Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedures
2.De feiten
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 in [geboorteplaats] .
3.De verzoeken
4.Het zelfstandig verzoek van de bijzondere curator
- de vernietiging van de erkenning van het vaderschap door de heer [naam juridische vader] , gedaan op 7 november 2023, gevolgd door:
- de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de heer [naam biologische vader] als biologische vader van [minderjarige] ;
- met toepassing van de inschrijving van de beschikking vernietiging bij de burgerlijke stand.
5.Het verweer
6.De standpunten van partijen
Door en namens de moeder en de heer [naam juridische vader] is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het tijdstip van de erkenning door de heer [naam juridische vader] weliswaar een paniekreactie is geweest, maar dat de moeder en de heer [naam juridische vader] de erkenning al eerder samen voor [minderjarige] wilden regelen. Ze hadden er geen idee van dat daar haast bij zou zijn, omdat de heer [naam juridische vader] in de praktijk de vaderrol al voor [minderjarige] vervult en hij [minderjarige] al verzorgt sinds zij drie jaar is. Uit het verweerschrift blijkt duidelijk dat de brief van de advocaat van de man een behoorlijke impact heeft gehad op het gezin van de moeder. De eisen die daarin werden gesteld en de procedure die door de man zou worden gestart vond de moeder niet in het belang van [minderjarige] en de moeder is daar ook heel emotioneel over geweest. De heer [naam juridische vader] is altijd de stabiele persoon voor [minderjarige] geweest, hij is er voor haar en hij ziet haar als zijn dochter en vanuit die gedachte en ter bescherming van [minderjarige] heeft de erkenning op 7 november 2023 plaatsgevonden. Primair stelt de moeder dat de erkenning door de heer [naam juridische vader] onvoorwaardelijk is en in stand moet blijven. Uit de jurisprudentie volgt dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid als de stiefvader een belangrijke rol in het leven van een kind speelt en de biologische vader een kleine rol en dat het dan in het belang van het kind is om de stiefvader het kind te laten erkennen. De moeder en de heer [naam juridische vader] zijn het dan ook niet eens met het zelfstandige verzoek van de bijzondere curator en zijn van mening dat de erkenning door de heer [naam juridische vader] in stand moet blijven. Als [minderjarige] op latere leeftijd een eigen mening over de erkenning kan vormen dan kan zij zelf om vernietiging van de erkenning verzoeken, maar de bijzondere curator heeft helemaal niet met [minderjarige] gesproken en kent haar dus ook niet. Subsidiair stelt de moeder zich op het standpunt dat sprake is van voorwaardelijke erkenning. Bij de moeder is geen ruimte om [minderjarige] door de man te laten erkennen, omdat de heer [naam juridische vader] alles voor [minderjarige] heeft gedaan wat normaal een vader doet en hij ervoor zorgt dat er stabiliteit in haar leven is. Bovendien heeft de man geen enkel belang bij de erkenning, omdat hij ook zonder erkenning recht op informatie over en recht op omgang met [minderjarige] heeft. Ten aanzien van het verzoek van de man om een opbouwregeling tussen hem en [minderjarige] vast te stellen, stelt de moeder dat zij een kennismakingsgesprek heeft gehad met Entrea Lindenhout over de omgang waarin ook is gesproken over een ouderschapstraject. De moeder wil graag dat [minderjarige] haar vader leert kennen, maar wil ook dat het op een goede manier wordt gedaan. De moeder hoopt daarom dat de man open kan staan voor een traject bij Entrea Lindenhout, zodat de omgang onder deskundige begeleiding kan worden vormgegeven en kan worden opgebouwd, waarbij het belang van [minderjarige] voorop staat. Het intakegesprek staat op aanstaande dinsdag gepland.
7.Het standpunt van de bijzondere curator en de Raad
8.De beoordeling
9.De beslissing
voorlopigeomgangsregeling tussen de biologische vader en het kind:
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats]
- dat de omgang dient te worden opgestart en te worden begeleid door de hulpverlening via Entrea Lindenhout, waarbij zowel de biologische vader als de moeder zich aan de aanwijzingen van de hulpverlening dienen te houden en de nadere invulling van de omgangsregeling zal worden overgelaten aan de hulpverlening;
- dat met behulp van de hupverlening wordt toegewerkt naar een structurele omgangsregeling tussen de biologische vader en [minderjarige] , waarbij het belang van [minderjarige] voorop staat;
16 september 2024 pro formaen verzoekt de advocaten van partijen om de rechtbank én de Raad
uiterlijk op voormelde datumte berichten zoals hiervoor onder 8.14. is overwogen;