Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
- de mondelinge behandeling, gehouden op 20 februari 2024
- de pleitnota van de KNHS
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een manege en stoeterij, een kort geding aangespannen tegen de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS) vanwege de opschorting van de dienstverlening op zijn locatie in [plaats 1]. De KNHS had deze opschorting doorgevoerd omdat eiser's eerdere exploitant, [bedrijf 1], een betalingsachterstand had en de KNHS weigerde om aanvragen voor wedstrijden te honoreren. Eiser vorderde dat de KNHS de opschorting zou herroepen en de dienstverlening zou hervatten, zodat wedstrijden onder auspiciën van de KNHS en de FEI weer georganiseerd konden worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de KNHS haar besluit om de dienstverlening op te schorten niet voldoende heeft onderbouwd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de KNHS niet zonder meer kan besluiten om de dienstverlening op te schorten op basis van een betalingsachterstand van een andere rechtspersoon, in dit geval [bedrijf 1]. Eiser heeft onvoldoende aangetoond dat de KNHS onrechtmatig handelt door de opschorting, en de vorderingen van eiser zijn afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een duidelijke juridische basis voor het opschorten van dienstverlening en de rechten van partijen in dergelijke geschillen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen, waarbij hij ook opmerkte dat de KNHS niet verplicht is om aanvragen voor wedstrijden te honoreren zonder een gedegen beoordeling van de specifieke omstandigheden.