ECLI:NL:RBGEL:2024:1475

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
431507
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van de woning in kort geding tussen ex-partners

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 19 maart 2024, vordert eiser, [eiser], dat gedaagde, [gedaagde], wordt veroordeeld om medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning die beide partijen gezamenlijk bezitten. De partijen zijn op 13 september 2013 in gemeenschap van goederen gehuwd en hebben twee minderjarige kinderen. De woning, gelegen aan [adres] te [plaats], is gezamenlijk eigendom, maar de partijen zijn in een echtscheidingsprocedure verwikkeld. Eiser heeft de woning verlaten en woont in een huurwoning, terwijl gedaagde in de echtelijke woning verblijft.

De procedure is gestart na een eerdere kort gedingprocedure waarin afspraken zijn gemaakt over de verkoop van de woning. Eiser stelt dat gedaagde de gemaakte afspraken niet nakomt en de verkoop tegenwerkt. Gedaagde heeft ter zitting aangegeven dat hij instemt met de verkoop, maar eiser heeft geen vertrouwen in zijn medewerking. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vorderingen van eiser, gezien de onduidelijkheid over de verkoop en de eerdere afspraken. De rechter wijst de vorderingen van eiser toe en legt gedaagde een dwangsom op voor het geval hij niet aan de veroordelingen voldoet.

De voorzieningenrechter benadrukt dat het in het belang van beide partijen is om de woning zo snel mogelijk te verkopen, vooral gezien de eerdere interesse van potentiële kopers. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de veroordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/431507 / KG ZA 24-39
Vonnis in kort geding van 19 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. I. Lieberwerth te Amersfoort,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] , gemeente [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 februari 2024 met producties 1 tot en met 8,
- een brief met producties 1 tot en met 4 van 1 maart 2024 van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 5 maart 2024.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 13 september 2013 te [plaats] met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen. Uit het huwelijk van partijen zijn twee thans nog minderjarige kinderen geboren.
2.2.
Partijen zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning staande en gelegen te ( [postcode] ) [plaats] aan de [adres] (hierna: de woning). De op de woning rustende hypothecaire geldlening bedraagt op 31 december 2023 € 200.937,93 en de waarde van de bankspaarhypotheek € 30.107,19.
2.3.
[gedaagde] heeft op 19 juni 2023 een echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt bij deze rechtbank (C/05/420857 / ES RK 23-248 en C/05/427378 / ES RK 23/485).
2.4.
[eiser] heeft de woning verlaten en een huurwoning betrokken. [gedaagde] woont in de echtelijke woning.
2.5.
Op enig moment hebben partijen de woning te koop aangeboden via Govaert Makelaardij NVM te Amersfoort (hierna: Govaert Makelaardij).
2.6.
[eiser] heeft in het najaar van 2023 bij deze rechtbank een kort geding tegen [gedaagde] aanhangig gemaakt (C/05/425264 / KG ZA 23/341). Op de zitting van 18 oktober 2023 hebben partijen ter beëindiging van het tussen hen gerezen geschil afspraken gemaakt. In het proces-verbaal van de zitting staat, voor zover voor de beoordeling van dit geschil relevant, het volgende:
“Partijen komen ter beëindiging van dit geschil en deze procedure het volgende overeen.
1. Partijen zijn het erover eens dat de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] moet worden verkocht.
2. Partijen hebben een verkoopopdracht ondertekend met Govaert Makelaardij NVM te Amersfoort . Zij zijn overeengekomen dat deze makelaar de vraag- en laatprijs van de woning bindend vaststelt.
3. De man zal de woning beschikbaar stellen aan de makelaar voor het houden van bezichtigingen.
4. Zodra de woning verkocht is zullen partijen de koopovereenkomst binnen een week na toezending door de makelaar ondertekenen.
5. Zolang de woning nog niet is verkocht aan een derde zal de man de vaste lasten, waaronder de hypotheeklasten, volledig (blijven) voldoen. De vaste lasten die de man vanaf heden voldoet, zullen niet verrekend worden tussen partijen. Partijen realiseren zich dat dit een onderlinge afspraak is die de bank niet regardeert.
6. De man heeft vanaf heden het gebruiksrecht van de woning met uitsluiting van de vrouw.
7. Partijen zijn het erover eens dat levering van de woning uiterlijk 5 maanden na ondertekening van de koopovereenkomst plaats dient te vinden.
8. Partijen verplichten zich tegenover elkaar alle medewerking te verlenen die nodig is voor verkoop en levering van de woning aan een derde. Hieronder is mede begrepen medewerking aan de levering van de woning bij de notaris.
9. De kosten gemoeid met dit traject zoals de kosten van de notaris, de kosten van de makelaar en eventueel een ten behoeve van de bank in te schakelen taxateur zullen partijen bij helfte delen.
10. Partijen gaan binnen een week na heden samen naar de Rabobank om de rekening eindigend op [nummer] te deblokkeren. Na het deblokkeren zullen partijen de bank opdracht geven om aan elk van hen € 10.000,00 over te maken als voorschot. Zodra deze opdracht is geëffectueerd, zullen partijen de bank de opdracht geven de rekening eindigend op [nummer] wederom te blokkeren. Partijen zijn het erover eens dat zij behoudens deze € 10.000,00 elk het saldo niet zullen gebruiken anders na uitdrukkelijke overeenstemming tussen hen beiden.
11. Partijen verlenen elkaar na uitvoering van het bovenstaande finale kwijting van al hetgeen zij in het kader van deze procedure hebben gevorderd.
12. Partijen dragen ieder de eigen kosten van deze procedure en verzoeken om doorhaling.”
2.7.
Eind 2023 is door een derde een bod uitgebracht op de woning.
2.8.
Medio december 2023 heeft de aankoopmakelaar van de potentiële kopers aan Govaert Makelaardij meegedeeld dat het proces te lang duurt en dat de potentiële kopers overwegen om het bod in te trekken. De aankoopmakelaar vraagt in het e-mailbericht of er zicht is op een datum waarop de verkoop definitief wordt toegezegd. Govaert Makelaardij heeft dat bericht op 13 december 2023 aan partijen doorgestuurd.
2.9.
De advocaat van [eiser] heeft het e-mailbericht van de aankoopmakelaar van 13 december 2023 doorgestuurd naar de advocaat van [gedaagde] en meegedeeld dat zij niets heeft mogen ontvangen waaruit blijkt dat [gedaagde] financieel in staat is om de woning over te nemen. In dat e-mailbericht wordt verzocht en voor zover nodig gesommeerd om Govaert Makelaardij te berichten dat [gedaagde] akkoord is met de verkoop van de woning.
2.10.
Bij e-mailbericht van 18 januari 2024 heeft Govaert Makelaardij aan partijen bericht dat er zoals bekend een (zeer) goed voorstel is gedaan door een derde, dat er bijna twee maanden zijn verstreken zonder dat er een toezegging is dat de woning aan deze derde mag worden verkocht en dat er inmiddels een onhoudbare situatie is ontstaan vanwege de aanhoudende onduidelijkheid. Daarnaast schrijft de makelaar dat zij wordt benaderd door andere partijen, maar dat zij niet weet wat ze daarmee aan moet omdat er maar geen duidelijkheid wordt gegeven. De makelaar heeft [eiser] en [gedaagde] in de brief dan ook gevraagd om uiterlijk 26 januari 2024 te berichten hoe verder, in die zin dat of (i) de woning wordt verkocht aan de partij die het hoogste bod uitbrengt of (ii) de verkoopopdracht wordt ingetrokken.
2.11.
De advocaat van [eiser] heeft het e-mailbericht van Govaert Makelaardij van 18 januari 2024 op dezelfde dag doorgestuurd naar de advocaat van [gedaagde] met de vermelding dat een concept kort gedingdagvaarding nagenoeg gereed is.
2.12.
Bij beschikking van deze rechtbank van 23 januari 2024 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Daarbij is de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap gelast, in die zin dat partijen onder meer de echtelijke woning zullen verkopen op de wijze zoals zij hebben afgesproken tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding van 18 oktober 2023, waarna de overwaarde bij helfte tussen hen moet worden verdeeld.
2.13.
Op 26 januari 2024 is door schuldeisers van [gedaagde] executoriaal beslag gelegd op de aan hem toebehorende onverdeelde helft van de woning.
2.14.
De advocaten van partijen hebben begin februari 2024 nog met elkaar gecorrespondeerd, maar dat heeft niet tot een oplossing geleid.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning in die zin dat:
I. [gedaagde] de verkoopopdracht aan Govaert Makelaardij NVM te Amersfoort ondertekent;
II. [gedaagde] de woning beschikbaar stelt aan de makelaar en geïnteresseerden voor het houden van bezichtigingen;
III. de vraag- en laatprijs van de woning door voornoemde makelaar bindend wordt vastgesteld, zodat [gedaagde] zodra de woning is verkocht binnen één week na toezending van de koopovereenkomst door de makelaar deze overeenkomst zal ondertekenen;
IV. [gedaagde] is verplicht om alle medewerking te verlenen die nodig is voor verkoop en levering van de woning aan een derde, waaronder mede begrepen medewerking aan de levering van de woning bij de notaris;
op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij deze veroordeling niet naleeft, met een maximum van € 50.000,00, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure en de nakosten ad € 273,00.
3.2.
[gedaagde] heeft zijn standpunten ter zitting kenbaar gemaakt en heeft zich enkel nog verweerd tegen de door [eiser] gevorderde dwangsom.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voldoende voort uit de vorderingen van [eiser] en is bovendien niet weersproken door [gedaagde] .
4.2.
De vorderingen van [eiser] strekken tot nakoming van de afspraken met betrekking tot de verkoop van de woning (onder 1. tot en met 4. en 8.) zoals vastgelegd in het proces-verbaal van 18 oktober 2023, alsmede tot het (opnieuw) ondertekenen van een verkoopopdracht aan Govaert Makelaardij, op straffe van een dwangsom. [eiser] legt aan haar vorderingen, kort gezegd, ten grondslag dat [gedaagde] weigert de gemaakte afspraken in het proces-verbaal van 18 oktober 2023 na te komen en dat hij op alle mogelijke manieren de verkoop van de woning tegenwerkt waarbij hij tevens de verkoopopdracht aan Govaert Makelaardij heeft ingetrokken. Ook nu [gedaagde] ter zitting instemt met de verkoop van de woning aan een derde, heeft [eiser] er geen vertrouwen meer in dat hij onvoorwaardelijk zal meewerken. De advocaat van [eiser] heeft ter zitting nog toegelicht dat zij geen dwangsom vordert ter zake van de onder 7. van het proces-verbaal genoemde afspraak. [gedaagde] heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij vanwege een zakelijke financiële tegenvaller thans niet meer in staat is om het onverdeelde aandeel van [eiser] in de woning, al dan niet met behulp van zijn ouders, over te nemen en dat hij het ermee eens is dat de woning moet worden verkocht aan een derde. [gedaagde] heeft dan ook, behoudens tegen de gevorderde dwangsom, geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vorderingen van [eiser] .
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt hierover het volgende. Vastgesteld moet worden dat partijen het er thans over eens zijn dat de woning moet worden verkocht aan een derde. In het licht van de door [eiser] aangevoerde feiten en omstandigheden heeft zij echter naar het oordeel van de voorzieningenrechter ondanks de thans bestaande consensus tussen partijen over de verkoop van de woning nog altijd belang bij toewijzing van haar vorderingen. Daartoe wordt overwogen dat [gedaagde] niettegenstaande de daarover gemaakte afspraken ter zitting in kort geding van 18 oktober 2023 de verkoopopdracht aan Govaert Makelaardij eenzijdig heeft ingetrokken en heeft besloten om te onderzoeken of hij financieel in staat was om het onverdeelde aandeel van [eiser] in de woning over te nemen waarvan uiteindelijk is gebleken dat hij daarin niet is geslaagd. Dit heeft bij alle betrokken partijen geleid tot voortdurende onduidelijkheid over de verkoop van de woning aan de derde, die reeds eind 2023 een bod op de woning had uitgebracht, dat deze potentiële kopers uiteindelijk naar andere woningen zijn gaan kijken en dat de woning tot op heden nog altijd onverdeeld is gebleven. Positief is dat ter zitting is gebleken dat de aanvankelijke potentiële kopers mogelijk toch nog geïnteresseerd zijn in de woning. Het is ook daarom in het belang van beide partijen dat thans voortvarend kan worden gehandeld en dat de woning op een zo kort mogelijke termijn kan worden verkocht. De voorzieningenrechter gaat er gelet op de door [gedaagde] gegeven toelichting ter zitting voorts vanuit dat hij ervoor zal zorgdragen dat het gelegde beslag op zijn aandeel in de woning zal worden opgeheven, zodat ook dat geen beletsel zal vormen voor de verkoop en levering van de woning.
4.4.
De slotsom is dan ook dat de vorderingen van [eiser] zullen worden toegewezen zoals hierna in de beslissing staat vermeld en met inachtneming van het navolgende.
4.5.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de gegeven beslissing, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter aangewezen. Het verweer van [gedaagde] , inhoudende dat hij het met oplegging van een dwangsom niet eens is, is onvoldoende onderbouwd en leidt niet tot een ander oordeel. Wel wordt aanleiding gezien om de dwangsom te matigen en maximeren zoals hierna in de beslissing staat vermeld.
4.6.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning gelegen aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] , inhoudende dat:
hij de verkoopopdracht aan Govaert Makelaardij NVM te Amersfoort (opnieuw) ondertekent;
hij de woning beschikbaar stelt aan de makelaar en geïnteresseerden voor het houden van bezichtigingen;
de vraag- en laatprijs van de woning door voornoemde makelaar bindend wordt vastgesteld, zodat hij zodra de woning is verkocht binnen één week na toezending van de koopovereenkomst door de makelaar deze overeenkomst zal ondertekenen;
hij is verplicht om alle medewerking te verlenen die nodig is voor verkoop en levering van de woning aan een derde, waaronder mede begrepen medewerking aan de levering van de woning bij de notaris;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de hoofdveroordelingen onder 5.1. a. tot en met d. voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2024.
506