ECLI:NL:RBGEL:2024:1580

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
332982
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling en openlijke geweldpleging met gevangenisstraf

Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 juli 2021 in Zutphen, waar de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een gewelddadig conflict met leden van de familie [slachtoffer 1]. De verdachte werd beschuldigd van het toebrengen van steekwonden aan [slachtoffer 2] en het openlijk geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de verwondingen aan [slachtoffer 1] en heeft hem vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk de steekwonden aan [slachtoffer 2] had toegebracht, en dat hij openlijk geweld had gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk werd verklaard en de vordering van [slachtoffer 2] werd toegewezen, maar gematigd tot € 500,-.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/332982-21
Datum uitspraak : 5 maart 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] ),
wonende aan de [woonadres] te Zweden.
Raadsvrouw: mr. R.V.S. Adriaanse, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 juli 2021 te Zutphen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1]
opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer 1] één of meermalen met een mes en/of schaar, althans met één of meer scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in diens bovenarm en/of nek en/of (linker)zijde van het lichaam te steken en/of te snijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 juli 2021 te Zutphen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer steekverwonding(en), heeft/hebben toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 1] met een mes en/of schaar, althans met één of meer scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in diens bovenarm en/of nek en/of (linker)zijde van het lichaam te steken en/of te snijden;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 juli 2021 te Zutphen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer 1] met een mes en/of schaar, althans met één of meer scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in diens bovenarm en/of nek en/of zijde van het lichaam heeft/hebben gestoken en/of gesneden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 juli 2021 te Zutphen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer steekverwonding(en), heeft/hebben toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 2] met een mes en/of een schaar, althans met één of meer scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in diens rug te steken;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 juli 2021 te Zutphen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer 2] met een mes en/of een schaar, althans met één of meer scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in diens rug heeft/hebben gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 22 juli 2021 te Zutphen openlijk, te weten op de openbare weg, [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer perso(o)n(en) te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] door:
-naar en/of in de richting van de woning en/of verblijfplaats van voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te rennen en/of (vervolgens)
-met één of meer steekwapens, althans met één of meer scherp(e) en/of puntig(e) (steek)voorwerp(en) op die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] (in) te steken en/of (vervolgens)
-één of meermalen krachtig op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer 2] krachtig in diens (onder)arm te bijten en/of (vervolgens)
-krachtig die [slachtoffer 1] op/tegen de grond te gooien en/of duwen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 22 juli 2021 heeft aan de [adres] te Zutphen, op straat, een familieconflict plaatsgevonden tussen enerzijds verdachte en zijn familieleden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] (allebei wonende aan de [adres] ), en anderzijds de familie [slachtoffer 1] , wonende aan de [adres] . [2] Het conflict bestond uit twee incidenten. Bij het eerste incident waren onder andere [verdachte] en [slachtoffer 2] aanwezig. Dit incident is gesust. [3] Na dit eerste incident heeft dochter [dochter] haar broers [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gebeld, waarna [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vanuit de kapperszaak waar zij werkten snel ter plaatse zijn gekomen. [4] [medeverdachte 1] reed zijn auto om 15.48 uur het trottoir op in de richting van de [adres] . Vlak daarna rende [medeverdachte 2] in de richting van de [adres] . Om 15.53 uur kwamen de personen weer in beeld van de beveiligingscamera’s van de [adres] en was het incident voorbij. [5]
Na het incident is [slachtoffer 1] met verwondingen naar het ziekenhuis gebracht. [6] Ook [slachtoffer 2] is naar het ziekenhuis gebracht. Beiden moesten daar worden gehecht. [7]
[slachtoffer 1] had een viertal snijwonden, te weten een snijwond van 15 centimeter links over de thorax onder de tepel richting het schouderblad, een snijwond van 10 centimeter op de linker bovenarm, een snijwond van 3 centimeter in de nek en een snijwond van 1 centimeter op het linker schouderblad. [8] [slachtoffer 2] had op zijn rug oppervlakkige steekwonden met in totaal twee hechtingen, een oppervlakkige krasverwonding en een rafelige open wond die niet gehecht is. [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Verdachte is niet degene geweest die het geweld jegens [slachtoffer 1] heeft toegepast. Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte van het primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken, omdat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 subsidiair en het onder feit 3 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken, omdat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan het steken van [slachtoffer 1] . In het geval de rechtbank van oordeel is dat wel wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer 1] gestoken heeft, heeft de raadsvrouw bepleit dat geen sprake is van medeplegen en dat geen sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 2 bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken, omdat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan het steken van [slachtoffer 2] . In het geval de rechtbank van oordeel is dat wel wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer 2] gestoken heeft, heeft de raadsvrouw bepleit dat geen sprake is van medeplegen en dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op de samenhang tussen de tenlastegelegde feiten zal de rechtbank de bewijsmiddelen van de feiten gezamenlijk uiteenzetten, waarbij ieder bewijsmiddel wordt gebruikt ten aanzien van het feit waarop het blijkens zijn inhoud ziet. Vervolgens zal de rechtbank ten aanzien van elk feit een conclusie trekken.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld hoe de letsels van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn ontstaan. Verdachte en zijn medeverdachten hebben ontkend zich aan het ontstaan van de letsels schuldig te hebben gemaakt.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij buiten werd aangevallen door zijn neefjes [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Toen aangever werd aangevallen door [medeverdachte 1] , viel hij op de grond. Hij dacht dat hij werd geslagen, maar toen zag hij dat op zijn linker bovenarm een flinke wond zat waarbij hij in het vlees kon kijken. Aangever zag toen dat [medeverdachte 1] een kappersscheermes en een schaar in zijn handen had. [10]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat ongeveer een half uur na het eerste incident iedereen bij de voordeur stond. [medeverdachte 1] en [verdachte] hadden allebei een mes en [medeverdachte 2] had een barbiersmes. Zij vielen daarmee [slachtoffer 1] aan. Omdat aangever er tussen sprong, heeft hij een steekwond op zijn rug opgelopen. [11] Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 2] verklaard dat hij door [verdachte] is gestoken. [slachtoffer 1] is in zijn bovenarm en zijkant gestoken door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] stak [slachtoffer 1] in zijn rug. [verdachte] wilde [slachtoffer 1] ook steken, maar aangever heeft zijn zoon beschermd door de messteek op te vangen. De steek kwam in aangevers rug. [12]
[naam] heeft verklaard dat de hele familie, waaronder [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , buiten voor de achtertuin van de familie [slachtoffer 1] stond. [verdachte] had een keukenmes vast, [medeverdachte 1] een stanleymes en [medeverdachte 2] een kappersschaar. [verdachte] en [medeverdachte 1] kwamen met hun handen omhoog met de messen aangerend. [medeverdachte 1] viel [slachtoffer 1] aan en begon direct te steken. Hij werd in zijn linkerarm en linkerzij geraakt. [medeverdachte 2] stak met een kappersschaar in de nek van [slachtoffer 1] . Dit deed hij met kracht. [slachtoffer 2] werd in zijn rug gestoken door [verdachte] . [13]
[naam] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] iets in zijn hand had en dat hij daarmee [slachtoffer 1] aan het steken was. [medeverdachte 2] raakte [slachtoffer 1] op de achterzijde van zijn nek en hoofd. [medeverdachte 1] had een mes vast en stak [slachtoffer 1] hiermee meerdere malen. [medeverdachte 1] raakte [slachtoffer 1] op de linkerzijde van zijn lichaam. [14]
[naam] heeft verklaard dat [verdachte] een mes in zijn hand had en dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een kappersschaar en een kappersscheermes bij zich hadden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vielen [slachtoffer 1] aan en staken hem op zijn arm en aan de zijkant. [15]
De rechtbank overweegt dat bovengenoemde verklaringen elkaar onderling ondersteunen en bovendien worden ondersteund door de vastgestelde letsels bij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] . De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard van het letsel van [slachtoffer 1] , het letsel niet door een ander wapen dan een steekwapen als een mes en/of een schaar kan zijn veroorzaakt. De omstandigheid dat getuigen niet eensluidend verklaren over de exacte steekwapens die verdachten bij zich hadden, doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen geen afbreuk. Verdachten hebben verklaard geen letsels bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gezien te hebben. Gelet op de ernst van het letsel van met name [slachtoffer 1] hecht de rechtbank geen geloof aan deze verklaringen. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangevers en de getuigenverklaringen. Zij zal deze verklaringen gebruiken voor het bewijs.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte geweld tegen [slachtoffer 1] heeft gepleegd. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de steekverwondingen aan [slachtoffer 2] heeft toegebracht.
Ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde is de rechtbank op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] op 22 juli 2021 te Zutphen openlijk en in vereniging geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] door in de richting van hun woning of verblijfplaats te rennen en vervolgens met steekwapens op hen in te steken. Van het op het hoofd en/of tegen het lichaam van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] slaan en/of stompen, het bijten in de arm van [slachtoffer 2] en het tegen de grond gooien van [slachtoffer 1] wordt verdachte vrijgesproken. Uit de verklaringen volgt dat [slachtoffer 2] niet door verdachte of een van zijn medeverdachten, maar door [dochter] in zijn arm is gebeten. Ook volgt uit de verklaringen niet dat aangevers zijn geslagen of dat [slachtoffer 1] tegen de grond is gegooid.
De vraag is vervolgens hoe de handelingen van verdachte ten aanzien van feit 2 moeten worden gekwalificeerd.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 2] niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd. Uit vaste rechtspraak volgt dat bij de beoordeling van zwaar lichamelijk letsel gezichtspunten zijn de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel. De rechtbank overweegt dat op de rug van aangever kleine verwondingen zaten, waarvan één verwonding weliswaar met een tweetal hechtingen is gehecht, maar dat operatief ingrijpen niet heeft plaatsgevonden. In voorkomende gevallen kunnen littekens als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert. De rechtbank overweegt dat het litteken relatief klein is, zich op de rug bevindt en het litteken het lichaam daarom in beperkte mate ontsiert. Verdachte [verdachte] zal daarom van het onder feit 2 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat verdachte [verdachte] met het steken met het mes in de rug van [slachtoffer 2] voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De kans dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen ten gevolge van de messteek is aanmerkelijk. Dit is een algemeen bekend feit en verdachte heeft dit ook geweten. Door toch te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft verdachte de aanmerkelijke kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel bewust aanvaard. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de aan [verdachte] subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. Omdat alleen [verdachte] strafrechtelijk verantwoordelijk wordt gehouden voor het letsel van [slachtoffer 2] , wordt verdachte van het ten laste gelegde medeplegen vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 subsidiair en het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2. subsidiair
hij op
of omstreeks22 juli 2021 te Zutphen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer 2] met een mes en/of een schaar
, althans met één of meer scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en)in diens rug heeft
/hebbengestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks22 juli 2021 te Zutphen openlijk, te weten op de openbare weg, [adres] ,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
één of meerperso
(o)n
(en
)te weten [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1] door:
-
naar en/ofin de richting van de woning
en/of verblijfplaats van voornoemde [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1] te rennen en
/of (vervolgens
)-met
één of meersteekwapens
, althans met één of meer scherp(e) en/of puntig(e) (steek)voorwerp(en)op die [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1]
(in
)te steken
en/of (vervolgens)-één of meermalen krachtig op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of (vervolgens)-die [slachtoffer 2] krachtig in diens (onder)arm te bijten en/of (vervolgens)-krachtig die [slachtoffer 1] op/tegen de grond te gooien en/of duwen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2 subsidiair en feit 3:
de eendaadse samenloop van
poging tot zware mishandeling
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

5.De strafbaarheid van de feiten

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen beroep op noodweer of noodweerexces toekomt. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat aan verdachte een beroep op noodweer toekomt. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte een beroep op noodweerexces toekomt. Verdachte mocht redelijkerwijs vrezen voor de veiligheid van zijn familie.
De beoordeling door de rechtbank
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces. Voor een geslaagd beroep op noodweer dient sprake te zijn van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of andermans lijf waartegen noodzakelijke verdediging geboden is, dan wel een ogenblikkelijk dreigend gevaar daartoe.
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten op dit punt onvoldoende steun vinden in het dossier. Enkel de familie van verdachte heeft verklaard door de familie [slachtoffer 1] te zijn aangevallen. Andere getuigen spreken niet over een aanval van de familie [slachtoffer 1] jegens verdachte en zijn medeverdachten. Het is de familie [slachtoffer 1] die de meeste en de zwaarste verwondingen heeft opgelopen. Daarbij hebben Paiwand en [slachtoffer 2] ook snijwonden op hun vingers opgelopen, die passen bij het beeld van afweerverwondingen. Verdachten hebben in verhouding relatief oppervlakkig letsel opgelopen. Verdachte [medeverdachte 1] heeft als enige wel een snijverwonding opgelopen, aan zijn linkerhand. In zijn letselrapportage is echter vermeld dat het mogelijk is dat hij die wond aan zichzelf heeft toegebracht. Uit de camerabeelden volgt bovendien dat verdachten degenen zijn geweest die naar de woning van de familie [slachtoffer 1] zijn gesneld. Uit hun eigen verklaringen volgt ook dat dit gepaard ging met teksten als “welke pooier heeft mijn zusje geslagen?” of woorden van soortgelijke strekking. Hun verklaring dat zij enkel kwamen praten, wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestaan van een noodweerscenario niet aannemelijk geworden. Een beroep op noodweer dan wel noodweerexces kan daarom niet slagen en wordt verworpen.
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat, in geval van een bewezenverklaring, aan verdachte een straf gelijk aan de duur van het voorarrest plus een voorwaardelijke straf wordt opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging iemand zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft, naar aanleiding van een familieconflict, zijn broer met een steekwapen op zijn rug geraakt. Verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging.
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn met ruim een half jaar is overschreden. De rechtbank zal daarmee bij de strafoplegging, in voor verdachte gunstige zin, rekening houden.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de ernst van de feiten enkel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Indien geen sprake was geweest van overschrijding van de redelijke termijn, had de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden opgelegd. Nu sprake is van overschrijding van de redelijke termijn acht de rechtbank, alles overziend, een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden passend en geboden. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht wordt daarop in mindering gebracht.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 10.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 6.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich, wegens de gevorderde vrijspraak ten aanzien van feit 1, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair, wegens de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vordering moeten worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen aanzienlijk gematigd dienen te worden en voor het overige afgewezen dienen te worden.
Overweging van de rechtbank
Vordering [slachtoffer 1]
Verdachte is vrijgesproken van feit 1. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Vordering [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één categorie van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het feit heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van kleine wondjes op zijn rug opgelopen en is benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. De aard en de ernst van de normschending maken dat aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit, de ernst van het letsel en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen.
De rechtbank overweegt dat benadeelde slechts kleine wondjes op zijn rug heeft opgelopen ten gevolge van het incident. Naast de geringe ernst van het letsel ziet de rechtbank ook in de verhoudingen tussen beide families aanleiding het gevorderde smartengeld ernstig te matigen. Naar maatstaven van billijkheid zal de rechtbank het smartengeld op een bedrag van € 500,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 22 juli 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 45, 55, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en feit 2 primair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. T. Mol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 februari 2024.
mr. Clevers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202107240800 , gesloten op 8 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 34.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 64.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 34.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 235-243.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 64.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 65.
8.Letselrapportage Forensische Geneeskunde, p. 182-190.
9.Letselrapportage Forensische Geneeskunde, p. 213-217.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 97.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 87.
12.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de R-C.
13.Proces-verbaal verhoor getuige [naam] [medeverdachte 2] , p. 74-75.
14.Proces-verbaal verhoor getuige [naam] , p. 115-116.
15.Proces-verbaal verhoor getuige [naam] bij de R-C.