In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, de besloten vennootschap Technisch Handelsbureau Wago B.V. De werknemer had op 13 februari 2024 een verzoekschrift ingediend tot vernietiging van haar ontslag op staande voet, dat haar op 18 december 2023 was opgelegd. De werkgever had het ontslag gerechtvaardigd door te stellen dat de werknemer niet op het werk was verschenen en zich ziek had gemeld, terwijl er al een gesprek was ingepland. De werknemer betwistte de rechtmatigheid van het ontslag en vorderde verschillende vergoedingen, waaronder een billijke vergoeding van € 25.000,- en een transitievergoeding.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 maart 2024 heeft de werknemer haar verzoek gewijzigd en zich neergelegd bij het ontslag, maar verzocht om toekenning van de vergoedingen. De werkgever erkende dat het ontslag onterecht was en stemde in met de betaling van de onregelmatige opzegging en de transitievergoeding, maar betwistte de billijke vergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever ernstig verwijtbaar had gehandeld, maar dat de werknemer onvoldoende had onderbouwd waarom zij niet terug kon keren naar haar werk. De kantonrechter stelde de billijke vergoeding op nihil, maar kende wel de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding toe, met wettelijke rente vanaf de respectieve data van opeisbaarheid. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.