ECLI:NL:RBGEL:2024:1686

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
C/05/423263 / HA ZA 23-351
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in incident over rechtsmacht en hoor en wederhoor in kansspelovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 januari 2024 een tussenvonnis gewezen in een incident dat betrekking heeft op de rechtsmacht in een geschil tussen [eiser] en N1 INTERACTIVE LIMITED. De eiser, [eiser], heeft deelgenomen aan kansspelen aangeboden door N1, een vennootschap gevestigd in Malta. In de algemene voorwaarden van N1 is een forumkeuzebeding opgenomen dat bepaalt dat uitsluitend de rechter in Malta bevoegd is om van vorderingen kennis te nemen. De eiser heeft N1 aansprakelijk gesteld voor schade die hij heeft geleden door vermeend onrechtmatig handelen van N1 en vordert onder andere de nietigheid van de kansspelovereenkomst en schadevergoeding.

N1 heeft zich in het incident beroepen op de onbevoegdheid van de Nederlandse rechtbank, stellende dat de overeenkomst niet onder de Nederlandse rechtsmacht valt en dat de activiteiten van N1 niet op Nederland zijn gericht. De rechtbank heeft in het tussenvonnis geoordeeld dat de eiser in de gelegenheid moet worden gesteld om een akte te nemen over de rechtsmacht, zodat N1 kan reageren op de nadere feitelijke onderbouwing van de eiser. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van deze akte en houdt verdere beslissingen aan totdat in het incident is beslist.

De rechtbank benadrukt het beginsel van hoor en wederhoor en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de rechtsmacht. De beslissing in het incident zal bepalend zijn voor de voortgang van de hoofdzaak, waarin de eiser zijn vorderingen tegen N1 heeft ingesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/423263 / HA ZA 23-351
Vonnis in incident van 10 januari 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. B.Z. Loonstein te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
N1 INTERACTIVE LIMITED,
gevestigd te Valletta, Malta,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R. van Neck te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en N1 worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 mei 2023, met 7 producties;
  • de beperkte conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid van 29 november 2023;
  • de conclusie van antwoord in incident van 13 december 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De voor de beoordeling van de incidentele vordering relevante feiten

2.1.
N1 exploiteert verschillende websites waarmee zij personen gelegenheid biedt om deel te nemen aan verschillende soorten kansspelen. In de algemene voorwaarden van N1 is een forumkeuzebeding opgenomen dat bepaalt dat uitsluitend de rechter in Malta bevoegd is om van vorderingen kennis te nemen.
2.2.
[eiser] heeft, middels een door hem op een website van N1 aangemaakt account, deelgenomen aan een of meer kansspelen van N1. Door partijen is daartoe een kansspelovereenkomst gesloten, waarop de algemene voorwaarden van N1 toepasselijk zijn. [eiser] deed inzetten via het account, door middel van stortingen vanaf zijn bankrekening of creditcard. [eiser] heeft verlies geleden.
2.3.
Bij brief en e-mail van 20 januari 2023 van zijn advocaat heeft [eiser] N1 zowel aansprakelijk gesteld voor (vermeende) door [eiser] , als gevolg van (vermeend) onrechtmatig handelen van N1 jegens [eiser] , geleden schade als N1 gesommeerd om
€ 62.680,00 over te maken. Bij e-mail van 8 februari 2023 heeft N1 aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. verklaart voor recht dat de kansspelovereenkomst die is gesloten tussen [eiser] en N1 nietig is en/of de kansspelovereenkomst vernietigt;
en
II. N1 veroordeelt om een bedrag van € 62.860,00 te betalen aan [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van storting door [eiser] , althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
en/of
III. verklaart voor recht dat N1 onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] , althans toerekenbaar jegens [eiser] tekort is geschoten, althans zich schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken, wegens de in het lichaam van de dagvaarding genoemde gedragingen en verklaart voor recht dat N1 verplicht is om de door deze gedragingen geleden schade aan de zijde van [eiser] te vergoeden;
en
IV. N1 veroordeelt om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 62.860,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
en/of
V. (subsidiair) N1 veroordeelt tot betaling van meer en/of andere schade, althans enige schade, die door [eiser] is geleden door de in het lichaam van de dagvaarding genoemde grondslagen, deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
en/of
VI. verklaart voor recht dat de kansspelovereenkomst door dwaling aan de zijde van [eiser] tot stand is gekomen en (primair) de kansspelovereenkomst vernietigt en tevens N1 veroordeelt om de gevolgen ongedaan te maken door betaling van € 62.860,00 aan [eiser] , althans (subsidiair) om het door [eiser] geleden nadeel op de voet van artikel 6:230 lid 2 BW op te heffen door terugbetaling van geleden verliezen alsook ander nadeel te betalen;
en
VII. N1 veroordeelt in de kosten van deze procedure inclusief de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
N1 heeft zich vóór alle weren op de onbevoegdheid van de rechtbank beroepen.

4.Het geschil in het incident

4.1.
N1 vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de door [eiser] ingestelde vorderingen jegens N1;
II. bepaalt dat tussentijds hoger beroep zal openstaan tegen het tussenvonnis waarin de rechtbank oordeelt over rechtsmacht;
III. [eiser] veroordeelt tot betaling van de kosten van het geding en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
N1 heeft aan haar incidentele vorderingen, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Hoewel [eiser] in de dagvaarding rekening heeft gehouden met een mogelijk bevoegdheidsverweer van N1, heeft hij daarin niet reeds voldoende en specifieke feiten gesteld op grond waarvan rechtsmacht zou kunnen worden aangenomen. Door niet alle voor de bevoegdheid noodzakelijke feiten te stellen, heeft hij niet aan zijn stelplicht voldaan. Nadien (bijvoorbeeld bij antwoord in dit incident) door hem ingenomen stellingen zijn te laat en daaraan moet worden voorbijgegaan, althans moet N1 - gelet op het beginsel van hoor en wederhoor - in de gelegenheid worden gesteld daarop bij akte of tijdens een mondelinge behandeling te reageren.
[eiser] - die als politiefunctionaris / wetshandhaver werkt en daarom beter dan gemiddeld in staat moet worden geacht om financiële risico’s in te schatten - heeft bij het aangaan van de kansspelovereenkomst niet als consument gehandeld. Ook als [eiser] een account heeft aangemaakt met zijn persoonlijke gegevens en hij stortingen van zijn eigen bankrekening of creditcard heeft gedaan, maakt dit nog niet dat hij louter voor particuliere consumptiebehoefte heeft gespeeld, althans kan het beroeps- of bedrijfsmatige karakter van zijn handelwijze niet worden uitgesloten. Van een consumentenovereenkomst is geen sprake, zodat afdeling 4 van Verordening (EU) Nr. 1215/2012 (hierna: Brussel I-bis) toepassing mist. De activiteiten van N1 (inclusief exploitatie van de betreffende website) zijn of waren niet op Nederland gericht. De enkele omstandigheid dat een website toegankelijk is in een bepaald land, houdt niet tevens in dat de betreffende website daarmee op dat land is gericht. Aanwijzingen dat N1 van plan was om handel te drijven, of overeenkomsten te sluiten, met personen die woonplaats hebben in Nederland zijn door [eiser] niet gesteld en evenmin heeft hij daartoe in de dagvaarding bewijs aangedragen of aangeboden.
De door partijen gesloten overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst tot verstrekking van diensten, die alle niet in of vanuit Nederland (en in elk geval niet in of vanuit het arrondissement van deze rechtbank, omdat [eiser] elders in Nederland speelde) maar in of vanuit Malta worden verstrekt. [eiser] zelf stelt dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst een uitdrukkelijke forumkeuze hebben gemaakt en daarbij de rechter te Malta hebben gekozen als exclusieve instantie om over geschillen als deze te oordelen. Op grond daarvan heeft de rechtbank geen rechtsmacht. N1 heeft geen woonplaats in Nederland, zodat - ook zonder een exclusieve forumkeuze - artikel 4 Brussel I-bis geen aanknopingspunt vormt voor de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. Er zijn geen alternatieve grondslagen voor het aannemen van bevoegdheid, zoals op grond van artikel 7 lid 1 Brussel I-bis (want de door N1 aangeboden dienst wordt niet in Nederland verricht c.q. de overeenkomst wordt niet uitgevoerd in Nederland) of artikel 7 lid 2 Brussel I-bis (want de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft niet in Nederland en in elk geval niet in het arrondissement van deze rechtbank plaatsgevonden). Voor het lokaliseren van het
Handlungsortof
Erfolgsortheeft [eiser] geen aanknopingspunten of onderbouwing aangevoerd. [eiser] heeft meerdere ‘deposits’ gedaan op zijn account, op een bankrekening die wordt aangehouden bij een in Malta gevestigde bank en waarop de vermeende schade is geleden. N1 heeft geen nauwe band met Nederland. Daarbij komt dat zij onder Maltees toezicht staat.
Het voorgaande maakt dat voor N1 niet was te voorzien dat zij in Nederland zou kunnen worden opgeroepen, wat van groot belang is bij het aannemen van bevoegdheid. Voor zover uit lagere rechtspraak zou volgen dat in dergelijke zaken wel kan worden aangeknoopt bij de woonplaats van de eiser, geldt dat die uitspraken nog niet in kracht van gewijsde zijn gegaan dan wel stoelen op andere feiten en/of omstandigheden, zodat die conclusies niet kunnen worden overgenomen; de onderhavige zaak vergt een zelfstandige beoordeling.
Op de overeenkomst is Maltees recht van toepassing. Op grond van artikel 3 Rome I is het door partijen gekozen recht van toepassing. In de algemene voorwaarden die op de tussen N1 en [eiser] gesloten overeenkomst toepasselijk zijn, is een rechtskeuzebeding opgenomen waarin het recht van Malta van toepassing is verklaard. Op grond van het Maltese recht worden de diensten die N1 aanbiedt alle in of vanuit Malta verstrekt.
Toewijzing van het verzoek om tussentijds hoger beroep te mogen instellen is gerechtvaardigd, omdat de proceseconomie erbij gebaat is dat zo snel als mogelijk - en met voorkoming van mogelijk onnodige kosten en inspanningen - komt vast te staan dat de rechtbank jurisdictie in zaken als deze heeft, aldus N1.
4.3.
[eiser] voert verweer en heeft geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vorderingen, met veroordeling van N1 in de proceskosten van het incident. Hij heeft daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd. In de dagvaarding heeft [eiser] geanticipeerd op een mogelijk bevoegdheidsverweer van N1 en daarbij - onder verwijzing naar de artikelen 7, 17 en 18 Brussel I-bis - gesteld dat en waarom de Nederlandse rechter bevoegd is. Volgens [eiser] , die naar eigen zeggen als consument aan de kansspelen heeft deelgenomen, is dat in vergelijkbare gevallen keer op keer bevestigd door Nederlandse rechters en is N1 daarmee goed bekend. In zijn conclusie van antwoord in incident heeft [eiser] in dit verband aangevoerd dat (1) er momenteel meerdere procedures lopen van consumenten tegen kansspelaanbieders die vanuit Malta met Nederlandse consumenten kansspelovereenkomsten zijn aangegaan en (2) dat N1 één van die partijen is en (3) dat N1, net als andere kansspelaanbieders, bij meerdere (ook buitenlandse) rechtbanken een bevoegdheidsincident heeft opgeworpen en (4) dat dit beroep, zonder uitzondering, telkens is afgewezen en (5) dat het er alle schijn van heeft dat N1 vooral probeert de voortgang van de procedure zoveel mogelijk te vertragen.
Volgens [eiser] heeft hij niet bedrijfs- of beroepsmatig gehandeld, maar uitsluitend als natuurlijk persoon / consument. [eiser] heeft het account aangemaakt met zijn persoonlijke gegevens en stortingen gedaan vanaf zijn eigen bankrekening. Dat [eiser] bij de politie werkt maakt niet dat hij bovengemiddeld geïnformeerd is en bovendien is de omstandigheid dat hij bij de politie werkt niet relevant voor zijn hoedanigheid van consument. De commerciële activiteiten van N1 zijn - zonder dat N1 over de daartoe vereiste vergunning beschikte - (mede) actief gericht op Nederlandse spelers en de Nederlandse markt. Dat blijkt niet alleen uit gegevens van de Kansspelautoriteit, maar ook uit diverse gegevens van/voor Nederlandse spelers in het registratieproces van N1. De rechtbank is bevoegd op grond van:
  • de artikelen 17 en 18 lid 1 Brussel I-bis, omdat de woonplaats van [eiser] - die consument is in de zin van Brussel I-bis - binnen het arrondissement van deze rechtbank valt;
  • de artikelen 7 lid 1 sub a en/of sub b Brussel I-bis, omdat N1 haar commerciële activiteiten heeft ontplooid in of op zijn minst mede heeft gericht op Nederland en [eiser] daar zijn woonplaats heeft - van waaruit hij speelde / waar de overeenkomst werd uitgevoerd - en omdat uit artikel 17 Brussel I-bis volgt dat het voorgaande geldt ongeacht een beding dat bepaalt dat geschillen tussen partijen door een ander gerecht dienen te worden beoordeeld;
  • artikel 7 lid 3 [de rechtbank begrijpt dat [eiser] lid 2 bedoelt en blijkens haar randnummer 60 heeft ook N1 dat zo begrepen] Brussel I-bis, omdat de vorderingen hun grondslag hebben in het onrechtmatig handelen van N1 jegens [eiser] en het schadeveroorzakende handelen in Nederland (de woonplaats van [eiser] ) heeft plaatsgevonden (
  • artikel 6 onder a, d en e en artikel 101 en artikel 102 Rv (wat betreft de relatieve bevoegdheid).
Daarnaast heeft [eiser] gesteld dat de toewijsbaarheid van de vorderingen dient te worden beoordeeld aan de hand van het Nederlands recht, ongeacht een beding dat het recht van een ander land van toepassing verklaart. Dat het Nederlands recht van toepassing is, volgt uit artikel 6 lid 1 en 2 van Verordening (EG) Nr. 593/2008 (hierna: Rome I) en/of uit artikel 4 lid 1 en artikel 14 lid 1 van Verordening (EG) Nr. 864/2007 (hierna: Rome II).
N1 misleidt consumenten door te beweren dat de Maltese rechter bevoegd is en dat Maltees recht van toepassing is, aldus [eiser] .
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In het incident

5.1.
De incidentele conclusie is tijdig en vóór alle weren genomen.
5.2.
Voordat de rechtbank tot de beoordeling van de vorderingen in het incident overgaat, zal zij eerst beslissen op het verzoek van N1 om een mondelinge behandeling te houden dan wel om N1 de gelegenheid te geven om nog een akte te mogen nemen.
5.3.
In zijn conclusie van antwoord in incident heeft [eiser] - in reactie op de betwistingen van N1 - een nadere feitelijke onderbouwing gegeven van het door hem (in hoofdstuk 7 van de dagvaarding) gestelde ter zake van rechtsmacht. Op die nadere feitelijke onderbouwing heeft N1 nog niet kunnen reageren. In de gegeven omstandigheden acht de rechtbank het - gelet op het beginsel van hoor en wederhoor (en daarmee de kwaliteit van het debat van partijen) - van belang dat N1 in de gelegenheid wordt gesteld om desgewenst nog een akte te nemen. Die akte zal slechts betrekking mogen hebben op het al dan niet kunnen aannemen van rechtsmacht van de Nederlandse rechter. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen en zal iedere verdere beslissing aanhouden.
In de hoofdzaak
5.4.
De rechtbank zal iedere beslissing aanhouden totdat in het incident is beslist.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
verwijst de zaak naar de rol van
24 januari 2024voor het door N1 nemen van de hiervoor genoemde akte, waarin zij desgewenst (uitsluitend) kan reageren op de nadere feitelijke onderbouwing van [eiser] van ten aanzien van de rechtsmacht,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de hoofdzaak
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.