ECLI:NL:RBGEL:2024:1565

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
171180
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot doodslag na steekincident

Op 8 maart 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een 33-jarige man uit Oldebroek veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 11 juli 2023 in Nunspeet, waar de verdachte tijdens een ruzie het slachtoffer met een mes in het gezicht heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde met de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel, wat leidde tot de veroordeling voor poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van noodweer, aangezien de verdachte een vluchtmogelijkheid had en zijn handelen als aanvallend werd gekwalificeerd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, en is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor de duur van drie jaar. De rechtbank heeft ook het in beslag genomen mes onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.171180.23
Datum uitspraak : 8 maart 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [plaats] .
Raadsvrouw: mr. S.W. Kuijpers, advocaat in Hoofddorp.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 juli 2023 te Nunspeet ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, immers heeft hij - verdachte- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, (links) in de hals en/of het gezicht gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 juli 2023 te Nunspeet aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een ( diepe) snij/steekwond in de linker helft van het gezicht en/of de linker halsstreek en/of een ontsierend litteken op voornoemde plaats, heeft toegebracht, immers heeft hij
-verdachte- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, (links) in de hals en/of het gezicht gestoken/gesneden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 juli 2023 te Nunspeet ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
immers heeft hij - verdachte- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, (links) in de hals en/of het gezicht gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 11 juli 2023 in Nunspeet tijdens een ruzie [slachtoffer] in het gezicht gesneden met een klapmes met kartels. Tijdens die ruzie was zowel verdachte als [slachtoffer] in beweging. [2] Ten gevolge daarvan heeft [slachtoffer] een snijwond van circa 8 centimeter net boven de kaakrand met aanhoudend bloedverlies vanuit de diepte opgelopen. Op CT-scan van de hals was een beschadiging van de weke delen (huid, vetweefsel, spieren) links aan de buitenste zijkant van de onderkaak zichtbaar. Verder werd een onderhuidse bloeduitstorting gezien naast de onderkaakspeekselklier links, doorlopend tot aan de ruimte aan de voorzijde van de hals, waar de halsslagader loopt. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken. Er kan niet worden bewezen dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van aangever, waardoor geen sprake is van voorwaardelijk opzet daarop.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de rechtbank ligt de vraag voor hoe het handelen van verdachte dient te worden gekwalificeerd.
Om te spreken van een poging doodslag dient het opzet van verdachte geweest te zijn op het doden van verdachte. Niet kan worden bewezen dat de primaire bedoeling van verdachte is geweest om [slachtoffer] van het leven te beroven. Van “vol” opzet is daarom geen sprake. Vervolgens is de vraag of verdachte opzet in voorwaardelijke zin heeft gehad, dat hij aldus bewust de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] heeft aanvaard.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is niet alleen vereist dat hij wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Verdachte heeft aangever geraakt bij de kaaklijn, slechts enkele centimeters van de halsstreek. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de halsstreek (slag)aders bevinden. Deze aders liggen vrij dicht onder het huidoppervlak. Er was sprake van een ruzie waarbij zowel verdachte als aangever in beweging waren. Aldus was sprake van een ongecontroleerde situatie. Onder die omstandigheden met een mes een snijdende beweging te maken in de buurt van de hals levert een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel op. Zelfs als uit wordt gegaan van de verklaring van verdachte dat hij gericht heeft gesneden, dan nog is het door de bewegingen van aangever slecht een kwestie van geluk geweest dat het mes niet iets lager of iets dieper terecht is gekomen, met potentieel dodelijk letsel tot gevolg. Die wetenschap mag bij een ieder – en dus ook bij verdachte - als bekend worden verondersteld. Door zich desondanks toch schuldig te maken aan dit handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat aangever zou komen te overlijden bewust aanvaard. Verdachte heeft daarmee voorwaardelijk opzet op de dood van aangever gehad.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks11 juli 2023 te Nunspeet ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, immers heeft hij - verdachte - die [slachtoffer]
meermalen, althanseenmaal, met een mes
, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp,(links) in
de hals en/ofhet gezicht
gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer. Volgens de verdediging heeft verdachte zich verdedigd met het mes tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lichaam en was zijn verdediging geboden. Verdachte kreeg meerdere klappen met een metalen honkbalknuppel op zijn hoofd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer dient te worden verworpen nu verdachte een vluchtmogelijkheid had.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van aangever en verdachte uit elkaar lopen en op sommige punten zelfs lijnrecht tegenover elkaar staan, met name daar waar het gaat over het moment dat aangever verdachte met een knuppel zou hebben geslagen. Aangever heeft verklaard zich met een knuppel te hebben verdedigd toen verdachte een mes trok en verdachte heeft verklaard dat nadat hij door aangever is geslagen met een knuppel, hij zich heeft verdedigd met een mes. Nu de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten ziet om uit te gaan van het ene dan wel het andere scenario, dient uit te worden gegaan van de feiten en omstandigheden zoals geschetst door verdachte, hetgeen het volgende inhoudt.
Verdachte is door aangever met een honkbalknuppel op zijn hoofd en lichaam geslagen. Dat vond plaats buiten de woning. Aangever heeft daarna een stap naar achteren gedaan waardoor hij in de woning kwam te staan. Verdachte wilde de afstand tussen hem en aangever verkleinen en is daarom naar aangever toegelopen. Hierdoor kwam verdachte binnen in de deuropening van de woning te staan. De voordeur van aangever bevindt zich in een half open portiek. Hieraan grenzend bevindt zich de stoep van de openbare weg, waar verdachte met zijn rug naartoe stond. Verdachte heeft aangever vervolgens in de gang met het mes in het gezicht gesneden.
Naar het oordeel van de rechtbank is het handelen van verdachte, het verkleinen van de afstand en het naar voren stappen de woning in, als aanvallend te kwalificeren. Niet valt in te zien waarom het noodzakelijk was om op die manier te handelen. Onder de geschetste omstandigheden was er voor verdachte immers een reële en redelijke mogelijkheid om zich aan de situatie te onttrekken door niet de woning in te gaan maar weg te lopen. Dit kon in de gegeven omstandigheden ook van verdachte worden gevergd. Dit betekent dat het beroep op noodweer reeds om die reden niet slaagt.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van het voorarrest. Daarnaast verzoekt de officier van justitie een contactverbod ten aanzien van aangever en een gebiedsverbod ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 3 jaar op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een straf gelijk aan het voorarrest wordt opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft tijdens een ruzie aangever met een mes in zijn gezicht gesneden als gevolg waarvan aangever een snijwond heeft opgelopen net boven zijn kaakrand van 8 centimeter hetgeen een ontsierend litteken in zijn gezicht heeft achtergelaten. Desondanks is het een geluk geweest dat het letsel relatief beperkt is gebleven.
Uit het strafblad van verdachte is gebleken dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld voor geweldsfeit, te weten voor een bedreiging in februari 2021.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit enkel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden. Dat is lager dan door de officier van justitie geëist omdat de rechtbank een andere straf passend acht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Ter voorkoming van strafbare feiten zal de rechtbank een vrijheidsbeperkende maatregel opleggen voor de duur van 3 jaren. Deze maatregel houdt in dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opneemt met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1980 in Harderwijk) én dat verdachte zich niet zal ophouden op het [adres] in Nunspeet.
De rechtbank zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet. Deze hechtenis bedraagt één week per overtreding, met een totale duur van maximaal zes maanden, en heft de verplichtingen op grond van de maatregel niet op.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het bewezenverklaarde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 464,75 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade kan worden toegewezen. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.250,- gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadeposten die zien op materiële schade zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk en deze schadeposten van in totaal € 464,75 zal de rechtbank toewijzen.
Verdachte is vanaf 11 juli 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het bewezenverklaarde feit heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en zal naar maatstaven van billijkheid het smartengeld op een bedrag van € 1.300,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 11 juli 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
De rechtbank veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen in deze procedure hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil.

9.De beoordeling van het beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
- één mes.
De officier van justitie heeft verzocht om het mes te onttrekken aan het verkeer.
De rechtbank zal beslissen dat het inbeslaggenomen mes met betrekking tot welke het ten laste gelegde feit is begaan, wordt onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 38v, 38w, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte voor de duur van 3 (drie) jaren:
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal zoeken/hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] in Harderwijk) adres: [adres] , en
  • zich niet zal bevinden aan het [adres] .
 beveelt dat vervangende hechtenis van 1 (één) week wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
Beslag
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen mes;
Civiele vordering benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 464,75 aan materiële schade en € 1.300,- aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot immateriële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 1.764,75 aan materiële schade en immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 27 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter), mr. S.C.A.M. Janssen en
mr. Y. Yeniay-Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Goedheer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 maart 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 4 januari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 26 februari 2024; proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p, 60-63.
3.Letselrapportage Forensische Geneeskundige, p. 69-72.