ECLI:NL:RBGEL:2024:1540

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
05-221135-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging na de-escalerend optreden verdachte

Op 31 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging. De zaak vond plaats in Arnhem en was het gevolg van een incident op 2 september 2023, waarbij de verdachte betrokken was bij een vechtpartij op een fietspad. De officier van justitie eiste een taakstraf van 120 uren, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte de-escalerend had opgetreden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte geen significante bijdrage aan het geweld had geleverd, aangezien hij probeerde de betrokkenen uit elkaar te houden en niet gewelddadig handelde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging in vereniging. Daarnaast werden de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat er geen bewezenverklaring was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/221135-23
Datum uitspraak : 31 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Raadsvrouw: mr. E.W.A. Nabbe, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
17 januari 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij of omstreeks 2 september 2023 te Arnhem, openlijk, te weten op het fietspad gelegen aan de Velperbinnensingel, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door éénmaal of meermalen,
- op/tegen het lichaam van [slachtoffer 1] te duwen en/of aan het lichaam van [slachtoffer 1] te trekken en/of
- jas van die [slachtoffer 1] over zijn hoofd te trekken (terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag) en/of
- in de zij, althans tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan,
(terwijl hij bovenop [slachtoffer 1] zit),
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en/of gekneusde oogbollen ten gevolge heeft gehad.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. In dit verband heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte aan de rechterschouder, de arm en de hand van [slachtoffer 1] heeft getrokken. Toen [slachtoffer 1] overeind kwam, nadat hij op de grond was gevallen met verdachte bovenop hem, trok verdachte bij [slachtoffer 1] zijn jas over zijn hoofd, waardoor [slachtoffer 1] nauwelijks overeind kon staan en zich niet kon verdedigen. Hierdoor konden anderen hem belagen. Even later duwde en trok verdachte aan het lichaam van [slachtoffer 1] , waardoor [slachtoffer 1] zich niet kon verweren tegen de klappen en trappen die anderen hem gaven.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Inleiding
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) liep op zaterdag 2 september 2023 rond 2.15 uur samen met zijn vriend [slachtoffer 2] vanaf de Steenstraat richting het centrum van Arnhem. Zij liepen langs een groep mensen die ruzie hadden. Opeens werden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] uit het niets aangevallen. [slachtoffer 2] kreeg meerdere klappen en [slachtoffer 1] wilde ertussen springen en voelde dat hij toen ook klappen kreeg over zijn gehele lichaam.
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) liep op 2 september 2023 met zijn vriend [slachtoffer 1] vanuit café Vrijdag naar de stad in Arnhem. Ter hoogte van Musis was een ruzie gaande. [slachtoffer 2] sprong ertussen. Vervolgens kreeg hij klappen en stopt zijn herinnering aan het voorval.
In de nacht van 2 september 2023 was er een camera van cameratoezicht gericht op het fietspad dat de Velperbinnensingel in Arnhem verbindt met de Steenstraat. Op de beelden die met deze camera zijn opgenomen tussen 2.14:17 uur en 2.21:35 uur (hierna: de camerabeelden) is te zien dat een groep van zeven mannen onderling wat duwt en trekt. Even later slaan en schoppen leden van deze groep twee mannen die eerder niet bij de groep hoorden. De camerabeelden zijn door de politie veilig gesteld ten behoeve van het onderzoek.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de personen die op de camerabeelden te zien zijn. Deze personen zijn genummerd met de nummers 1 tot en met 10. De volgende personen zijn herkend:
  • Persoon 1 is herkend als [persoon 1] ;
  • Persoon 2 is herkend als [persoon 2] ;
  • Persoon 3 is herkend als [persoon 3] ;
  • Persoon 6 is herkend als [verdachte] ;
  • Persoon 7 is herkend als [persoon 4] ;
  • Persoon 8 is herkend als [persoon 5] ;
  • Persoon 9 is herkend als [slachtoffer 1] ;
  • Persoon 10 is herkend als [slachtoffer 2] .
Op een later moment heeft de politie persoon 5 herkend als [persoon 6] .
De gedragingen van de verschillende verdachten
De rechtbank zal per verdachte, in de volgorde van de nummering van de politie, vaststellen welke gedragingen door deze specifieke verdachte zijn verricht. Vervolgens zal de rechtbank ingaan op de vraag of en zo ja, in hoeverre het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Verdachte [persoon 1] (hierna: [persoon 1] )
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op de camerabeelden onder andere waargenomen dat [persoon 1] [slachtoffer 1] op de grond duwde en zelf ook op de grond belandde. Op enig moment wist [persoon 1] op te staan. Vervolgens gaf hij met zijn linkerknie een knietje rond het buikgedeelte van [slachtoffer 1] .
Ten tijde van het geweld droeg [persoon 1] grijs/witte schoenen.
Verdachte [persoon 2] (hierna: [persoon 2] )
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op de camerabeelden onder andere waargenomen dat [persoon 2] een trap gaf op de rug van [slachtoffer 1] . Vervolgens gaf hij met kracht met zijn linkerbeen een schop tegen het gezicht van [slachtoffer 2] . Hierna duwde [persoon 2] [slachtoffer 2] naar de grond, waarna hij achter elkaar vijf vuistslagen gaf op het gezicht van [slachtoffer 2] . Vervolgens gaf [persoon 2] twee trappen tegen het hoofd van [slachtoffer 2] , gevolgd door nog een schop tegen het hoofd, een trap en een vuistslag. Daarna liep [persoon 2] naar [slachtoffer 1] en gaf hem drie slagen aan zijn rechterzijkant, gevolgd door een schop met zijn rechtervoet aan de linkerzijkant van [slachtoffer 1] . Vervolgens gaf [persoon 2] nog twee schoppen en een trap tegen de rug van [slachtoffer 1] .
Ten tijde van het geweld droeg [persoon 2] witte sneakers.
Verdachte [persoon 3] (hierna: [persoon 3] )
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op de camerabeelden onder andere waargenomen dat [slachtoffer 1] in worsteling was met de persoon met volgnummer 1 (de rechtbank begrijpt: [persoon 1] ) en op de grond lag. [persoon 3] haalde met zijn rechterbeen uit naar [slachtoffer 1] en raakte hem op zijn linkerbil. Vervolgens plaatste [persoon 3] met kracht nog een trap op de linkerbil van [slachtoffer 1] . Hierna wist [slachtoffer 1] op te staan. Op dat moment trekt [persoon 3] aan [slachtoffer 1] .
Op de camerabeelden heeft de rechtbank waargenomen dat [persoon 3] [slachtoffer 1] achterover trekt op het moment dat [slachtoffer 1] probeert overeind te komen, nadat [persoon 3] [slachtoffer 1] twee keer tegen zijn linkerbil heeft getrapt.
Ten tijde van het geweld droeg [persoon 3] zwarte schoenen.
Verdachte [persoon 6] (hierna: [persoon 6] )
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op de camerabeelden onder andere waargenomen dat [persoon 6] achter [slachtoffer 2] aan rende. Toen [slachtoffer 1] op de grond lag en in gevecht was met meerdere personen, ging [slachtoffer 2] hem mogelijk helpen. Op dat moment gaf [persoon 6] [slachtoffer 2] met zijn rechterhand met kracht een duw in het gezicht, waardoor [slachtoffer 2] over het been van [slachtoffer 1] struikelde en ten val kwam. [persoon 6] rende naar [slachtoffer 2] toe en begon hem meteen stompen met snelheid toe te dienen ter hoogte van zijn hoofd. [persoon 6] bleef met zijn beide vuisten met snelheid zwaaien op het hoofd van [slachtoffer 2] , wat de indruk gaf dat de stompen met kracht werden gegeven. Hierna gaf [persoon 6] met snelheid een trap op het hoofd van [slachtoffer 2] . [persoon 6] bleef [slachtoffer 2] stompen ter hoogte van de zijkant van het lichaam toedienen, gevolgd door een trap met snelheid tegen het hoofd. Kort hierna liep [persoon 6] weg van [slachtoffer 2] en benaderde hij [slachtoffer 1] . Terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag en anderen hem sloegen en schopten, gaf [persoon 6] een snelle trap op het hoofd van [slachtoffer 1] . [persoon 6] ging vervolgens in een andere positie staan en gaf [slachtoffer 1] wederom een snelle trap op het hoofd, waarna hij met snelheid stompen en vuistslagen op het hoofd van [slachtoffer 1] bleef toedienen. Toen [slachtoffer 2] vervolgens probeerde [slachtoffer 1] te helpen, liep [persoon 6] naar hem toe en zwaaide met snelheid met zijn vuist twee keer richting het gezicht van [slachtoffer 2] . De eerste zwaai was mis, maar de tweede raakte het gezicht van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] viel vervolgens op de grond en bleef stil liggen.
Ten tijde van het geweld droeg [persoon 6] sneakers met een witte zool.
Verdachte [verdachte] (hierna: [verdachte] )
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op de camerabeelden onder andere waargenomen dat [verdachte] probeerde [slachtoffer 1] los te krijgen van [persoon 1] toen zij samen op de grond lagen. Doordat [slachtoffer 2] probeerde de andere personen van [slachtoffer 1] af te krijgen, kwam [verdachte] ten val bovenop [slachtoffer 1] . Nadat [verdachte] was opgestaan, trok hij aan de jas van [slachtoffer 1] . Hij probeerde [slachtoffer 1] weg te duwen van [persoon 1] . Nadat dit gelukt was, hield hij [persoon 1] in bedwang en voorkwam hij dat [persoon 1] [slachtoffer 1] een schop kon geven. Daarna probeerde [verdachte] verschillende personen weg te duwen bij [slachtoffer 1] .
Verdachte [persoon 4] (hierna: [persoon 4] )
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op de camerabeelden onder andere waargenomen dat [persoon 4] op enig moment naast [slachtoffer 2] was gaan staan. Hij trok zijn rechterknie op en strekte met enige snelheid zijn been uit naar het hoofd van [slachtoffer 2] . Hij raakte het hoofd van [slachtoffer 2] ook. Hierna liep [persoon 4] naar [slachtoffer 1] . Hij tilde zijn rechterknie op en maakte een snelle beweging neerwaarts. Deze beweging leek op een schop, maar op de camerabeelden is niet te zien of [persoon 4] iets raakte. Vervolgens liep [persoon 4] weer naar [slachtoffer 2] . Met zijn voet gaf hij een lichte duw tegen de linkerheup van [slachtoffer 2] , die ten gevolge daarvan op zijn rechterzij terecht kwam. Hierna liep [persoon 4] weer naar [slachtoffer 1] . Hij leek een schoppende beweging te maken richting het hoofd van [slachtoffer 1] .
Op de camerabeelden heeft de rechtbank waargenomen dat de trap van [persoon 4] in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2] een neerwaartse trap met enige kracht is. Op dat moment zit [slachtoffer 2] op zijn handen en knieën op de grond. Zijn hoofd hangt in de lucht, op ruime afstand van de grond. De voet van [persoon 4] schampt het achterhoofd van [slachtoffer 2] . Nadat [persoon 4] naar [slachtoffer 1] is gelopen, ziet de rechtbank hem niet één, maar twee trappende bewegingen maken in de richting van de plek waar [slachtoffer 1] dan op de grond lijkt te liggen. Niet te zien is of [persoon 4] [slachtoffer 1] ook raakt. Nadat [persoon 4] [slachtoffer 2] , die op de grond lag, met zijn voet een duw tegen de linkerheup heeft gegeven en hij weer naar [slachtoffer 1] is gelopen, ziet de rechtbank dat hij met enige kracht een trappende beweging maakt in de richting van [slachtoffer 1] . De rechtbank ziet niet waar de trap [slachtoffer 1] precies raakt, maar – anders dan de politie – wel dat deze trap [slachtoffer 1] raakt, ergens op zijn bovenlichaam, dichtbij het hoofd c.q. de schouders. Hierna distantieert [persoon 4] zich van het geweld en probeert hij [slachtoffer 2] – die inmiddels overeind is gekomen – weg te trekken van de groep die geweld op [slachtoffer 1] toepast.
Ten tijde van het geweld droeg [persoon 4] zwarte sneakers.
Verdachte [persoon 5] (hierna: [persoon 5] )
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op de camerabeelden onder andere waargenomen dat [persoon 5] met kracht een trap met zijn rechterbeen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] gaf, die op dat moment op de grond lag. Vervolgens gaf [persoon 5] ook voor een tweede en derde keer met kracht een trap tegen het hoofd van [slachtoffer 1] . Op enig moment wist [slachtoffer 1] op te staan terwijl de jongens hem bleven duwen, trekken en slaan en verdween hij, al worstelend, uit beeld. [persoon 5] liep daarop in de richting van [slachtoffer 1] . Het lijkt erop dat [slachtoffer 1] vervolgens wederom op de grond viel en dat de jongens hem bleven slaan. [persoon 5] trok [slachtoffer 1] , terwijl hij op de grond lag, aan zijn jas, terwijl anderen hem bleven slaan. Hierna trapte Mebrahton vier keer achter elkaar met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] , om vervolgens met beide voeten op het hoofd van [slachtoffer 1] te gaan staan. Daarna deelde [persoon 5] meerdere stompen uit op het hoofd van [slachtoffer 1] , die nog altijd op de grond lag. Vervolgens duwde [persoon 5] de andere jongens weg bij [slachtoffer 1] , waarna hij wederom met kracht een trap op het hoofd van [slachtoffer 1] gaf.
Op de camerabeelden heeft de rechtbank waargenomen dat [persoon 5] met twee voeten op het hoofd van [slachtoffer 1] is gaan staan, zich afzet en van het hoofd afspringt en vervolgens nog twee keer met kracht op het hoofd van [slachtoffer 1] trapt, nog voordat hij – zoals de politie heeft beschreven – meerdere stompen op het hoofd van [slachtoffer 1] geeft. Ook trekt hij opnieuw aan de kleding van [slachtoffer 1] voordat hij de beschreven stompen geeft. Verder geeft hij, nadat hij de andere jongens heeft weggeduwd, niet één, maar twee trappen op het hoofd van [slachtoffer 1] . Verdachte droeg schoenen ten tijde van de beschreven gedragingen.
Tussenconclusie
Op grond van hetgeen de politie op de camerabeelden heeft waargenomen, stelt de rechtbank vast dat [verdachte] probeerde [slachtoffer 1] en [persoon 1] uit elkaar te halen toen zij samen op de grond lagen. Op enig moment kwam [verdachte] ten val. Nadat hij was opgestaan, trok hij aan de jas van [slachtoffer 1] . Hij probeerde [slachtoffer 1] en [persoon 1] opnieuw uit elkaar te houden. Toen dit eenmaal gelukt was, hield hij [persoon 1] in bedwang en voorkwam hij dat [persoon 1] [slachtoffer 1] een schop kon geven. Hierna duwde hij meerdere personen weg bij [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van het tenlastegelegde
Voor bewezenverklaring van openlijke geweldpleging moet sprake zijn van het in vereniging plegen van geweld. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat van het “in vereniging” plegen van geweld sprake is in het geval van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijke geweld. In dat kader dient de rechtbank te beoordelen of [verdachte] een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd. Die bijdrage behoeft overigens niet van gewelddadige aard te zijn.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, heeft [verdachte] zich in het geweld jegens [slachtoffer 1] gemengd, maar de rechtbank is – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat verdachte hiermee geen wezenlijke en significante bijdrage aan het geweld heeft geleverd. De rechtbank ziet, evenals de officier van justitie, dat [verdachte] op meerdere momenten aan het lichaam en de kleding van [slachtoffer 1] heeft getrokken, waarbij op enig moment ook zijn jas over zijn hoofd kwam te zitten, maar gelet op hetgeen de rechtbank op de camerabeelden heeft waargenomen, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] dit – zoals hij zelf ook heeft verklaard – vooral deed om iedereen, en meer in het bijzonder [slachtoffer 1] en [persoon 1] , uit elkaar te houden. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat [verdachte] vanaf het moment dat de fietser met wie enkele medeverdachten een woordenwisseling hadden in beeld kwam rustig was en probeerde iedereen uit elkaar te houden. Ook toen de vechtpartij ontstond tussen de medeverdachten en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft [verdachte] naar het oordeel van de rechtbank zo goed en zo kwaad als het kon geprobeerd iedereen uit elkaar te houden. Dat hij hierbij in voorkomend geval wellicht wat onhandig handelde, bijvoorbeeld door de jas over het hoofd van [slachtoffer 1] te trekken, kan hem naar het oordeel van de rechtbank niet strafrechtelijk worden verweten. Alles gebeurde zo snel dat [verdachte] in een fractie van een seconde moest handelen. [verdachte] heeft op geen enkel moment een slaande of schoppende beweging gemaakt of anderszins gewelddadig gedrag aan de dag gelegd. Hij heeft naar het oordeel van de rechtbank juist de-escalerend opgetreden en dus geen significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld.
Conclusie ten aanzien van het tenlastegelegde
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank de ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging tegen [slachtoffer 1] niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het tenlastegelegde.

4.De beoordeling van de civiele vorderingen

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.441,47 aan materiële schade en € 5.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.009,25 aan materiële schade en € 5.000 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en
mr. M.A. van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2024.