ECLI:NL:RBGEL:2024:163

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
05.306033.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door onvoorzichtig rijgedrag op de N225 te Wageningen

Op 12 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 juni 2022 betrokken was bij een verkeersongeval op de N225 in Wageningen. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft zich schuldig gemaakt aan het overschrijden van een dubbele doorgetrokken streep, waardoor zij op de verkeerde weghelft terechtkwam en in aanrijding kwam met een ander voertuig. De officier van justitie stelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen sprake was van schuld en dat verblinding door de zon mogelijk de oorzaak van het ongeval was.

De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van aanmerkelijke onvoorzichtigheid, maar dat de verdachte wel gevaar op de weg had veroorzaakt door kortstondig onvoldoende aandacht te hebben voor het verkeer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar achtte de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 bewezen. De rechtbank legde een geldboete op van €750, waarvan €250 voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte niet verder gestraft zou worden, mits zij zich gedurende de proeftijd van één jaar niet opnieuw schuldig maakte aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/306033-22
Datum uitspraak : 12 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats] in Delft,
wonende aan het [adres] [woonplaats] ,
Raadsvrouw: mr. L.S. Wachters, advocaat in Arnhem
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 28 juni 2022 te Wageningen in de gemeente Wageningen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto, [automerk] , komende uit de richting van Renkum, gaande in de richting van Wageningen,
daarmede rijdende over de weg de N225 en
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of
terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en/of
terwijl deze weg een (provinciale) N-weg was, waarbij de rijbanen van elkaar zijn gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep en/of
terwijl tegemoetkomend verkeer (personenauto, [automerk 2] ) reeds op korte afstand was genaderd,
haar aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 meermalen, althans eenmaal, niet aan haar verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
meermalen, althans eenmaal, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers heeft zij in strijd met artikel 76 van voornoemd reglement de (dubbele) doorgetrokken streep, welke zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevond, heeft overschreden en/of
meermalen, althans eenmaal, met dat door haar bestuurde motorrijtuig(personenauto, [automerk] , naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan en/of rechtdoor is gereden, waarbij zij niet het verloop van die weg (de N225) heeft gevolgd en/of geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N225) is terechtgekomen en/of
(aldaar) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto, [automerk 2] )
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 28 juni 2022 te Wageningen in de gemeente Wageningen, als bestuurder van een voertuig (personenauto, [automerk] , komende uit de richting van Renkum, gaande in de richting van Wageningen, daarmede heeft gereden over de weg de N225 en
meermalen, althans eenmaal, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers heeft zij in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de (dubbele) doorgetrokken streep, welke zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevond, heeft overschreden en/of
in strijd met artikel 3 van voornoemd reglement meermalen, althans eenmaal, met dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto, [automerk] , naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan en/of rechtdoor is gereden, waarbij zij niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en/of het verloop van die weg (de N225) heeft gevolgd en/of geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N225) is terechtgekomen en/of
(aldaar) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een ander motorrijtuig (personenauto, [automerk 2] )
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 28 juni 2022 te Wageningen als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de N225, welke weg uit gescheiden rijbanen bestond, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, immers reed zij toen en daar op het weggedeelte dat bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig gereden waardoor [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat er sprake is van afwezigheid van alle schuld. Het valt niet uit te sluiten dat verblinding door de zon de oorzaak is geweest van het verkeersongeval. Daarnaast heeft de raadsvrouw vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit, nu er geen sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, zoals vereist voor artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Er was sprake van een kort moment van onoplettendheid. Ook was geen sprake van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] .
Beoordeling door de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Uit de bewijsmiddelen in het dossier volgt dat op 28 juni 2022 op de N225 in Wageningen een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte reed in haar personenauto, [automerk] , komende uit Renkum in de richting van Wageningen. Deze weg heeft twee rijstroken, één voor elke rijrichting. Deze rijstroken zijn van elkaar gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep. Deze streep mag niet worden overschreden (artikel 76 RVV). Verdachte is op enig moment op de rijstrook voor het tegemoetkomend verkeer terechtgekomen. [2]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij zag dat de auto over de dubbele doorgetrokken streep reed en op zijn rijbaan hem tegemoet kwam rijden. Hij kwam vervolgens met zijn [automerk 2] in aanrijding met de auto. [3]
Is er sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW?
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid en/of onachtzaamheid. Daarbij moet worden gekeken naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarnaast geldt dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Een enkel moment van onoplettendheid is over het algemeen niet voldoende voor het aannemen van aanmerkelijke schuld.
Om te beoordelen of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW vindt de rechtbank het volgende van belang. Uit het dossier volgt dat verdachte zodanig naar links is gereden dat zij de doorgetrokken dubbele streep heeft overschreden, waardoor zij zich op de verkeerde weghelft is gaan bevinden en een ongeval heeft veroorzaakt. Met betrekking tot de vraag hoe vaak verdachte over de dubbele doorgetrokken streep heen is gereden verschillen de verklaringen. [slachtoffer] en getuige [getuige 1] verklaren slechts over één keer. Getuige [getuige 2] heeft echter verklaard dat hij verdachte drie keer over de verkeerde weghelft heeft zien zwenken, maar hij heeft niet verklaard over de precieze duur hiervan en over de afstand waarover dit gebeurde. Dit zwenken kan dus mogelijk binnen enkele seconden hebben plaatsgevonden. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat er sprake is geweest van een kort moment van onoplettendheid en ziet het zwenken als resultaat van één onoplettendheid. Deze momentane onoplettendheid levert naar het oordeel van de rechtbank geen aanmerkelijke onoplettendheid dan wel onvoorzichtigheid op. Het dossier biedt geen aanwijzingen dat verdachte tijdens het rijden concreet met iets anders bezig was dan met het verkeer. Dit neemt echter niet weg dat zij kort kan zijn afgeleid geweest.
De rechtbank zal verdachte, omdat gelet op het voorgaande niet kan worden gesproken van schuld in de zin van artikel 6 WVW, vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Is er sprake van het veroorzaken van hinder en/of gevaar op de weg in de zin van artikel 5 WVW?
Vervolgens zal de rechtbank de vraag beantwoorden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van artikel 5 WVW. Daarbij dient te worden vastgesteld of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt of kon worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg werd gehinderd of kon worden gehinderd.
De rechtbank concludeert dat verdachte (een kort moment) onvoldoende aandacht heeft gehad voor de weg waardoor zij over de dubbele doorgetrokken streep op de N225 is gereden en op de verkeerde weghelft is beland. Hierdoor heeft verdachte gevaar op de weg veroorzaakt, welk gevaar zich ook heeft verwezenlijkt in het verkeersongeval.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5 WVW.
De rechtbank zal het verweer dat sprake is van afwezigheid van alle schuld bespreken bij de strafbaarheid van verdachte.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks28 juni 2022 te Wageningen in de gemeente Wageningen , als bestuurder van een voertuig (personenauto, [automerk] , komende uit de richting van Renkum, gaande in de richting van Wageningen , daarmede heeft gereden over de weg de N225 en
meermalen, althans eenmaal, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers heeft zij in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de
(dubbele
)doorgetrokken streep, welke zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevond, overschreden en
/ofin strijd met artikel 3 van voornoemd reglement
meermalen, althans eenmaal,met dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto, [automerk] ,
naar links heeft gestuurd,naar links is gegaan en
/ofrechtdoor is gereden, waarbij zij niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en
/ofhet verloop van die weg (de N225) heeft gevolgd en
/of geheel ofgedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N225) is terechtgekomen en
/of (aldaar
) is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met een ander motorrijtuig (personenauto, [automerk 2] ) en door welke gedraging
(en)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt
, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft onder verwijzing naar de zonstand in relatie tot het licht hellende wegdek ter plaatse een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld. De rechtbank verwerpt dit beroep. Het is, gelet op het aanvullende proces-verbaal hierover, onvoldoende aannemelijk geworden dat de zon op dusdanige wijze heeft geschenen dat deze van invloed is geweest op het zicht van verdachte, zo dit al een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld zou opleveren in deze situatie.
Verdachte is dan ook strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf, subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht een geldboete op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5 WVW door op de N225 over de dubbele doorgetrokken streep te rijden. Als gevolg hiervan is een aanrijding ontstaan met [slachtoffer] , waarbij [slachtoffer] letsel heeft opgelopen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 20 november 2023. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder wegens het plegen van strafbare feiten – waaronder ook overtredingen van de Wegenverkeerswet – met politie en justitie in aanraking is gekomen, terwijl zij al bijna 32 jaar over een rijbewijs beschikt. De rechtbank heeft meegenomen dat verdachte, die ten gevolge van het ongeval zelf ook lichamelijk letsel heeft opgelopen, zich schuldbewust heeft opgesteld ten opzichte van het slachtoffer en dat zij ter zitting heeft verklaard dat zij na de aanrijding nog bedachtzamer is gaan rijden. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die doorgaans voor overtredingen van artikel 5 WVW worden opgelegd en de draagkracht van verdachte.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt en rekening heeft gehouden met bovenstaande omstandigheden. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van 750,00 euro, waarvan 250,00 euro voorwaardelijk, in deze zaak passend is. Verdachte zal het voorwaardelijke gedeelte van de geldboete niet hoeven betalen als zij gedurende de proeftijd van 1 jaar geen strafbaar feit zal plegen. Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf worden volstaan, en bestaat er, gelet op het strafblad van verdachte en de verklaring van verdachte dat zij na het ongeval nog bedachtzamer is gaan rijden, geen aanleiding om daarnaast een (voorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 76 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het subsidiair bewezenverklaarde tot een
geldboete van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis;
 bepaalt dat een gedeelte van deze geldboete, te weten
€ 250,00 (tweehonderdenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 1 (één) jaarschuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Snijders (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. A.J.H. Steenweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 januari 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] gesloten op 12 oktober 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanrijding overtreding, p. 4 t/m 7.
3.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 20.