ECLI:NL:RBGEL:2024:1574

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
10714905 \ CV EXPL 23-6714
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsmacht en aansprakelijkheid van kentekenhouder bij administratieve boete opgelegd door Belgisch overheidsorgaan

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de buitenlandse publiekrechtelijke rechtspersoon Stad Antwerpen en een gedaagde partij. Stad Antwerpen vorderde betaling van een administratieve boete van € 150,00, opgelegd aan de gedaagde omdat zijn voertuig zich op 23 augustus 2020 in een Lage Emissiezone bevond zonder te voldoen aan de emissienormen of over een ontheffing te beschikken. De gedaagde heeft de boete niet betaald, wat leidde tot deze rechtszaak.

De procedure begon met een dagvaarding op 28 augustus 2023, maar de gedaagde heeft niet gereageerd met een repliek. De kantonrechter heeft eerst de rechtsmacht beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat de gedaagde in Nederland woont. De kantonrechter oordeelde dat Belgisch recht van toepassing is, gezien de feiten die zich in België hebben voorgedaan.

De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat hij niet de bestuurder van het voertuig was. De kantonrechter oordeelde echter dat de kentekenhouder aansprakelijk is voor de boete, ook als hij niet de bestuurder was. De gedaagde had de mogelijkheid om bezwaar te maken, maar dit was niet tijdig gedaan. De kantonrechter heeft de vordering van Stad Antwerpen toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van de boete en de proceskosten, die in totaal € 275,84 bedragen. De veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10714905 \ CV EXPL 23-6714
Vonnis van 6 maart 2024
in de zaak van
DE BUITENLANDSE PUBLIEKRECHTELIJKE RECHTSPERSOON STAD ANTWERPEN,
te Antwerpen (België),
eisende partij,
hierna te noemen: Stad Antwerpen,
gemachtigde: D.W.J. van Leeuwen,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 augustus 2023 met producties;
- de conclusie van antwoord.
1.2.
Stad Antwerpen heeft, hoewel zij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet bij repliek
geconcludeerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Stad Antwerpen vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 150,00, vermeerderd met de proceskosten.
2.2.
Stad Antwerpen legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Op grond van het Gemeentelijk Reglement Lage Emissiezones (hierna: het Reglement) zijn er in de stad Antwerpen zogenoemde ‘Lage Emissiezones’ aangewezen. In deze zones mogen alleen motorvoertuigen rijden die voldoen aan de in het Reglement gestelde emissienormen of over een ontheffing beschikken. De auto met het kenteken [kenteken] heeft zich op 23 augustus 2020 bevonden in een Lage Emissiezone, terwijl deze niet voldeed aan de gestelde emissienormen of een ontheffing had. Na controle in de RDW is gebleken dat de auto op naam van [gedaagde] staat. Stad Antwerpen heeft [gedaagde] daarom een administratieve boete opgelegd van € 150,00. [gedaagde] heeft de boete niet betaald, waardoor zij schade heeft geleden, ter hoogte van voornoemde boete, op grond van artikel 1382 en 1383 van het Belgisch Wetboek.
2.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Op zijn standpunt wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Nu onderhavige zaak een internationaal karakter draagt, wordt eerst beoordeeld of de kantonrechter bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
3.2.
Stad Antwerpen heeft [gedaagde] een boete opgelegd, omdat zij – kort gezegd – heeft vastgesteld dat een auto op naam van [gedaagde] zich in een Lage Emissiezone bevond, terwijl deze auto niet aan de geldende emissienormen voldeed en [gedaagde] evenmin over een ontheffing beschikte. De boete is eenzijdig van overheidswege aan [gedaagde] opgelegd. Van een rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van een geldboete is evenwel geen sprake. Hierdoor mist Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffen de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Verordening) toepassing.
3.3.
De kantonrechter kan zijn bevoegdheid wel ontlenen aan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Artikel 2 Rv bepaalt namelijk dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, indien gedaagde in Nederland zijn woonplaats heeft en de zaak bij dagvaarding moet worden ingeleid. Nu voor een geschil als onderhavige geen specifieke procedure is aangewezen, is de dagvaardingsprocedure bij de civiele rechter als restcategorie van toepassing. [gedaagde] is woonachtig in [plaats] en het beloop van het geschil zit onder de competentiegrens. De kantonrechter is daarom bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
3.4.
De kantonrechter is vervolgens van oordeel dat Belgisch recht van toepassing is en overweegt hiertoe dat op grond van Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II) aansluiting moet worden gezocht bij de plaats waar de door de eisende partij gestelde feiten, op grond waarvan zij de boete heeft opgelegd, zich hebben voorgedaan. Voorts is gesteld noch gebleken dat uit het geheel van omstandigheden volgt dat de rechtsverhouding tussen partijen nauwer verbonden is met een ander land, bijvoorbeeld Nederland. Hierdoor is Belgisch recht van toepassing op het onderhavige geschil.
3.5.
Vervolgens wordt toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling.
[gedaagde] voert aan dat hij niet de persoon is die in de auto heeft gereden. Hij heeft een periode achter de rug waarin hij erg kwetsbaar was en in die periode is er misbruik van hem gemaakt. Onder andere onderhavige zaak is daar een nasleep van. In andere soortgelijke zaken is hij vrijgesproken, aldus [gedaagde] .
3.6.
De kantonrechter is van oordeel dat het Stad Antwerpen in dit geval vrij staat [gedaagde] als kentekenhouder aan te spreken. Het uitgangspunt is dat [gedaagde] als kentekenhouder aansprakelijk is, ook als hij niet de persoon is die in de auto gereden heeft. Als de kentekenhouder, in casu [gedaagde] , meent dat niet hij, maar een ander aansprakelijk is voor de boete, dan moet de kentekenhouder in dit geval tijdig bezwaar indienen bij Stad Antwerpen. Bij de boete zit een formulier
‘Instructies bij het bezwaarformulier’waarmee bezwaar kan worden ingediend. Op dit formulier staat onder meer:
“U bent houder van de nummerplaat van het voertuig, maar was niet de bestuurder op het moment van de overtreding. Vul de naam en adresgegevens van de werkelijke bestuurder in op het bezwaarformulier en bezorg het met een aangetekende brief aan de beboetingsambtenaar binnen de 30 dagen na de kennisgeving van de administratieve geldboete”.Gesteld nog gebleken is dat [gedaagde] (tijdig) bezwaar heeft ingediend, dan wel dat hij, eventueel in een later stadium, de naam en de adresgegevens van de bestuurder heeft overgelegd aan Stad Antwerpen. Dat [gedaagde] in soortgelijke zaken als onderhavige zaak is vrijgesproken, is niet onderbouwd en maakt de verschuldigdheid van deze boete niet anders. De vordering wordt toegewezen.
3.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Stad Antwerpen worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
40,00
(1,00 punten × € 40,00)
Totaal
275,84

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Stad Antwerpen te betalen een bedrag van € 150,00;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 275,84;
4.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.
520 / 47414