ECLI:NL:RBGEL:2024:1550

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
05/219982-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging doodslag en gevangenisstraf voor poging tot zware mishandeling met mes in worsteling

Op 27 februari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 31 augustus 2023 in Zevenaar, tijdens een worsteling, meerdere keren met een mes heeft gestoken naar het slachtoffer, maar heeft geoordeeld dat er geen sprake was van opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bestond.

Wel heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling, omdat hij bewust de kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de aard van de verwondingen, die niet als zwaar lichamelijk letsel konden worden gekwalificeerd, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard, omdat er aanwijzingen waren voor eigen schuld aan de kant van het slachtoffer.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat geweldsdelicten gevoelens van onveiligheid teweegbrengen in de samenleving en dat de verdachte, ondanks zijn niet-ontvankelijkheid in de vordering van de benadeelde partij, een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de andere rechters hun oordeel hebben geformuleerd op basis van de beschikbare bewijsstukken en verklaringen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/219982-23
Datum uitspraak : 27 februari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. J.G. Roethof, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 augustus 2023 te Zevenaar
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] ,
opzettelijk
van het leven te beroven,
met een (vlees)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, - (telkens) met
voornoemd opzet - meermalen, althans éénmaal in/op de arm(en) en/of in/op de
hand(en) en/of in/op vinger(s) en/of het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 augustus 2023 te Zevenaar
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten ontsierende en blijvende littekens aan zijn arm en
linker middelvinger en bij zijn bortsstreek, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een
een (vlees)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, - (telkens) met
voornoemd opzet – meermalen, althans éénmaal in/op zijn arm(en) en/of in/op de
hand(en) en/of in/op vinger(s), althans het bovenlichaam te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 augustus 2023 te Zevenaar
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal in/op zijn arm(en) en/of in/op de hand(en)
en/of in/op vinger(s), althans het bovenlichaam, met een (vlees)mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp, te steken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 augustus 2023 te Zevenaar
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met een (vlees)mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp, - (telkens) met voornoemd opzet – meermalen, althans
éénmaal in/op zijn arm(en) en/of in/op de hand(en) en/of in/op vinger(s), althans
het bovenlichaam te steken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van het feit
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair tenlastegelegde, omdat geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer] .
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 31 augustus 2023, samen met [naam] , naar de woning van [getuige] (zijn ex-vriendin) is gegaan. Even later kwam [verdachte] aanrijden. Op enig moment vroeg [verdachte] of hij mee naar binnen ging, waarop aangever naar binnen is gegaan. Aangever heeft verklaard dat binnen is gevochten tussen hem en [slachtoffer] . Aangever verklaarde dat, nadat hij na het gevecht naar buiten was gegaan zijn vriend [naam] , die al die tijd buiten wachtte, zei dat hij bloedde. Op dat moment kwam aangever er pas achter dat hij gestoken was, dat heeft hij niet gemerkt. [2]
Van het door aangever opgelopen letsel is een letselrapportage opgemaakt. Hieruit volgt dat aangever op vijf plekken letsel heeft op de linkerborst, aan de linker bovenarm en onderarm, op de linkerhand en de linker middelvinger. Drie letsels zijn scherprandige huidklievingen, die behandeld zijn door ze te hechten. Verdere behandeling was niet noodzakelijk. Een scherprandige huidklieving wordt veroorzaakt door (meestal dynamisch) contact met een scherprandig voorwerp zoals bijvoorbeeld (maar niet gelimiteerd tot) een mes. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij aangever naar binnen heeft gevraagd in de woning. [4] Ook heeft hij verklaard eenmaal binnen een mes te hebben gepakt. [5] Verdachte heeft voorts verklaard dat er in de woning een soort worsteling heeft plaatsgevonden waarbij aangever hem heeft geslagen en verdachte heeft gevoeld dat hij aangever met het mes heeft geraakt. [6]
Gelet op de verklaringen van aangever, die van verdachte en de aard, hoeveelheid en locaties van de geconstateerde letsels, stelt de rechtbank vast dat verdachte aangever meermalen heeft geraakt met een mes.
Gedragingen en opzet
Voordat de rechtbank toekomt aan de vraag hoe het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd, dient te worden vastgesteld van welke gedragingen wordt uitgegaan. Daarbij is de context van de onderlinge verhoudingen en het verloop van de dag van belang.
Verdachte heeft een relatie met [getuige] . Zij heeft eerder een relatie gehad met aangever. De verklaringen van verdachte komen niet overeen met de verklaringen van aangever. De verklaringen van verdachte worden op sommige punten ondersteund door de verklaringen van [getuige] , maar die heeft dusdanig wisselend verklaard dat de rechtbank die niet zal gebruiken voor het bewijs.
Uit het dossier en de verklaring van verdachte op de zitting komt naar voren dat er op de dag van de vechtpartij op meerdere momenten bel- en appcontact is geweest tussen verdachte en aangever, waarbij het initiatief tot dit contact lag bij verdachte. Afgesproken werd dat aangever naar verdachte zou komen en dan uit eten zou gaan met [getuige] en hiervoor geld zou krijgen van verdachte. De toon van deze contacten was niet alleen maar vriendelijk van aard. Daarnaast bevinden zich in het dossier app-berichten tussen verdachte en [getuige] waaruit naar voren komt dat verdachte jaloers is en zich gekwetst voelt. Op het moment dat aangever bij de woning van verdachte is gekomen, komt verdachte aanrijden met de auto. Verdachte heeft verklaard dat aangever direct heel agressief was. Desondanks laat hij aangever de woning binnen.
De verklaringen over wat zich in de woning heeft afgespeeld lopen uiteen.
Verdachte heeft verklaard dat hij vrijwel direct dusdanig bang was dat hij een mes heeft gepakt en hiermee heeft gezwaaid om aangever op afstand te houden. Dit zou gaan om een vouwmes dat verdachte uit het messenblok op het aanrecht dan wel van het aanrecht zou hebben gepakt. Desondanks viel aangever hem aan en werd hij door aangever geslagen, is hij gevallen en heeft uiteindelijk [getuige] aangever van hem afgetrokken. Nadat aangever via de voordeur is vertrokken heeft verdachte het (ingeklapte) mes in een struikenperk aan de achterzijde van de woning verstopt, waar het mes later door een speurhond van de politie is aangetroffen.
Aangever heeft verklaard dat hij met verdachte in gevecht is geraakt, maar dat hij in de veronderstelling was dat hij werd geslagen door verdachte. Pas nadat hij buiten kwam en zijn vriend [naam] opmerkte dat hij onder het bloed zat, besefte aangever dat er een mes in het spel was geweest.
De rechtbank is van oordeel dat de lezing van verdachte niet aannemelijk is geworden en gaat daarom uit van de lezing van aangever. Daartoe is van belang dat blijkens de appberichten het initiatief tot het contact die dag uitging van verdachte, zonder dat daarvoor een plausibele aanleiding bestond. Integendeel, gelet op de onderlinge verhoudingen lag dergelijk contact niet voor de hand. Vervolgens is verdachte ondanks het agressieve gedrag van aangever buiten, met hem de woning in gegaan, hetgeen zich lastig laat verklaren. De verklaring vervolgens, dat hij in de woning vrijwel direct zo bang was dat hij een mes heeft gepakt en daar (alleen maar) mee heeft gezwaaid met de bedoeling om het mes te tonen en aangever zo af te schrikken, is evenmin aannemelijk geworden. Aangever heeft immers verklaard het mes in het geheel niet te hebben gezien of waargenomen. Er is geen voor de hand liggende verklaring waarom aangever dit zou verzinnen. Tot slot laat zich lastig verklaren waarom verdachte, terwijl de politie er was, het (ingeklapte) mes in een struikenperk heeft verstopt, en vervolgens aan de politie ter plaatse verklaart dat hij “echt niet meer weet” waar het mes gebleven is. Daar staat tegenover dat de verklaring van aangever gedetailleerd is, waarbij aangever zijn eigen rol niet kleiner heeft gemaakt. De verklaring van aangever dat hij geen mes heeft gezien vindt tot slot bevestiging in de verklaring van [naam] en de bevindingen van de politie, waaruit volgt dat aangever daar vanaf het begin consistent over heeft verklaard.
Hiervan uitgaande komt de rechtbank tot de volgende vaststellingen.
Verdachte heeft contact gezocht met aangever, hem later die dag zijn woning binnengelaten en heeft een mes gepakt. Er heeft een gevecht plaatsgevonden, waarbij aangever op vijf plekken door het mes van verdachte is geraakt, waardoor aangever gewond is geraakt. Op welke wijze de verwondingen precies zijn ontstaan, is op grond van de bewijsmiddelen niet vast te stellen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het niet alleen aangever maar het (zeker) ook verdachte zelf is geweest, die de confrontatie heeft gezocht. Door vervolgens met een (opengeklapt) mes een worsteling en gevecht aan te gaan met aangever heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever hierbij door het mes zou worden geraakt en hierbij gewond zou raken.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld hoe het handelen van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd. Zij overweegt daartoe het volgende.
Poging doodslag
Allereerst moet de rechtbank beoordelen of het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd als poging tot doodslag. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van aangever. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van aangever.
Uit het dossier volgt dat verdachte aangever meermalen met een mes heeft geraakt. De rechtbank kan echter niet vaststellen met welke kracht en in welke richting dat is gebeurd. Daarnaast komt uit de letselrapportage naar voren dat de letsels, zoals door aangever zijn opgelopen, niet potentieel dodelijk zijn. De rechtbank heeft aldus onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat het handelen van verdachte van dusdanige kracht en aard was dat daarmee een aanmerkelijke kans op de dood van aangever zou bestaan. De rechtbank zal verdachte daarom van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag vrijspreken.
Zware mishandeling
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of voornoemd handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als een zware mishandeling, zoals subsidiair is tenlastegelegd. Daartoe is van belang of het letsel van aangever gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de medische informatie blijkt dat aangever meerdere verwondingen heeft opgelopen. Meerdere wonden zijn gehecht, maar verder medisch ingrijpen was niet noodzakelijk. Aangever is binnen een afzienbare periode van enkele weken hersteld. Gelet op de beperkte medische behandeling alsmede het herstel van aangever binnen een relatief beperkte periode is de rechtbank van oordeel dat het letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Bij drie letsels (aan de linkerborst, linker bovenarm en linker middelvinger) zal waarschijnlijk sprake zijn van permanent zichtbare littekens. [7] Van deze permanent zichtbare littekens kan, gelet op de plek waar deze zich bevinden, niet zonder meer worden gesteld dat deze naar hun aard zwaar lichamelijk letsel opleveren.
De rechtbank zal verdachte daarom van de subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling vrijspreken.
Poging zware mishandeling
De rechtbank overweegt dat het bovenstaande wel een poging tot zware mishandeling oplevert. Door ervoor te kiezen om een mes te pakken en vervolgens in een worsteling meerdere keren aangever te raken met een mes, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Noodweer
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, dan wel noodweerexces. De verdediging heeft gesteld dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor aanranding, waartegen verdediging noodzakelijk was. Hiertoe is aangevoerd dat aangever, toen hij met verdachte binnen was, klappen uitdeelde en duwde. Vervolgens heeft verdachte een mes gepakt uit de keuken. Op het moment dat aangever hem naderde, heeft verdachte het mes gepakt en (slechts) een zwaaiende beweging gemaakt om aangever af te weren.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen gerechtvaardigd beroep op noodweer toekomt, omdat de gedragingen verdedigend van aard moeten zijn en dit niet aannemelijk is geworden. Subsidiair is het steken met een mes niet proportioneel en meer subsidiair is er geen sprake van een hevige gemoedsbeweging op grond waarvan aan verdachte een geslaagd beroep op noodweerexces toekomt.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door aangever op grond waarvan aan verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Er was geen sprake van een noodweersituatie. De rechtbank verwijst hiervoor naar hetgeen hierboven onder “gedragingen en opzet’ is verwoord. Daarmee wordt eveneens het beroep op noodweer exces verworpen.
Gelet op het bovengenoemde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de meer subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks31 augustus 2023 te Zevenaar
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] ,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] meermalen
, althans éénmaalin
/opzijn arm
(en)en
/ofin
/opde hand
(en)en
/ofin
/opzijnvinger
(s), althansenhet bovenlichaam, met een
(vlees)mes
, althans eenscherp en/of puntig voorwerp,te steken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het meer subsidiaire feit:
poging tot zware mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Zij gaat daarbij uit van een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Aan het voorwaardelijk strafdeel dient als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] te worden verbonden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan het reeds uitgezeten voorarrest. Mocht de rechtbank toch van oordeel zijn dat een langere straf moet volgen, dan verzoekt de raadsman om een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling door aangever in een worsteling meerdere malen te steken. Verdachte heeft zelf contact opgenomen met aangever en gezegd dat hij met zijn vriendin (de ex-vriendin van aangever) uit eten mocht op kosten van verdachte. Even later is aangever naar zijn ex-vriendin toegegaan met de bedoeling geld op te halen, zoals blijkt uit de verklaring van [naam] . Verdachte heeft aangever zelf mee naar binnen gevraagd. Op het moment dat verdachte met aangever binnen was, heeft verdachte een mes gepakt en is het tot een gevecht gekomen. Hierbij heeft aangever vijf letsels opgelopen. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Dit incident had nog ernstiger kunnen aflopen en het is niet aan het handelen van verdachte te danken dat dit niet is gebeurd. Geweldsdelicten als deze brengen gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg bij het slachtoffer in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen.
Tegelijkertijd houdt de rechtbank er rekening mee dat aangever zich bij deze confrontatie niet onbetuigd heeft gelaten. Verdachte is meerdere malen geslagen door aangever en heeft hier ook enig letsel bij opgelopen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft bovendien acht geslagen op het reclasseringsrapport van 30 november 2023. Hieruit volgt dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Verdachte vertoont geen agressieproblematiek en er zijn geen indicaties van verslavingsproblemen of andere factoren, die het risico op herhaling vergroten. Er zijn verschillende beschermende factoren aanwezig, zoals stabiliteit op meerdere levensgebieden en het gedrag van verdachte, die zich wil inzetten voor een delictvrij bestaan met zijn vriendin en kinderen. Reclasseringsbemoeienis wordt niet nodig geacht.
De oriëntatiepunten van het LOVS, zoals die door rechtbanken worden gehanteerd, gaan bij het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden. De rechtbank houdt er in dit geval rekening mee dat sprake is geweest van een poging.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden passend en geboden, en zij zal deze dan ook aan verdachte opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft onvoldoende zicht op de onderlinge verhoudingen en ieders rol daarin. Daarom ziet zij geen aanleiding om daarnaast een contactverbod op te leggen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 648,57 aan materiële schade en € 2.500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële deel van de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk kan worden toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 450,- en de immateriële vordering geheel kan worden toegewezen, telkens met toekenning van de wettelijke rente. Ook heeft zij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak dan wel het ontslag van alle rechtsvervolging. Daarnaast is sprake van eigen schuld, waardoor moeilijk te bepalen is voor welk deel verdachte en voor welk deel voor de benadeelde partij verantwoordelijk zou moeten zijn.
Overweging van de rechtbank
Door de verdediging is bepleit dat sprake is van eigen schuld aan de kant van de benadeelde. Er zijn, naar het oordeel van de rechtbank, aanwijzingen om aan te nemen dat eigen schuld een rol zou kunnen spelen. De rechtbank heeft echter onvoldoende zicht op de onderlinge verhoudingen om hierbinnen een verdeling te maken. Die verdeling vaststellen zou betekenen dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Het verweer ‘eigen schuld’ strekt zich uit tot de beoordeling van zowel het materiële als het immateriële deel van de vordering, zodat de benadeelde partij in de gehele vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering aan de burgerlijke rechter voorleggen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Vogel (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en
mr. R.M.H. Pennings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 februari 2024.
Mr. M.C. Gerritsen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023400475, gesloten op 13 oktober 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 69-70.
3.Forensisch Medische Letselrapportage, p. 2-3 en p. 5-6.
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris van 4 september 2023, p. 2.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 februari 2024.
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris van 4 september 2023, p. 2.
7.Forensisch Medische Letselrapportage, p.5.