ECLI:NL:RBGEL:2024:1703

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
05-720304-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maatwerkoplossing voor zorg en begeleiding van man uit Iran binnen Wet zorg en dwang

Op 28 maart 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een beschikking gegeven in de zaak van een 42-jarige man uit Iran, die eerder op 1 maart 2024 voor de vierde keer een rechterlijke machtiging kreeg. Deze machtiging is verleend om de man zorg en begeleiding te bieden binnen het kader van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 11 december 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf behandeld. De vordering is meermalen ter openbare terechtzitting behandeld, met de laatste inhoudelijke behandeling op 23 februari 2024. De officier van justitie heeft aangegeven dat er een maatwerkoplossing is gevonden, waarbij de man op 29 maart 2024 kan worden opgenomen in een Wzd-afdeling van een instelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de bijzondere voorwaarden van zijn voorwaardelijke straf heeft overtreden, maar dat hij ook hulp en zorg nodig heeft. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen voor een periode van 633 dagen, wat overeenkomt met de tijd die de man in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De beslissing is genomen met inachtneming van de omstandigheden van de zaak en de noodzaak voor zorgverlening.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/720304-18 (vordering tul)
beslissing ex artikel 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer naar aanleiding van de op 4 juli 2022 ingekomen vordering
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in het [verblijfsplaats] .
Raadsvrouw in de strafprocedure: mr. K.M.S. Bal, advocaat te Arnhem.
Advocaat in de gelijktijdige civiele procedure: mr. I. Vreeken, advocaat te Zutphen.

1.De procedure

De vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 11 december 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is meermalen ter openbare terechtzitting behandeld, inhoudelijk laatstelijk op 23 februari 2024, en vervolgens op 28 maart 2024 pro forma, dit laatste met instemming van de officier van justitie en de raadsvrouw. Ten behoeve van deze pro forma zitting is de officier van justitie alsmede de verdediging de gelegenheid geboden een schriftelijk standpunt kenbaar te maken.
De officier van justitie heeft per mail van 21 maart 2024 laten weten dat in het geval een opnameplek op basis van de afgegeven rechterlijke machtiging vóór de expiratiedatum van die machtiging wordt gevonden, alsdan van de zijde van het Openbaar Ministerie geen bezwaar bestaat tegen een schriftelijke afdoening van de vordering tenuitvoerlegging middels een pro forma zitting.
De raadsvrouw en de advocaat hebben per mail van 21 maart 2024 laten weten dat zij instemmen met een schriftelijke afdoening en pro forma behandeling van de vordering tenuitvoerlegging.
De officier van justitie heeft de rechtbank op 26 maart 2024 het volgende bericht:
“Het Openbaar Ministerie heeft onderhavige casus naar aanleiding van de laatste zitting nogmaals opgeschaald richting het Ministerie van J&V. Naar aanleiding hiervan is op bestuurlijk niveau het vinden van een maatwerkoplossing onderwerp van meerdere besprekingen geweest. Aan deze besprekingen hebben o.a. vertegenwoordiging vanuit het Ministerie van J&V en het Ministerie van VWS deelgenomen. Ik kan U berichten dat er een maatwerkoplossing is gevonden, die er als volgt uitziet. Het [verblijfsplaats] zal als verblijfsvoorziening gaan fungeren en binnen het [verblijfsplaats] zal een kamerruimte worden aangewezen als Wzd-afdeling van [instelling 1] . Dit kan worden beschouwd als een extended bed van [instelling 1] . De zorgverlening zal door/onder verantwoordelijkheid van [instelling 1] worden verleend. De rechtspositie van betrokkene zal zijn gebaseerd op de Wzd. Betrokkene kan hiermee met ingang van aanstaande vrijdag, 29 maart 2024, op basis van de op 01 maart 2024 afgegeven rechterlijke machtiging worden opgenomen.”
Verder heeft de officier van justitie in die mail verzocht op korte termijn een pro forma zitting te plannen, teneinde een beslissing op de aangehouden vordering tenuitvoerlegging te nemen.
De raadsvrouw heeft bij mail van 27 maart 2024, mede namens mr. Vreeken, aan de rechtbank bericht, voor zover hier van belang, dat wordt ingestemd met de schriftelijke procedure zoals voorgenomen.
De officier van justitie heeft bij mail van 27 maart 2024 verzocht de vordering tenuitvoerlegging voor 633 dagen toe te wijzen en voor het overige af te wijzen.
De uitspraak is vervolgens bepaald op heden, 28 maart 2024.

2.De feiten

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
- Het vonnis van de rechtbank van 11 december 2018 waarbij veroordeelde is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 jaren voorwaardelijk met een proeftijd van 4 jaren en met de bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
 zich gedurende maximaal twee jaren, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen bij [instelling 1] , althans een soortgelijke intramurale instelling door de reclassering aan te wijzen op basis van een indicatie van IFZ, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
 na de klinische behandeling zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, voor zover en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
 zich zal laten behandelen door het Fact-team van [instelling 1] waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door die instelling zullen worden gegeven, voor zover en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
 mee zal werken aan bewindvoering, voor zover de reclassering dat noodzakelijk acht;
 mee zal werken aan het vinden van dagbesteding, voor zover de reclassering dat noodzakelijk acht;
- De beslissing van de rechtbank van 12 januari 2022 waarin de gedeeltelijke tenuitvoerlegging is gelast van bovengenoemde voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten voor de duur van 91 dagen;
- Een advies tenuitvoerlegging van de Reclassering Nederland, gedateerd 30 juni 2022, waarin wordt gerapporteerd dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering;
- Het bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging van de rechter-commissaris van 5 juli 2022;
- Een aanvullend advies tenuitvoerlegging van de Reclassering Nederland, gedateerd 20 juli 2022;
- Een e-mailbericht van de officier van justitie van 21 juli 2022;
- De tussenbeslissing van de rechtbank van 8 augustus 2022 waarin het onderzoek is heropend en is verzocht om het rapport van de psychiater bij de stukken te voegen en te onderzoeken of veroordeelde in aanmerking komt voor een rechterlijke machtiging als bedoeld in de Wet zorg en dwang;
- Een tussenbeslissing van de rechtbank van 10 oktober 2022 waarin het onderzoek is heropend en (onder meer) is verzocht om de procedure van een rechterlijke machtiging als bedoeld in de Wet zorg en dwang op te starten;
- Het verzoekschrift rechterlijke machtiging met toepassing van artikel 2.3 Wfz d.d. 9 november 2022 met bijlagen;
- Een brief van de IND d.d. 14 november 2022;
- Een aanvullend memo van de zorgofficier van justitie d.d. 17 november 2022;
- De tussenbeslissing van de rechtbank van 2 december 2022 waarin het onderzoek is heropend en het onderzoek voor onbepaalde tijd is geschorst, maar maximaal voor twee maanden, alsmede het proces-verbaal van de aan die tussenbeslissing voorafgegane zitting van 18 november 2022;
- De beschikking van de rechtbank op het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging van 2 december 2022;
- Een bericht met de stand van zaken opgesteld door de zorgofficier van justitie d.d. 21 december 2022;
- Een brief van de IND d.d. 12 januari 2023;
- Een aanvullend memo van de zorgofficier van justitie d.d. 12 januari 2023 met bijgevoegd een overzicht benaderde instellingen.
- De tussenbeslissing van de rechtbank van 20 januari 2023 waarin het onderzoek is heropend en het onderzoek voor onbepaalde tijd is geschorst, maar maximaal voor twee maanden, alsmede het proces-verbaal van de aan die tussenbeslissing voorafgegane zitting van 13 januari 2023;
- Een bericht met de stand van zaken opgesteld door de zorgofficier van justitie d.d. 9 februari 2023;
- Een bericht van de zorgofficier d.d. 8 maart 2023 met daarbij een memo regelingen onverzekerden, de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden, pagina’s 7-10 van het Rapport Commissie Klazinga en de memo uitvoeringsproblemen art. 2.3 lid 2;
- Een aanvullende brief van de IND d.d. 8 maart 2023;
- Een bericht van de zorgofficier d.d. 9 maart 2023 met daarin een aanvulling van de IND op de brief van de IND van 8 maart 2023.
- De tussenbeslissing van de rechtbank van 23 maart 2023 waarin is beslist de zaak aan te houden in afwachting van het vinden van een passende plek voor veroordeelde, alsmede het proces-verbaal van de aan die tussenbeslissing voorafgaande zitting van 9 maart 2023;
- De beschikking van de rechtbank van 23 maart 2023 op het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging;
- De beschikking van de IND van 7 april 2023 waarbij aan veroordeelde uitstel van vertrek is verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000;
- De mail van de (zorg)officier van justitie aan de rechtbank van 20 april 2023 met als bijlagen de verklaring van PPC Zwolle van 19 april 2023 en de brief van de IND van 20 maart 2023;
- Het bericht van het COA van 21 april 2023 waarin staat vermeld dat veroordeelde vanaf 6 april 2023 tot uiterlijk 6 oktober 2023 in aanmerking komt voor verstrekkingen van het COA;
- De mail van mr. Vreeken aan de rechtbank van 5 mei 2023 met als bijlage onder meer de opnameverklaring van 6 april 2023 waarin staat beschreven dat veroordeelde in de [verblijfsplaats] , PPC, klinisch is opgenomen en een actieve medische behandeling in een beveiligde omgeving ondergaat;
- De mails van de (zorg)officier van justitie van 9 en 10 mei 2023 aan de rechtbank, bij welke laatste mail als bijlagen zijn meegestuurd: de brief van 9 mei 2023 van de IND met antwoorden op vragen van de (zorg)officier van justitie en de brief van het Landelijk coördinatiepunt beveiligde bedden (LCBB) van 10 mei 2023;
- De tussenbeslissing van de rechtbank van 25 mei 2023 waarin het onderzoek is heropend en (onder meer) is verzocht om de procedure van een rechterlijke machtiging als bedoeld in de Wet zorg en dwang op te starten, alsmede het proces-verbaal van de aan die tussenbeslissing voorafgaande zitting van 11 mei 2023;
- Het verzoekschrift rechterlijke machtiging met toepassing van artikel 2.3 Wfz d.d. 10 juli 2023 met bijlagen;
- De tussenbeslissing van de rechtbank van 31 juli 2023 waarin het onderzoek is heropend, alsmede het proces-verbaal van de aan die tussenbeslissing voorafgaande zitting van 17 juli 2023;
- De beschikking van de rechtbank van 31 juli 2023 op het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging;
- Het proces-verbaal van de zitting van 22 september 2023 waarop het onderzoek voor onbepaalde tijd is geschorst;
- De mails van de (zorg)officier van justitie van 18, 20, 21 en 22 september;
- Het proces-verbaal van de zitting van 23 oktober 2023 waarop het onderzoek voor onbepaalde tijd is geschorst;
- De mail van de (zorg)officier van justitie van 29 december 2023 en 11 januari 2024;
- Het proces-verbaal van de zitting van 12 januari 2024 waarop het onderzoek voor onbepaalde tijd is geschorst;
- Het verzoekschrift rechterlijke machtiging met toepassing van artikel 2.3 Wfz d.d. 16 februari 2024 met bijlagen;
- De tussenbeslissing van de rechtbank van 1 maart 2024 waarin het onderzoek is heropend, alsmede het proces-verbaal van de aan die tussenbeslissing voorafgaande zitting van 23 februari 2024;
- De beschikking van de rechtbank van 1 maart 2024 op het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging;
- De mail van de voorzitter van de rechtbank van 20 maart 2024 aan de officier van justitie, de raadsvrouw en de advocaat;
- De mail van de officier van justitie van 21 maart 2024, alsmede de mail van de raadsvrouw mede namens de civiele advocaat van veroordeelde van 21 maart 2024;
- De mail van de officier van justitie van 26 maart 2024 aan de rechtbank;
- De mail van de raadsvrouw, mede namens mr. Vreeken, van 27 maart 2024 aan de rechtbank;
- De mail van de officier van justitie van 27 maart 2024 aan de rechtbank.

3.Het standpunt van de toezichthouder

De toezichthouder (reclassering) heeft eerder en herhaaldelijk het standpunt ingenomen dat de reclassering niet verder kan en wil met veroordeelde.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft eerder het standpunt ingenomen dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden toegewezen. Bij mail van 27 maart 2024 heeft de officier van justitie aangevuld dat het dan gaat om 633 dagen.

5.Het standpunt van de verdediging

Volgens de verdediging heeft veroordeelde als gevolg van zijn verstandelijke beperking niet bewust de voorwaarden overtreden. Veroordeelde heeft hulp, behandeling en zorg nodig en de gevangenis is daarvoor geen geschikte plek.

6.De motivering van de beslissing

Eerdere behandelpogingen mislukt
In het kader van de bijzondere voorwaarden hebben sinds het opleggingsvonnis van 11 december 2018 meerdere behandelpogingen plaatsgevonden.
Vaststaat dat een eerste behandelpoging bij [instelling 1] is gestrand, waarop de rechtbank bij beslissing van 12 januari 2022 de tenuitvoerlegging heeft bevolen van 91 dagen van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Vervolgens is bij [instelling 2] een tweede behandelpoging ondernomen, die eveneens is gestrand. Het maken van afspraken met veroordeelde is niet mogelijk, terwijl aanwijzingen door hem ook niet worden opgevolgd. Veroordeelde is blijkens de reclasseringsrapportage agressief naar anderen toe, ernstig suïcidaal en heeft ook suïcidepogingen gedaan. Veroordeelde is daardoor niet alleen een gevaar voor zichzelf maar ook voor anderen in zijn omgeving. In het PPC zou ook sprake zijn geweest van agressie-incidenten en van suïcidepogingen.
Gevolgen mislukken behandelpogingen
Gelet op de beschikbare informatie is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde de bijzondere voorwaarden heeft overtreden en dat hem daarvan ook, tenminste in enige mate, een verwijt kan worden gemaakt. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten voor de verstrekkende conclusie dat het overtreden van de voorwaarden hem niet kan worden toegerekend.
Dit betekent dat de vordering tenuitvoerlegging voor toewijzing gereed ligt.
Duur tenuitvoerlegging
Uit voornoemde mail van de officier van justitie van 26 maart 2024 volgt dat het [verblijfsplaats] als verblijfsvoorziening zal gaan fungeren, dat daar een kamerruimte wordt aangewezen als Wzd (Wet zorg en dwang)-afdeling van [instelling 1] (extended bed) en dat de zorg door/onder verantwoordelijkheid van [instelling 1] wordt verleend. De rechtspositie van veroordeelde zal zijn gebaseerd op de Wzd.
Door nu te beslissen op de vordering tenuitvoerlegging kan de plaatsing via de rechterlijke machtiging op 29 maart 2024 gerealiseerd worden. Dit betekent verder dat de voor 2 april 2024 geplande zitting over de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf niet doorgaat. De plaatsing op basis van de rechterlijke machtiging is immers op tijd gerealiseerd en op de vordering tenuitvoerlegging wordt bij deze uitspraak beslist.
Gelet op de omstandigheid dat veroordeelde in het kader van de op 1 maart 2024 afgegeven rechterlijke machtiging per 29 maart 2024 wordt geplaatst in het [verblijfsplaats] , op een kamer die - kort gezegd - is aangewezen als Wzd-locatie, is er reden de duur van de tenuitvoerlegging te bepalen op 633 dagen.
Dit is het aantal dagen dat veroordeelde vast heeft gezeten op basis van de beslissing van de rechter-commissaris tot voorlopige tenuitvoerlegging van 5 juli 2022 tot 29 maart 2024 als dag waarop veroordeelde wordt geplaatst op basis van de rechterlijke machtiging. Daarbij is gelet op het feit dat op 29 maart 2024 alleen de titel van veroordeeldes verblijf wijzigt en dat hij niet naar een andere locatie buiten zijn huidige verblijf in het [verblijfsplaats] vervoerd hoeft te worden.
Het vorenstaande brengt mee dat van de twee jaar gevangenisstraf die veroordeelde eerder voorwaardelijk waren opgelegd, alsdan 724 dagen (91+ 633) zullen zijn tenuitvoergelegd.
De rechtbank beslist daarom als volgt.

6.De beslissing

De rechtbank:
-wijst toe de vordering tenuitvoerlegging voor de duur van 633 dagen.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mr. J.M.J.M. Doon en
mr. T. Mol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 maart 2024.
Mr. Mol is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.