ECLI:NL:RBGEL:2024:1571

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
05.054080.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een pakketbezorger voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een 85-jarige vrouw

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 36-jarige man uit Apeldoorn, die werd beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een 85-jarige vrouw. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, alsook een taakstraf van 140 uur. De zaak kwam aan het licht na een incident op 26 juni 2021, waarbij de verdachte, als pakketbezorger, ongepaste handelingen verrichtte bij het slachtoffer in haar woning. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer consistent en betrouwbaar waren, en dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-bewijs, dat de verdachte op de plaats delict aanwezig was. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer had geschonden en dat dit gebeurde in een veilige omgeving, wat de ernst van het feit vergrootte. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had, maar vond de eis van de officier van justitie passend. Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, in haar vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk in het gelijk gesteld, met een toewijzing van € 231,01 aan materiële schade en € 350,- aan smartengeld, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.054080.23
Datum uitspraak : 29 februari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,
raadsman: mr. N. Hannaart, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 juni 2021 te [pleegplaats] , althans in Nederland, [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van één of meer ontuchtige handelingen, door,
(terwijl hij, verdachte, in de woning van die [slachtoffer] stond)
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: “Wat een mooie vrouw, wat bent u knap”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- onverhoeds die [slachtoffer] over haar gezicht en/of armen en/of schouders en/of rug, althans haar lichaam te strelen en/of betasten en/of
- ( hierbij/vervolgens) tegen die [slachtoffer] te zeggen: “Ik wil je graag masseren want ik zie dat je pijn in je rug hebt”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- onverhoeds die [slachtoffer] op haar wang(en) te zoenen/kussen en/of
- ( hierbij/vervolgens) aan die [slachtoffer] te vragen of hij, verdachte, haar rok uit mocht doen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( hierbij) (tegelijkertijd) de rits aan de achterzijde van de rok van die [slachtoffer] trachten te openen, althans aan te raken en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij seks wilde, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- meermalen, althans eenmaal, de hand van die [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, (beklede) geslachtsdeel te brengen en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) in de borsten van die [slachtoffer] te knijpen, althans de borsten van die [slachtoffer] te betasten en/of
- meermalen voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie te doen ontstaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. Er is geen DNA aangetroffen op de rits van de rok, het veiligstellen van de rok is onzorgvuldig gebeurd en het is onduidelijk welk soort DNA precies is aangetroffen. Hierdoor ontbreekt het (ondersteunend) bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Juridisch kader bewijs in zedenzaken (bewijsminimumregel)
Het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, kan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige (artikel 342, tweede lid, Sv). Deze bepaling strekt ter waarborging van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen in het geval de verklaring van één getuige over relevante feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Deze bepaling heeft volgens vaste rechtspraak betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. De vraag of aan dit bewijsminimum is voldaan, vergt een beoordeling van het concrete geval. Ook als de rechter de verklaringen van een getuige geloofwaardig acht, is daarmee nog niet voldaan aan het bewijsminimum. Het gaat dan immers nog steeds om één bewijsmiddel. Het betrouwbaarheidsoordeel moet dus niet verward worden met de bewijsminimumregel.
De bewijsmiddelen algemeen
Op 16 juli 2021 heeft er een informatief gesprek met [slachtoffer] plaatsgevonden. Zij heeft in dit gesprek verklaard dat de postbezorger een pakketje voor haar had. Op enig moment zei hij: ‘Wat ben je toch een mooie vrouw’ en ‘U bent zo knap’. Hij haalde toen zijn hand over haar gezicht. Hij zei tegen haar: ‘Ik ga je masseren, want ik zie dat je last van je rug hebt’. Ondanks protest van [slachtoffer] bleef hij wrijven. Op een gegeven moment heeft hij [slachtoffer] een kus op beide wangen gegeven. De man ging aan haar rok zitten. Hij zat bij de rits van de rok. Daarna zei hij: ‘seks’. Hij heeft in haar borsten geknepen en ze heeft daar nog een paar dagen last van gehad. Het slachtoffer heeft de kleding die zij die dag droeg in een papieren zak gedaan. [2] Op 25 januari 2023 heeft het slachtoffer nog verklaard dat de man iedere keer over haar bovenarmen wreef. [3]
Aangeefster [aangeefster] heeft namens haar moeder [slachtoffer] aangifte gedaan. Haar moeder woont aan [adres] . Op 26 juni 2021 om 15.15 uur belde haar moeder haar op en vertelde dat ze iets naars had meegemaakt. Een pakketbezorger had over de armen van haar moeder gewreven en gezegd dat hij seks wilde. Aangeefster heeft direct PostNL gebeld. Op 30 juni 2021 vertelde haar moeder haar dat de man had gezegd: ‘U moet massage hebben. Dat kan ik wel geven.’ En ‘Wat een mooie vrouw’. Hij heeft over haar armen gewreven en in haar borsten geknepen. Hij trok steeds aan haar rok en pakte de hand van haar moeder. Hij probeerde de hand van haar moeder naar zijn geslachtsdeel te trekken. Haar moeder probeerde de rollator ertussen te duwen, om contact te vermijden. Ze zei steeds: ‘je moet weggaan, ga nou weg (…)’. Hij bleef maar aan haar borsten zitten. Haar moeder vond het heel naar. [4] Op 16 juli 2021 ontving de politie een overzicht van de gebeurtenissen dat aangeefster heeft opgesteld. In de bijlage bevond zich een bevestiging dat het pakket met de barcode [barcode] bij [slachtoffer] is bezorgd op 26 juni 2021 om 14:21 uur. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 26 juni 2021 een pakketje heeft bezorgd bij het slachtoffer en bij het slachtoffer binnen is geweest. [6]
De kleding van het slachtoffer is op 16 juli 2021 in beslag genomen door de politie. [7] Op 22 maart 2023 is er forensisch onderzoek verricht naar biologische sporen. Verbalisant zag een papieren tas en heeft de inhoud uit de tas gehaald. In de tas zat onder andere een donkerblauw gekleurde rok. Verbalisant heeft 2 gebieden van circa 10 cm bij 16 cm op de achterzijde van de rok ter hoogte van het midden van de tailleband en 10 cm vanaf het midden van de tailleband separaat bemonsterd op humaan biologisch celmateriaal. De sporen zijn veiliggesteld, gewaarmerkt als SIN AAQM5827NL en SIN AAQM5877NL, verpakt en verzegeld. [8] Deze monsters zijn door het NFI onderworpen aan autosomaal en Y-chromosomaal DNA-onderzoek. Op het monster AAQM5877NL kan het aangetroffen Y-chromosomaal DNA afkomstig zijn van minimaal één man: verdachte [verdachte] . Het Y-chromosomale DNA profiel is veel waarschijnlijker wanneer hypothese I waar is (het mannelijke DNA in de bemonstering is afkomstig van verdachte [verdachte] of van een in de mannelijke lijn aan verdachte [verdachte] verwante man), dan wanneer hypothese II waar is (het mannelijke DNA in de bemonstering is afkomstig van een willekeurig gekozen man die niet in de mannelijke lijn
verwant is aan verdachte [verdachte] ). [9]
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] en overweegt daartoe het volgende. [slachtoffer] heeft snel na het voorval haar dochter gebeld en verteld wat er was gebeurd. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] ook consistent en voldoende gedetailleerd. [slachtoffer] heeft zowel tijdens de gesprekken met haar dochter als tijdens het informatief gesprek op 16 juli 2021 en het gesprek met de politie op 25 januari 2023 nagenoeg hetzelfde verklaard. Ook acht de rechtbank de verklaring authentiek. De rechtbank is van oordeel dat er geen indicaties uit het dossier blijken dat [slachtoffer] niet de waarheid heeft gesproken.
Steunbewijs
De rechtbank is tevens van oordeel dat is voldaan aan het bewijsminimum. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 26 juni 2021 een pakketje heeft bezorgd bij [slachtoffer] . Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer] op een belangrijk punt ondersteund door het NFI-rapport. Uit het NFI-rapport trekt de rechtbank de conclusie dat er DNA van verdachte is aangetroffen op de achterzijde van de rok van [slachtoffer] ter hoogte van 10 cm onder het midden van de tailleband. [slachtoffer] heeft verklaard dat de man met zijn hand bij de rits van haar rok zat. Dat het DNA van verdachte op een andere manier op nou juist deze plek van de rok terecht is gekomen acht de rechtbank, mede gelet op de verklaring van het slachtoffer, niet aannemelijk.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks26 juni 2021 te [pleegplaats] ,
althans in Nederland, [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheidheeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van één of meer ontuchtige handelingen, door,
(terwijl hij, verdachte, in de woning van die [slachtoffer] stond)
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: “Wat een mooie vrouw, wat bent u knap”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
/of
- onverhoeds die [slachtoffer] over haar gezicht en
/ofarmen
en/of schoudersen
/ofrug, a
lthans haar lichaamte strelen en/of betasten en
/of
- ( hierbij/vervolgens) tegen die [slachtoffer] te zeggen: “Ik wil je graag masseren want ik zie dat je pijn in je rug hebt”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
/of
- onverhoeds die [slachtoffer] op haar wang(en) te zoenen/kussen en
/of
-
(hierbij/vervolgens) aan die [slachtoffer] te vragen of hij, verdachte, haar rok uit mocht doen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
-
(hierbij) (tegelijkertijd)de rits aan de achterzijde van de rok van die [slachtoffer] trachten te openen, althans aan te raken en
/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij seks wilde, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
/of
- meermalen, althans eenmaal, de hand van die [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, (beklede) geslachtsdeel te brengen en
/of
- meermalen
, althans eenmaal(met kracht) in de borsten van die [slachtoffer] te knijpen, althans de borsten van die [slachtoffer] te betasten en
/of
- meermalen voorbij te gaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en
/of(aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie te doen ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en daarbij een taakstraf van 140 uur, te vervangen door 70 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd bij een destijds 85-jarige vrouw. Verdachte was werkzaam als pakketbezorger en moest bij het slachtoffer thuis een pakket bezorgen. Hier heeft hij het slachtoffer onzedelijk betast en tegen haar verschillende seksueel getinte opmerkingen gemaakt. De rechtbank rekent het verdachte aan dat dit is gebeurd in de veilige omgeving van het slachtoffer, namelijk haar eigen woning, en dat verdachte daar was in zijn functie als pakketbezorger waar een zekere vertrouwdheid vanuit zou mogen gaan. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden en – zo blijkt ook uit de verklaring die door de dochter van het slachtoffer ter zitting is voorgedragen – haar gevoelens van angst en onveiligheid bezorgd. De rechtbank vindt het extra kwalijk dat verdachte en zijn leidinggevende ruim een week later bij het slachtoffer langs zijn geweest om over de namens het slachtoffer ingediende klacht te praten. Dit, en de wijze waarop, heeft op het slachtoffer een intimiderende indruk gemaakt.
Uit de justitiële documentatie van 22 januari 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Uit het reclasseringsadvies van 1 september 2023 blijkt dat de reclassering het risico op recidive inschat op laag. Op het gebied van huisvesting, financiën, seksualiteit, middelengebruik, psychosociaal functioneren en houding zien zij geen noemenswaardige problemen. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden en zal zij een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden opleggen met een proeftijd van 2 jaar en daarnaast een taakstraf van 140 uur.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 318,16 aan materiële schade en € 1.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege de bepleitte vrijspraak. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor zover de vordering ziet op de kosten van de beveiliging, omdat die onvoldoende zijn onderbouwd. Ten aanzien van de telefoonkosten verzoekt de verdediging deze kosten af te wijzen, omdat er geen rechtstreeks verband is met het tenlastegelegde feit.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij heeft de volgende vergoedingen gevraagd:
- Telefoonkosten van € 42,11;
- Kleding van € 189,90;
- Beveiliging van € 24,90;
- Reiskosten van € 61,20.
Telefoonkosten en reiskosten
De rechtbank stelt vast dat een derde, in dit geval de dochter, kosten heeft gemaakt ten behoeve van de benadeelde partij, te weten telefoonkosten en reiskosten. Er is sprake van verplaatste schade. Ten aanzien van de telefoonkosten geldt namelijk dat de benadeelde partij deze schade zelf kan vorderen als zij deze schade zelf lijdt dan wel die kosten zelf zou maken. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten voldoende zijn onderbouwd, in rechtstreeks verband staan met het gepleegde feit en het gevorderde bedrag komt de rechtbank redelijk voor. De rechtbank zal daarom deze schadepost toewijzen.
Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de dochter van de benadeelde reiskosten heeft gemaakt voor het informatief gesprek, de aangifte, bezoek aan de politie en voor de afname van celmateriaal. Van deze gevorderde reiskosten kan niet worden gezegd dat zij gemaakt zijn ‘ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade’, zoals bedoeld in art. 6:96, lid 2, onder b BW. Zij strekken ertoe strafrechtelijke opsporing en vervolging van de dader te bewerkstelligen. De enkele omstandigheid dat een eventuele daarop volgende strafrechtelijke veroordeling de grondslag kan bieden voor schadevergoeding (en dit vaak mededoelstelling van het slachtoffer is), maakt niet dat gezegd kan worden dat die reiskosten met dat doel zijn gemaakt. Deze reiskosten kunnen daarom niet als schade ten laste van verdachte worden gebracht.
De rechtbank zal dit deel van de vordering als ongegrond afwijzen.
Beveiliging
De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in een onvoldoende rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde feit en zal de benadeelde partij voor dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Kleding
De rechtbank is van oordeel dat deze post voldoende is onderbouwd, mede gelet op het feit dat de benadeelde de kleding niet terug heeft gekregen, en zal het gevorderde bedrag toewijzen.
Conclusie
Ten aanzien van de toegewezen materiële schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank zal daarom een bedrag tot een hoogte van € 232,01 toewijzen. Verdachte is vanaf 26 juni 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die valt binnen een hiervoor genoemde categorie van artikel 6:106 BW.
Door het bewezenverklaarde feit is de benadeelde partij op andere wijze in de persoon aangetast. Er is immers een inbreuk op haar persoonlijke integriteit gemaakt. Hoewel op basis van de ingediende schadevordering niet naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld dat er bij benadeelde sprake is van geestelijk letsel, is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending – zeker in de omstandigheden zoals hierboven beschreven – meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit, de leeftijd van de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld vaststellen op een bedrag van € 350,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2021. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
drie (3) maandenen bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op een
taakstraf van 140 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen;
Benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 231,01 aan materiële schade en € 350,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde kosten voor de beveiliging en het niet toegewezen deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk in de vordering;
 wijst de vordering met betrekking tot de gevorderde reiskosten af;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 231,01 aan materiële schade en € 350,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 11 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. van Breevoort- de Bruin (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. T.M.A. Arts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 februari 2024.
Mr. Van Breevoort- de Bruin is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ONRBC21478 , gesloten op 16 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.II, Verslag informatief gesprek, p. 9, 11, 17 en 21.
3.II, Proces-verbaal van bevindingen, p. 56.
4.II, Proces-verbaal van aangifte [aangeefster] , p. 37.
5.II, Proces-verbaal van bevindingen, p. 39 en 43.
6.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 februari 2023.
7.II, Kennisgeving van inbeslagneming, p. 1 en 2.
8.Aanvullend proces-verbaal vooronderzoek lab.
9.Rapport NFI d.d. 9 juni 2023.