ECLI:NL:RBGEL:2024:1690

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
C/05/430664 / HA ZA 24-37
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vorderingen in een civiele procedure met betrekking tot beslagkosten en rente

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 14 februari 2024 een verstekvonnis uitgesproken. De eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft gedaagden, die niet verschenen zijn, gedagvaard. De rechtbank heeft het gevorderde, inclusief de betaling van beslagkosten, toegewezen, met uitzondering van de vordering voor de nog te maken beslag- en executiekosten. De rechtbank oordeelde dat deze kosten niet op voorhand konden worden toegewezen, omdat het nog niet vaststaat of deze kosten daadwerkelijk gemaakt zullen worden en wat de redelijke omvang daarvan is. Tevens is het bevelschrift voor nakosten afgewezen wegens gebrek aan belang.

De rechtbank heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan de eiseres, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn eveneens aan de zijde van de eiseres begroot. De rechtbank heeft de gedaagden ook veroordeeld in de beslagkosten en de proceskosten, met de mogelijkheid van wettelijke rente over deze bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft alle overige vorderingen afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/430664 / HA ZA 24-37
Vonnis van 14 februari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R. van den Brink te Geldermalsen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • het tegen gedaagden verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, behoudens voor zover hierna anders wordt overwogen. Het gevorderde zal als volgt worden toegewezen.
2.2.
Eiseres vordert gedaagden te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op:
  • griffierecht € 1.352,00 (twee verzoekschriften x € 676,00)
  • exploten € 680,79
  • salaris advocaat
Totaal € 10.746,79.
2.3.
De gevorderde ‘nog te maken beslag- en executiekosten’ zullen worden afgewezen, met uitzondering van de hierna te noemen nakosten. De rechtbank kan gedaagden niet op voorhand in die kosten veroordelen, omdat nog niet vaststaat of die kosten gemaakt zullen worden en, zo ja, wat de (redelijke) omvang daarvan is. Deze vordering is in zoverre ook te onbepaald om te kunnen worden toegewezen.
2.4.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 106,73
- griffierecht € 5.265,00 (€ 6.617,00 minus € 1.352,00)
- salaris advocaat €
4.357,00(1,0 punt × tarief € 4.357,00)
Totaal € 9.728,73
2.5.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. Bij deze stand van zaken heeft eiseres onvoldoende belang bij het door haar gevorderde bevelschrift ex artikel 237 lid 4 Rv, zodat deze vordering wordt afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 1.425.000,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 16 september 2023 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 28.500,00 aan achterstallige contractuele rente, berekend tot 1 juli 2023,
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen de contractuele rente over de restant hoofdsom vanaf 1 juli 2023 tot 16 september 2023,
3.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen de wettelijke handelsrente over de achterstallige rente onder 3.2. en 3.3. vanaf 16 september 2023 tot de dag der algehele voldoening,
3.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 8.900,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.6.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 10.746,79, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.7.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 9.728,73, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.8.
veroordeelt gedaagden, hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan dag van volledige betaling,
3.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.10.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2024.