar kende wel de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding toe, met wettelijke rente vanaf de respectieve data van opeisbaarheid. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 10939777 \ HA VERZ 24-32 \ 693 \ 918
uitspraak van 27 maart 2024
beschikking
in de zaak van
[verzoekster]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde Stichting Achmea Rechtsbijstand, t.a.v. Fleur van Oostveen
en
de besloten vennootschap Technisch Handelsbureau Wago B.V.
gevestigd te Vuren
verwerende partij
gemachtigde mr. F.J.H. Krumpelman
Partijen worden hierna [verzoekster] en Wago genoemd.

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft op 13 februari 2024 een verzoekschrift met producties ingediend strekkende tot primair vernietiging van het ontslag op staande voet en subsidiair de toekenning van vergoedingen, alsmede de toekenning van een voorlopige voorziening.
1.2.
Wago heeft daar bij verweerschrift van 20 februari 2024 met producties op gereageerd.
1.3.
[verzoekster] heeft bij brief van 18 maart 2024 haar verzoek aangevuld in die zin dat zij heeft verzocht de verzoeken uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
1.4.
Op 19 maart 2024 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. [verzoekster] was hierbij in persoon aanwezig met enkele familieleden ter ondersteuning en werd bijgestaan door haar gemachtigde mevrouw mr. F.K.H. van Oostveen, die een kantoorgenote had meegenomen. Wago werd tijdens de mondelinge behandeling vertegenwoordigd door de heer [naam 1] en bijgestaan door haar gemachtigde de heer mr. F.J.H. Krumpelman.
1.5.
Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken zijn door de griffier aantekeningen bijgehouden. De gemachtigde van [verzoekster] heeft tijdens de mondelinge behandeling pleitaantekeningen voorgedragen.
1.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] haar verzoek gewijzigd in die zin dat zij niet langer verzoekt om vernietiging van het ontslag op staande voet maar switcht naar een berusting daarin met het verzoek om toekenning van de subsidiair gevorderde vergoedingen. Zij heeft in verband daarmee de voorlopige voorziening en het primaire verzoek om vernietiging van het ontslag op staande voet ingetrokken.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] is sinds 1 januari 2017 bij Wago in dienst in de functie van administratief medewerker, tegen een bruto salaris van € 1.403,29 per maand op basis van 20 uur per week.
2.2.
Wago heeft [verzoekster] op 18 december 2023 op staande voet ontslagen. Wago heeft daarbij de volgende reden opgegeven:
"Middels onze e-mail d.d. 12 december 2023 is aan u verzocht om met ingang van donderdag14 december 2023 uw werkzaamheden in een ander kantoor te verrichtten. Op deze donderdag gaf u echter aan dit niet te willen en dat u hierover eerst een gesprek met dhr. [naam 1] te willen hebben. Dit gesprek hebben wij direct met u ingepland voor vandaag, maandag 18 december 2023. Vandaag bent u echter niet op uw werk verschenen en heeft u zich "ziek" gemeld met als reden dat u eerst een gesprek wilde hebben.
Wij accepteren uw ziekmelding niet daar dit gesprek al voor vandaag stond ingepland en beschouwen het niet verschijnen op uw werk als werkweigering en geven u hierbij om die reden uw ontslag op staande voet."
2.3.
Bij brief van 28 december 2023 heeft de gemachtigde van [verzoekster] Wago onder meer als volgt bericht:
“Mijn cliënte mevrouw [verzoekster] nam contact op met mij over uw voorstel en het gegeven ontslag op staande voet.
Het ontslag op staande voet is onterecht
(…) Cliënte is het niet eens met het ontslag. U bent niet in de positie om de ziekmelding van cliënte te weigeren, dat is aan de bedrijfsarts. U heeft de bedrijfsarts niet ingeschakeld. Dit betekent dat cliënte gewoon ziekgemeld staat. Cliënte kon uiteindelijk vanwege de ziekmelding niet op het gesprek verschijnen. Dit is geen enkele reden voor een ontslag op staande voet. (…) U zegt de arbeidsovereenkomst met cliënte op zonder dringende reden, zonder toestemming van het UWV en zonder schriftelijke instemming van cliënte.
Cliënte vordert van u een bedrag uiterlijk 8 januari 2024
Er is geen sprake van een dringende reden voor een ontslag. U hebt de arbeidsovereenkomst opgezegd zonder een geldige opzegtermijn. Cliënte legt zich neer bij het einde van de arbeidsovereenkomst op voorwaarde dat er door u een vergoeding wordt betaald. Cliënte vordert van u een billijke vergoeding van € 25.000,- plus de transitievergoeding zoals die zou bedragen bij een einddatum van 1 maart 2024.
Daarnaast vordert cliënte het loon, inclusief over de tijd dat de arbeidsovereenkomst bij een juiste
opzegging had moeten duren. Daarnaast dient u de verlofuren van cliënte uit te betalen. Het gaat daarbij om 239,67 verlofuren. Ook hier dient vakantietoeslag over uitbetaald te worden. Ik verzoek u om op tijd te betalen en cliënte ook een loonstrook te sturen.
Als u niet voor 8 januari 2024 betaalt start ik een procedure
Cliënte heeft recht op de genoemde vergoedingen omdat u de arbeidsovereenkomst van cliënte niet
volgens de regels in de wet hebt beëindigd. In een procedure vorder ik namens cliënte naast de
genoemde bedragen ook de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. Ik ga er echter
vanuit dat het niet zover hoeft te komen.”
2.4.
Bij e-mailbericht van 29 januari 2024 heeft de gemachtigde van Wago de gemachtigde van [verzoekster] onder meer als volgt bericht:
“We spraken elkaar gisteren.
U gaf toen aan dat mevrouw [verzoekster] het niet zag zitten om weer aan de slag te gaan bij
cliënte.
In het kader van een regeling zou mevrouw [verzoekster] niet langer aanspraak maken op een
billijke vergoeding van € 25.000 maar daar van af willen zien indien een vso met een einddatum tot1 januari 2025 zou worden aangeboden met een vrijstelling van werkzaamheden en de transitievergoeding.
Als toegezegd heb ik het nieuwe voorstel van mevrouw [verzoekster] met cliënte besproken. Het voorstel is niet acceptabel omdat het op geen enkele wijze recht doet aan de situatie.. Teneinde toch nu tot een regeling te komen, heb ik cliënte bereid gevonden om een vso aan te bieden met een einddatum van 1 juli 2024 onder toekenning van de transitievergoeding. Bij eerder uitdienst zal er geen opzegtermijn gelden. Van dan nog uit te betalen salaris wordt 50% vermeerderd met vakantietoeslag opgeteld bij de eindafrekening.”
2.5.
Wago heeft het salaris over de maanden januari en februari 2024 op 19 februari 2024 aan [verzoekster] uitbetaald. Ook heeft Wago haar arbodienst verzocht contact met [verzoekster] op te nemen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekster] verzoekt – na wijziging van het verzoek tijdens de mondelinge behandeling – bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. Wago te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding aan [verzoekster] van
€ 25.000,00 bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding;
b. aan [verzoekster] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen
van € 3.031,10 bruto;
c. Wago te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van een transitievergoeding van
€ 3.621,88 bruto;
d. Wago te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan dag der algehele voldoening;
e. Wago te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
3.2.
Wago erkent dat zij [verzoekster] ten onrechte op staande voet heeft ontslagen en legt zich neer bij de vernietiging van het ontslag op staande voet.
Zij concludeert in het geval [verzoekster] alsnog een beroep op de zogenaamde switch zou doen, tot toekenning van de onregelmatige opzegging ad twee maandsalarissen derhalve ad
€ 3.031,10 bruto (minus het reeds betaalde gedeelte van € 2.832,42) en tot toekenning van de transitievergoeding ad € 3.031,10 bruto en tot afwijzing van de overige vorderingen van [verzoekster] .
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt, waar nodig voor de beoordeling van de zaak, hierna nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat Wago [verzoekster] ten onrechte op 18 december 2023 op staande voet heeft ontslagen.
Wago erkent dat zij gehouden is tot betaling van de vergoeding wegens de onregelmatige opzegging van twee maandsalarissen ad € 3.031,10 bruto en de transitievergoeding van – na correctie tijdens de mondelinge behandeling - € 3.621,88 bruto. Partijen zijn het erover eens dat het reeds betaalde salaris over de maanden januari en februari 2024 van € 2.832,42 bruto met de vergoeding wegens de onregelmatige opzegging verrekend kan worden, zodat een bedrag van € 125,87 aan gefixeerde schadevergoeding moet worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de gefixeerde schadevergoeding wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW, toegekend vanaf 18 december 2023.‬ De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW, toegewezen vanaf 19 januari 2024.
Daarnaast heeft Wago toegezegd het (niet in geding zijnde) openstaande vakantiegeld en verlofsaldo aan [verzoekster] te voldoen.
4.2.
Tussen partijen is wel in geschil of Wago aan [verzoekster] een billijke vergoeding dient te betalen.
4.3.
Nu Wago de voor een rechtsgeldig ontslag gegeven voorschriften niet heeft nageleefd, heeft [verzoekster] uit dien hoofde aanspraak op een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:681 aanhef en onder a BW. Met betrekking tot de vraag hoe de omvang van een billijke vergoeding berekend moet worden, heeft de Hoge Raad in de New Hairstyle-beschikking (ECLI:NL:HR:2017:1187) een aantal gezichtspunten gegeven. Tegen die achtergrond wordt als volgt overwogen.
4.4.
Blijkens voormelde beschikking van de Hoge Raad kan bij het vaststellen van de omvang van de billijke vergoeding onder meer worden gelet op hetgeen de werknemer nog aan loon zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd. Het zal daarbij van de omstandigheden van het geval afhangen welke verdere duur van de arbeidsovereenkomst daarbij in acht moet worden genomen. Daarbij is mede van belang of de werkgever de arbeidsovereenkomst ook op rechtmatige wijze had kunnen beëindigen en op welke termijn dit had mogen gebeuren en vermoedelijk zou zijn gebeurd.
Of en in hoeverre rekening wordt gehouden met het inkomen dat de werknemer zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd hangt af van de omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoort de mate waarin de werkgever van het einde van het dienstverband een verwijt kan worden gemaakt. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding dient bovendien de eventueel aan de werknemer toekomende transitievergoeding en/of vergoeding wegens onregelmatige opzegging te worden betrokken.
4.5.
Uitgangspunt is dat Wago ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door [verzoekster] op staande voet te ontslaan, zonder dat daar een geldige dringende reden aan ten grondslag lag.
[verzoekster] heeft haar verzoek tot betaling van een billijke vergoeding verder onderbouwd door te stellen dat zij, als het onterechte ontslag op staande voet wordt weggedacht, zeker nog in dienst zou zijn gebleven van werkgever. Hoewel zij in principe hier tot haar AOW-leeftijd had kunnen en willen blijven, acht zij ook de kans reëel dat zij op termijn elders aan de slag zou. Gezien haar leeftijd, huidige medische situatie en positie op de arbeidsmarkt als deeltijder acht zij een andere baan eerder dan grofweg 1,5 jaar in elk geval niet reëel. De situatie was op zich werkbaar en niet dusdanig urgent dat zij op stel en sprong naar iets anders uitkeek. Het was wat haar betreft prima op te lossen en dat was zij ook van plan zodra zij hersteld was. Haar is nu de kans ontnomen om aan te tonen dat zij de kwestie rondom de interne verhuizing en de communicatie hierover kon oplossen.
Deze stellingen worden gepasseerd. Hoewel sprake is van een onterecht gegeven ontslag op staande voet en Wago daarmee ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, heeft Wago toen zij zich realiseerde dat het gegeven ontslag onterecht was, getracht dit te herstellen en [verzoekster] aangeboden terug te keren. Zij kan het ontslag niet eenzijdig intrekken of ongedaan maken. [verzoekster] heeft vervolgens gemeld niet bij Wago terug te willen keren en een billijke vergoeding gevorderd. Toen [verzoekster] vervolgens in haar verzoekschrift om vernietiging van het ontslag op staande voet verzocht, heeft Wago dit aanvaard, het salaris over de inmiddels verschenen maanden betaald, de bedrijfsarts over haar ziekmelding geïnformeerd en haar nogmaals in de gelegenheid gesteld om terug te keren. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] er echter voor gekozen nogmaals de switch te maken en om betaling van de gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding en de billijke vergoeding verzocht. Gelet op de opstelling van Wago is de kantonrechter van oordeel dat [verzoekster] onvoldoende heeft onderbouwd waarom zij niet terug kan keren, al dan niet na bijvoorbeeld mediation. [verzoekster] heeft bovendien erkend dat zij weliswaar bereid was mee te gaan in de veranderingen omdat zij toch wel aan het kortste eind zou trekken, maar daar niet achter stond. De kantonrechter acht het daarom ook niet aannemelijk dat het dienstverband nog lang had geduurd. Daar komt nog bij dat de aangevoerde dringende redenen het ontslag op staande voet niet rechtvaardigen, maar dat [verzoekster] door het gebruik van de aanhalingstekens bij het woord ‘ziekte’ in haar ziekmelding wel de suggestie heeft gewekt dat het ging om een oneigenlijke ziekmelding. Door vervolgens ook niet in te gaan op het aanbod om het gesprek te verplaatsen omdat zij eerst ziekgemeld wilde worden, heeft ze die indruk bij Wago versterkt. Hoewel Wago direct te kennen heeft gegeven dat zij door het gebruik van de aanhalingstekens de ziekmelding in twijfel trok, heeft [verzoekster] bovendien eerst in het verzoekschrift uitleg gegeven over de reden van het gebruik daarvan. De kantonrechter acht het alles afwegende op grond van het voorgaande, de door Wago met vacatures onderbouwde uitstekende arbeidsmarkt en de omstandigheid dat de transitievergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging worden toegekend, redelijk om de billijke vergoeding op nihil te stellen.
4.6.
De kantonrechter ziet in de omstandigheid dat Wago de toegewezen bedragen erkent en [verzoekster] voor het overige in het ongelijk is gesteld aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij belast blijft met de eigen kosten.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
veroordeelt Wago om aan [verzoekster] te betalen de gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 125,87 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 december 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Wago om aan [verzoekster] te betalen de transitievergoeding van
€ 3.621,88 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 januari 2024tot aan de dag van volledige betaling;
5.3.
stelt de billijke vergoeding op nihil;
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij belast blijft met de eigen kosten;
5.5.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af;
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. A.J. Weerkamp-Beens en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.