ECLI:NL:RBGEL:2024:1621
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken
Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak van de officier van justitie tegen een verdachte, geboren in 1967. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 143.113,00, zou vaststellen en de veroordeelde zou verplichten tot betaling aan de Staat. De verdediging stelde dat de vordering afgewezen moest worden, gezien de bepleite vrijspraak in de hoofdzaak en dat de veroordeelde geen voordeel had genoten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een eerder vonnis waarbij de verdachte was veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat er geen wederrechtelijk voordeel was genoten uit de bewezenverklaarde feiten, omdat de amfetamine(olie) nog niet was verkocht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte geen voordeel had behaald uit de productie van amfetamine(olie) in het drugslab, en dat de vordering van de officier van justitie daarom moest worden afgewezen.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen, omdat niet aannemelijk was dat de verdachte wederrechtelijk voordeel had genoten uit de feiten die aan hem waren ten laste gelegd. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.