ECLI:NL:RBGEL:2024:1621

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
321511-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken

Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak van de officier van justitie tegen een verdachte, geboren in 1967. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 143.113,00, zou vaststellen en de veroordeelde zou verplichten tot betaling aan de Staat. De verdediging stelde dat de vordering afgewezen moest worden, gezien de bepleite vrijspraak in de hoofdzaak en dat de veroordeelde geen voordeel had genoten.

De rechtbank heeft kennisgenomen van een eerder vonnis waarbij de verdachte was veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat er geen wederrechtelijk voordeel was genoten uit de bewezenverklaarde feiten, omdat de amfetamine(olie) nog niet was verkocht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte geen voordeel had behaald uit de productie van amfetamine(olie) in het drugslab, en dat de vordering van de officier van justitie daarom moest worden afgewezen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen, omdat niet aannemelijk was dat de verdachte wederrechtelijk voordeel had genoten uit de feiten die aan hem waren ten laste gelegd. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer : 05/321511-20
Datum uitspraak : 5 maart 2024
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 in [geboorteplaats],
wonende aan [adres] [woonplaats].
Raadsman: mr. W. van Vliet, advocaat in Amsterdam-Duivendrecht.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 143.113,00.

2.De procedure

Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de vordering ter zitting heeft een schriftelijke ronde plaatsgevonden.
De zaak is op een openbare terechtzitting onderzocht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting primair gevorderd dat het voordeel wordt geschat op € 28.622,68 (ponds-ponds gewijze verdeling onder vijf betrokkenen). Subsidiair heeft hij gevorderd dat het voordeel - gezien de rol van veroordeelde - wordt bepaald op een aandeel van 20% van de opbrengst, te weten € 28.622,68.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, gezien de bepleite vrijspraak in de hoofdzaak. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde geen voordeel heeft genoten en dat de vordering moet worden afgewezen.

3.De beoordeling van de vordering

De hoofdzaak
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 5 maart 2024 tegen veroordeelde gewezen vonnis (hoofdzaak) waarbij veroordeelde is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, ter zake van onder andere:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Die bewezenverklaring betrof voor zover relevant:
het medeplegen van het vervaardigen van ongeveer 160 liter amfetamine(olie), gepleegd in de periode van 1 januari 2020 tot en met 14 april 2020.
De grondslag van de berekening van het wederrechtelijke verkregen voordeel
De rechtbank zal voor haar berekening uitgaan van artikel 36e lid 2 van het Wetboek van strafrecht. Volgens deze bepaling kan de verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel worden opgelegd aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit en die door dat feit of uit de baten daarvan voordeel heeft verkregen. Daarnaast kan aan een veroordeelde ook de verplichting worden opgelegd wederrechtelijk verkregen voordeel te betalen aan de staat uit andere strafbare feiten, waarvan buiten redelijke twijfel vast staat dat een veroordeelde deze feiten heeft begaan.
Voordeel uit de bewezenverklaarde feiten
In de hoofdzaak is vastgesteld dat er in het drugslab in Beusichem door veroordeelde en zijn mededaders amfetamine is geproduceerd. Tenlastegelegd én bewezenverklaard is dat er ongeveer 160 liter amfetamine(olie) is vervaardigd. Gezien het feit dat deze amfetamine(olie) nog in het drugslab aanwezig is geweest, kan hierover geen voordeel zijn behaald. De amfetamine(olie) is immers nog niet verkocht.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de bewezenverklaarde feiten.
Voordeel uit andere dan de ten laste gelegde feiten
[medeverdachte] heeft verklaard dat al het afval van de amfetamineproductie op het erf is blijven staan (p. 67). Op basis van het aangetroffen afval (2950 liter) is berekend dat er 331 liter amfetamine-olie is geproduceerd. In het drugslab is ongeveer 164 liter amfetamine(olie) aangetroffen (p. 354-364 en aanvullend dossier 2, p. 43-44).
Uit het vorenstaande volgt dat er in het drugslab meer amfetamine(olie) is vervaardigd dan bewezenverklaard. Het is aannemelijk dat dat deel van de geproduceerde amfetamine(olie) het drugslab heeft verlaten ten behoeve van de verkoop.
Voor zover de rechtbank al vindt vaststaan dat veroordeelde betrokken is geweest bij de eerder vervaardigde amfetamine(olie), is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde daar geen voordeel uit heeft behaald. Zij overweegt hiertoe het volgende.
In de EncroChat-berichten die zich in het dossier bevinden wordt na de inval door de politie door veroordeelde en overige betrokkenen bij het drugslab. Uit de EncroChat-berichten tussen veroordeelde ( [verdachte] ) en een persoon met de gebruikersnaam [gebruikersnaam] volgt onder meer dat er amfetamine(olie) is meegenomen door ‘[naam]’. De volgende communicatie heeft plaatsgevonden op 22 mei 2020 (p. 1230-1231):
Datum en tijd
Tijdzone
Afzender
Bericht
22-05-2020 12:05
GMT+02:00
[mail 1]
Hij heeft zo en zo 80 liter meegenomen en voor ie op gepakt nog 30. Meegenomen dus 110 liter totaal
22-05-2020 13:36
GMT+02:00
[mail 1]
Nauw [naam] op zeker 110 liter a meegenomen wie heeft datvdan en ik riskeer ook paar jaar straf
(…)
22-05-2020 13:46
GMT+02:00
[mail 2]
We lopen allemaal risico maat ik will gewoon mn geld terug 15,000 en kleine 15,000 Dan is er nix aan de hand snap je?
(…)
22-05-2020 13:47
GMT+02:00
[mail 1]
[naam] heeft 110 liter meegenomen maat
(…)
22-05-2020 13:48
GMT+02:00
[mail 2]
Die 110 liter was van hem en de eigenaar van appie DAT heeft niets met ketels te maken ,ik en jij hebben daar geen stuiver van gezien
(…)
22-05-2020 13:49
GMT+02:00
[mail 1]
Maar 110/liter heeft hij en meegenomen en daar sta nog b en a
(…)
22-05-2020 13:51
GMT+02:00
[mail 2]
Ik weet niet waar dat is die maat van [naam] ga 175 MDMA terug geven en die A was van hun 2 ,als jij die gedraaid heb Moet je ook krijgen lijk t mij
De rechtbank leidt uit deze berichten af dat er door ‘[naam]’ 110 liter amfetamine(olie) is meegenomen, dat [verdachte] niet weet waar die olie gebleven is, dat de olie van ‘[naam]’ en een ander was, dat ze daar geen geld van hebben gezien, en dat, als [verdachte] deze amfetamine(olie) heeft gemaakt, hij nog geld moet krijgen voor zijn werk.
De veroordeelden waanden zich onbespied ten tijde van het versturen van de EncroChat-berichten, omdat zij ervan uitgingen dat de berichten niet konden worden gekraakt. De rechtbank neemt de communicatie dan ook serieus en maakt uit de inhoud op dat veroordeelde geen voordeel heeft behaald uit de eerder geproduceerde en door ‘[naam]’ weggenomen amfetamine(olie).
De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit andere dan de tenlastegelegde feiten.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Zij zal daarom de vordering van de officier van justitie ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af de vordering van de officier van justitie ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Aldus gegeven door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. M.J. Wasmann en M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2024.
Mr. Ouweneel is buiten staat om mede te ondertekenen.