Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[eiser 1] ,2. [eiser 2] ,
1.De procedure
2.De feiten
“voor de (meer)kosten van een woon-/slaapkamer in een nog te bouwen woning”(productie 3 van [eiser 1] ).
“Conclusie”is de volgende toelichting gegeven:
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Als voorwaarde is opgenomen dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik t.b.v. zorg de bewoning is beëindigd. Dan dient dus de gehele keuken (…) keukenkastjes aanrecht en apparatuur verwijderd te worden(productie 13 van Gemeente Voorst, weergegeven in r.o. 2.7). Bovendien is de verwachting dat Gemeente Voorst, zoals ter zitting is gesteld, de omgevingsvergunning voor de keuken in het bijgebouw op grond van die gewijzigde omstandigheid kan en zal gaan intrekken. De stelling van [eiser 1] dat [naam dochter] niet permanent in de Wlz-instelling verblijft en de keuken nodig is omdat zij zal terugkomen en/of bij hem moet kunnen verblijven, maakt dat niet anders. [naam dochter] verblijft inmiddels ruim drie jaar in een instelling. Niet gesteld of gebleken is dat zij op korte termijn zal terugkeren uit de instelling. Daarbij is een eventueel (kort) verblijf van [naam dochter] bij [eiser 1] in de toekomst niet voldoende: voor het toestaan van de keuken(voorzieningen) is immers vereist dat het bijgebouw wordt bewoond ten behoeve van zorg. Nu gebleken is dat de keuken in het bijgebouw niet is gerealiseerd en aan de voorwaarde voor realisatie niet wordt voldaan, is evenmin gebleken van schade in verband met de meerkosten daarvan. Voor zover [eiser 1] stelt dat de keuken in de toekomst, indien [naam dochter] terugkomt, nodig is en hij dan meerkosten zal hebben, geldt dat die meerkosten niet het gevolg zijn van het besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning op 3 juni 2020, maar van de omstandigheid dat [naam dochter] in de tussentijd (in ieder geval vanaf februari 2021) niet in het bijgebouw heeft gewoond ten behoeve van zorg. Omdat niet gebleken is van meerkosten als gevolg van het onrechtmatige besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning op 3 juni 2020, is de in verband daarmee gevorderde schadevergoeding niet toewijsbaar.