ECLI:NL:RBGEL:2024:1451

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
05-291083-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor diefstal en verkeersdelicten, inclusief rijden onder invloed en zonder geldig rijbewijs

Op 27 februari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een 43-jarige man uit Oss veroordeeld tot een gevangenisstraf van 225 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, en een rijontzegging van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De man moet ook een geldboete van 400 euro betalen. De zaak betreft meerdere verkeersongevallen die plaatsvonden op 4 november 2023 in Nijmegen, waarbij de verdachte onder invloed van alcohol en drugs reed en een auto had gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal van een Citroën C4 en aan verschillende verkeersovertredingen, waaronder het rijden met een aanzienlijk hogere snelheid dan toegestaan en het verlaten van de plaats van de ongevallen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele specifieke snelheidsovertredingen, maar oordeelde dat hij wel degelijk de verkeersregels in ernstige mate had geschonden, wat levensgevaar voor anderen met zich meebracht. De rechtbank hield rekening met de recidive van de verdachte en zijn verslavingsproblematiek, en besloot tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat niet duidelijk was of zij rechtsgeldig was vertegenwoordigd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.291083.23 + 01.264622.22 (tul) + 01.204359.21 (tul)
Datum uitspraak : 27 februari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment opgenomen in de forensisch klinische zorginstelling [instelling] te Vught.
Raadsvrouw: mr. K.M. van Aken, advocaat in Vught.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 november 2023 te Nijmegen
een personenauto (een Citroën C4, voorzien van het kenteken: [kenteken] ), in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 4 november 2023 te Nijmegen en/of in de gemeente Nijmegen,
althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk
Citroën), komende uit de richting van Professor Cornelissenstraat, gaande in de
richting van de Sint Annastraat, daarmee rijdende op:
de Groenewoudseweg
- heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat
voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met
een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse
geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 90 kilometer per
uur en/of
- op de kruising met de Sint Annastraat (met zodanige snelheid) naar rechts is
afgeslagen, waarbij en/of waardoor hij in strijd met artikel 3 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan,
zoveel mogelijk rechts te houden en/of met dat door hem bestuurde motorrijtuig
(personenauto, merk Citroën) geheel of gedeeltelijk op de voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (Sint Annastraat) is
terechtgekomen en/of
(vervolgens) op de Sint Annastraat
- heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat
voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met
een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse
geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur en/of
- ( ter hoogte van de brug over de Campusbaan) meermalen, althans eenmaal, links
langs een (verhoogde) rijbaanafscheiding is gereden/is gegaan, waarbij en/of
waardoor hij in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts
te houden en/of met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig
(personenauto, merk Citroën) geheel of gedeeltelijk op de voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (Sint Annastraat) is
terechtgekomen en/of
- waardoor meerdere, althans een, voertuig(en) moesten uitwijken van rijstrook 1
naar rijstrook 2 om een aanrijding met dat door hem, verdachte, bestuurde voertuig
te voorkomen en/of
- ( vervolgens) voor tegemoetkomend verkeer heeft uitgeweken door naar rechts te
gaan, terwijl daar en toen een ander voertuig (Suzuki) reed, waarbij hij, verdachte,
die Suzuki heeft geramd en/of heeft geraakt en/of
- ( vervolgens) snelheid verhogend en/of zonder te remmen, naar rechts is gegaan en
is gereden over: twee verhoogde rijbaanafscheidingen en/of het (snel) fietspad,
en/of het trottoir en/of (vervolgens) tegen een hekwerk is gereden/gebotst en aldaar
tot stilstand is gekomen,
terwijl hij op die weg(en) werd achtervolgd door de politie en/of
terwijl hij niet beschikte over een juist rijbewijs en/of
terwijl het op die wegen (vanwege het tijdstip) druk was met andere
verkeersdeelnemers en/of
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste,
tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994,
en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich
opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in
ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
3.
hij, als degene door wiens gedragingen verkeersongevallen waren veroorzaakt,
welke gedragingen hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht
en welk(e) verkeersongeval(len) (telkens) had(den) plaatsgevonden in Nijmegen
op/aan de Groenewoudseweg en/of St. Annastraat, op of omstreeks 4 november
2023 (telkens) de (voornoemde) plaats(en) van vorenbedoeld ongeval(len) heeft
verlaten,
terwijl bij dat/die ongeval(len), naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan
een ander (te weten: [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ) letsel en/of
schade was toegebracht;
4.
hij op of omstreeks 4 november 2023 te Nijmegen
een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft
doen besturen, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof(fen) als bedoeld in artikel 8, eerste
lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine en/of cocaïne en/of THC
en/of alcohol,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de genoemde Wet, het
gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 260 microgram
amfetamine per liter bloed en/of 15 microgram cocaïne per liter bloed en/of 3,1
microgram THC per liter bloed en 0,39 milligram ethanol/alcohol per milliliter
bloed bedroeg,
in elk geval (telkens) een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit,
bij die aangewezen stof en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
5.
hij op of omstreeks 4 november 2023 te Nijmegen, als bestuurder van een
motorrijtuig (een personenauto) heeft gereden op de weg, de Professor
Cornelissenstraat en/of de Groenewoudseweg en/of de St. Annastraat, terwijl het
rijbewijs, dat voor het besturen van die categorie motorrijtuigen was vereist, te
weten categorie B, (ingevolge artikel 25a van het Reglement rijbewijzen) voor een
beperkte termijn was afgegeven, zijn geldigheid had verloren.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 tot en met feit 5 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot alle feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de raadsvrouw ter zake feit 2 vrijspraak heeft bepleit van de gereden snelheid zoals vermeld achter gedachtestreepje 1 en gedachtestreepje 3.
Ter zake van feit 3 heeft de raadsvrouw opgemerkt dat verdachte zich er niet van bewust is geweest dat schade was ontstaan.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 (diefstal auto)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, p. 83;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 februari 2024.
Ten aanzien van feit 2 (opzettelijk ernstig verkeersgevaarlijk gedrag)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 179-181;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 februari 2024.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de in de tenlastelegging vermelde gereden snelheden het volgende. Uit het dossier blijkt dat verdachte op de Groenewoudseweg heeft gereden met een werkelijke, gecorrigeerde snelheid van 82 km/u en op de St. Annastraat met een werkelijke, gecorrigeerde snelheid van 71 km/u. Op grond hiervan zal de rechtbank verdachte vrijspreken voor zover hem onder feit 2 wordt verweten dat hij op de Groenewoudseweg ongeveer (ten minste) 90 km/u heeft gereden en op de St. Annastraat ongeveer 80 km/u.
Ten aanzien van feit 3 (verlaten plaats ongeval)
Voor de rechtbank staat het volgende vast. Op 4 november 2023 heeft verdachte diverse verkeersongevallen in Nijmegen veroorzaakt. Op de Groenewoudseweg is hij tegen het voertuig van [slachtoffer 2] gereden en heeft deze aan de kant gedrukt. [2] Daarna is hij doorgereden en op de St. Annastraat tegen het voertuig van [slachtoffer 3] gereden. [3] Ook daarna is hij doorgereden en kwam uiteindelijk tot stilstand in een hek/heg (van [slachtoffer 4] ). [4] Verdachte is vervolgens uit de auto geklommen en weggerend. De voertuigen waren zodanig beschadigd, dat in een geval deze zelfs moest worden afgesleept. [5] Verdachte is met het gestolen voertuig op de vlucht geslagen voor de politie. [6]
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte op 4 november 2023 in Nijmegen als bestuurder van een auto verkeersongevallen heeft veroorzaakt en telkens de plaats van het ongeval heeft verlaten zonder zijn identiteit bekend te maken. Naar het oordeel van de rechtbank kan het onder voormelde omstandigheden niet anders dan dat verdachte wist dat hij daarbij zowel op de Groenewoudseweg als op de St. Annastraat schade aan [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] had toegebracht. Dat verdachte onder invloed was van drugs en alcohol maakt dat niet anders.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het onder feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4 (rijden onder invloed)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal rijden onder invloed, p. 62-65;
- het rapport alcohol en drugs in het verkeer, p. 68-69;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 februari 2024.
Ten aanzien van feit 5 (rijden zonder geldig rijbewijs)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 137;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 februari 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de feiten 1 tot en met 5 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks4 november 2023 te Nijmegen
een personenauto (een Citroën C4, voorzien van het kenteken: [kenteken] )
, in elk geval
enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander
toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 4 november 2023 te Nijmegen
en/of in de gemeente Nijmegen,
althans in Nederland,als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk
Citroën), komende uit de richting van Professor Cornelissenstraat, gaande in de
richting van de Sint Annastraat, daarmee rijdende op de Groenewoudseweg
- heeft gereden met een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat
voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur,
in elk geval met
een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse
geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 90 kilometer per
uuren
/of
- op de kruising met de Sint Annastraat
(met zodanige snelheid
)naar rechts is
afgeslagen, waarbij
en/of waardoorhij in strijd met artikel 3 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan,
zoveel mogelijk rechts te houden en
/ofmet dat door hem bestuurde motorrijtuig
(personenauto, merk Citroën) geheel of gedeeltelijk op de voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (Sint Annastraat) is
terechtgekomen en
/of(vervolgens) op de Sint Annastraat
- heeft gereden met een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat
voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur
, in elk geval met
een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse
geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uuren
/of
- ( ter hoogte van de brug over de Campusbaan) meermalen
, althans eenmaal,links
langs een (verhoogde) rijbaanafscheiding is gereden
/is gegaan, waarbij
en/of
waardoorhij in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts
te houden en
/ofmet dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig
(personenauto, merk Citroën) geheel of gedeeltelijk op de voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (Sint Annastraat) is
terechtgekomen en
/of
- waardoor meerdere
, althans een,voertuig
(en
)moesten uitwijken van rijstrook 1
naar rijstrook 2 om een aanrijding met dat door hem, verdachte, bestuurde voertuig
te voorkomen en
/of
- ( vervolgens) voor tegemoetkomend verkeer heeft uitgeweken door naar rechts te
gaan, terwijl daar
entoen een ander voertuig (Suzuki) reed, waarbij hij, verdachte,
die Suzuki heeft
geramd en/of heeftgeraakt en
/of
- ( vervolgens) snelheid verhogend en
/ofzonder te remmen, naar rechts is gegaan en
is gereden over: twee verhoogde rijbaanafscheidingen en
/ofhet (snel) fietspad,
en
/ofhet trottoir en
/of(vervolgens) tegen een hekwerk is
gereden/gebotst en aldaar
tot stilstand is gekomen,
terwijl hij op die weg
(en
)werd achtervolgd door de politie en
/of
terwijl hij niet beschikte over een juist rijbewijs en
/of
terwijl het op die wegen (vanwege het tijdstip) druk was met andere
verkeersdeelnemers en
/of
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste,
tweede, derde, vierde ofvijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994,
en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich
opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in
ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor
(een)ander
(en
)te duchten was;
3.
hij, als degene door wiens gedragingen verkeersongevallen waren veroorzaakt,
welke gedragingen hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht
en welk
(e
)verkeersongeval
(len
) (telkens)had
(den
)plaatsgevonden in Nijmegen
op
/aande Groenewoudseweg en
/ofSt. Annastraat, op
of omstreeks4 november
2023
(telkens
)de (voornoemde) plaats
(en
)van vorenbedoelde ongeval
(len
)heeft
verlaten,
terwijl bij
dat/die ongeval
(len
), naar hij wist
of redelijkerwijs moest vermoeden, aan
een ander (te weten: [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] )
letsel en/of
schade was toegebracht;
4.
hij op
of omstreeks4 november 2023 te Nijmegen
een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd
of als bestuurder heeft
doen besturen,na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof
(fen
)als bedoeld in artikel 8, eerste
lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine en
/ofcocaïne en
/ofTHC
en
/ofalcohol,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de genoemde Wet, het
gehalte in zijn bloed
bij iedere aangewezen stof en/of alcohol260 microgram
amfetamine per liter bloed en
/of15 microgram cocaïne per liter bloed en
/of3,1
microgram THC per liter bloed en 0,39 milligram ethanol/alcohol per milliliter
bloed bedroeg,
in elk geval (telkens
)een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit,
bij die aangewezen stof en
/ofalcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
5.
hij op
of omstreeks4 november 2023 te Nijmegen, als bestuurder van een
motorrijtuig (een personenauto) heeft gereden op de weg, de Professor
Cornelissenstraat en
/ofde Groenewoudseweg en
/ofde St. Annastraat, terwijl het
rijbewijs, dat voor het besturen van die categorie motorrijtuigen was vereist, te
weten categorie B, (ingevolge artikel 25a van het Reglement rijbewijzen) voor een
beperkte termijn was afgegeven, zijn geldigheid had verloren.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
diefstal
feit 2:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994
feit 3:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd
feit 4:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994
feit 5:
overtreding van artikel 107, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 tot en met 4 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 225 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Ook vordert de officier van justitie ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Voor feit 5 (een overtreding) is een geldboete van € 400,- gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat, in geval van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, deze dient te worden beperkt tot de duur van het voorarrest. Het belang hiervan is erin gelegen dat verdachte nu in een kliniek verblijft waar hij voor zijn verslaving en trauma’s wordt behandeld en een langere gevangenisstraf deze behandeling zou doorkruisen. Daarbij is verzocht aan het voorwaardelijke deel dezelfde voorwaarden te verbinden als waaronder verdachte uit zijn voorlopige hechtenis is geschorst. Met betrekking tot de oplegging van een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen heeft de raadsvrouw gevraagd ermee rekening te houden dat verdachte zijn rijbewijs in de toekomst nodig zal hebben voor zijn werk.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Hij heeft een auto gestolen en is daarmee gaan rondrijden terwijl hij onder invloed was van alcohol en drugs en niet beschikte over een geldig rijbewijs. Op het moment dat verdachte zag dat de politie achter hem aan reed, is hij er in volle vaart vandoor gegaan. Hierop ontstond een achtervolging door Nijmegen waarbij verdachte uit alle macht heeft geprobeerd te ontkomen aan de politie. Daarbij heeft verdachte grote risico’s genomen, ernstige verkeersovertredingen begaan en drie verkeersongevallen met forse materiële schade veroorzaakt. Na de verkeersongevallen is verdachte telkens doorgereden en tot slot weggerend van de laatste plaats van ongeval. Het is uitsluitend aan de oplettendheid van andere verkeersdeelnemers en het toeval te danken dat er niet nog meer ongevallen zijn gebeurd en het gedrag van verdachte niet heeft geleid tot (ernstig) letsel bij of de dood van een ander. De rechtbank rekent het voorgaande verdachte zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte veelvuldig in aanraking is gekomen met justitie en ook recent nog is veroordeeld voor uiteenlopende feiten, waaronder op 11 oktober 2022 voor rijden onder invloed van drugs en op 5 januari 2023 voor autodiefstal. Voor deze feiten is daarom sprake van recidive. Bij vonnis van 21 september 2021 en bij vonnis van 5 januari 2023 is aan verdachte (ook) een voorwaardelijke straf opgelegd met een proeftijd van telkens twee jaar. Deze proeftijden liepen nog op het moment dat verdachte de huidige feiten pleegde.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank ook gelet op het reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg van 19 januari 2024. Uit dit advies blijkt het volgende. Het huidige reclasseringstoezicht verloopt zeer moeizaam omdat verdachte tijdens het toezicht meermaals is gerecidiveerd en het huidige plan van aanpak niet tot gedragsverandering heeft geleid. Verdachte is op 23 november 2023 gediagnosticeerd met een ernstige stoornis in alcoholgebruik, cocaïnegebruik en amfetamine. Daarnaast is sprake van complexe psychische problematiek waaronder onbehandelde trauma's. Verdachte gebruikt middelen om aan deze trauma's te ontsnappen en creëert hiermee levensgevaarlijke situaties. Verdachte wordt door de reclassering gezien als een gevaar voor de samenleving vanwege zijn verslavingsproblematiek, psychische problematiek en het gebrek aan coping. Verdachte zal zonder klinische behandeling onverminderd doorgaan in vluchtgedrag onder invloed van middelen, wat het risico op delicten en daarmee letsel verhoogt. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering; opname in een zorginstelling; opname in een beschermde woonvorm; ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname); en meewerken aan middelencontrole.
Verdachte is op 19 januari 2024 geschorst uit de voorlopige hechtenis en voor een langdurige klinische opname overgebracht naar [instelling] , een forensische instelling voor verslavingszorg. Uit de brief van 12 februari 2024 van de heer [naam] , ambulant verpleegkundig casemanager, maakt de rechtbank op dat verdachte in de kliniek inmiddels een goede start heeft gemaakt. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij spijt heeft van wat hij heeft gedaan, dat hij niet langer op de huidige weg wil doorgaan en dringend hulp nodig heeft om van zijn verslavingen af te komen en te leren omgaan met zijn verleden.
De rechtbank stelt voorop dat gezien de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hierbij heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Met de officier van justitie en de raadsvrouw, en in het licht van het advies van de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat het van groot belang is voor zowel de samenleving als verdachte dat de reeds aangevangen behandeling in de forensische instelling voor verslavingszorg kan worden voortgezet.
Alles overwegend zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 225 dagen opleggen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis en met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. Het voorwaardelijke strafdeel dient daarbij als stok achter de deur waarmee wordt beoogd dat verdachte gedurende de proeftijd blijft meewerken aan behandeling en in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten pleegt. Daarnaast zal aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, worden opgelegd. Voor het rijden zonder geldig rijbewijs (een overtreding), zal een aparte straf, namelijk een geldboete van € 400,-, worden opgelegd.
Nu aan verdachte een gevangenisstraf zal worden opgelegd waarbij het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de duur van het voorarrest, zal de rechtbank het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij stelt dat zij schade heeft geleden doordat verdachte op de [straatnaam] tegen haar hek en heg is gebotst en vordert vergoeding van € 5.469,20 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard omdat niet duidelijk is of [slachtoffer 4] rechtsgeldig is vertegenwoordigd en de offerte waarmee de vordering wordt onderbouwd niet aan [slachtoffer 4] is geadresseerd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen omdat niet duidelijk is of [slachtoffer 4] rechtsgeldig is vertegenwoordigd, de offerte niet aan [slachtoffer 4] is geadresseerd en uit de offerte niet valt op te maken wat de werkelijke omvang van de schade is geweest.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank eerst in op de vraag of [slachtoffer 4] op de juiste wijze is vertegenwoordigd met betrekking tot de civiele vordering.
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier niet is gebleken dat [slachtoffer 4] ter zake de civiele vordering is vertegenwoordigd door een persoon die daartoe blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel of een bijzondere en schriftelijke volmacht in de zin van artikel 51c, derde lid, Wetboek van strafvordering bevoegd was. Een rechtspersoon die in een strafproces optreedt als benadeelde partij kan echter ook worden vertegenwoordigd door iemand die aan de rechtspersoon is verbonden, zoals een werknemer. [vertegenwoordiger] heeft namens [slachtoffer 4] het verzoek tot schadevergoeding ingevuld en ondertekend teruggestuurd. De rechtbank kan uit het dossier echter op geen enkele wijze afleiden of, en zo ja in welke functie of hoedanigheid, [vertegenwoordiger] is verbonden aan [slachtoffer 4] Ook de offerte die aan het verzoek tot schadevergoeding is gehecht, biedt op dit punt geen aanknopingspunt, nu de offerte niet is gericht aan [slachtoffer 4] of [vertegenwoordiger] . Namens [slachtoffer 4] is niemand ter terechtzitting verschenen zodat hierover ook ter terechtzitting geen nadere informatie is verschaft. Tegen deze achtergrond en na een weging van enerzijds het belang van verdachte bij een voortvarende afdoening van de strafzaak en anderzijds het belang van [slachtoffer 4] bij een beoordeling van haar vordering, komt de rechtbank tot het oordeel dat nader onderzoek naar de vertegenwoordiging van [slachtoffer 4] het strafgeding onevenredig zou belasten.
De rechtbank verklaart [slachtoffer 4] op grond van het voorgaande niet-ontvankelijk in de vordering. [slachtoffer 4] kan haar vordering nog wel voorleggen aan de civiele rechter.
9. De vorderingen tot tenuitvoerlegging (parketnummers 01.204359.21 en 01.264622.22)
Ten aanzien van parketnummer 01.264622.22
De politierechter heeft verdachte op 5 januari 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging, met dien verstande dat de proeftijd met één jaar wordt verlengd en de bijzondere voorwaarden zodanig worden gewijzigd dat deze gelijkluidend zullen zijn aan de bijzondere voorwaarden die de officier van justitie vordert op te leggen in de onderhavige zaak. De raadsvrouw heeft ook bepleit dat de proeftijd dient te worden verlengd met één jaar en zich niet verzet tegen voormelde wijziging van de bijzondere voorwaarden.
De rechtbank overweegt als volgt. Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, zodat de vordering van de officier van justitie toewijsbaar is. De rechtbank ziet, met de officier van justitie en de raadsvrouw, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen over de straf aanleiding de bij die eerdere veroordeling vastgestelde proeftijd met één jaar te verlengen. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden aldus wijzigen dat deze gelijkluidend zullen zijn aan de bijzondere voorwaarden die in de onderhavige zaak worden opgelegd.
Ten aanzien van parketnummer 01.204359.21
De politierechter heeft verdachte op 21 september 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging, met dien verstande dat de twee weken gevangenisstraf worden omgezet in een taakstraf voor de duur van 60 uur. De raadsvrouw heeft zich hierbij ter zitting aangesloten.
De rechtbank overweegt als volgt. Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, zodat de vordering van de officier van justitie toewijsbaar is. De rechtbank ziet, met de officier van justitie en de raadsvrouw, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen over de straf aanleiding om de gevangenisstraf van twee weken om te zetten in een taakstraf van 60 uur.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 23, 24c, 57, 62, 310 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 a, 7, 8, 107, 176, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 225 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 150 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie (3) jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich uiterlijk binnen drie (3) dagen na
het onherroepelijk worden van dit vonniszal melden bij [naam] van [instelling] reclassering en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd voor een jaar, of zoveel korter als de behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in de [instelling] , althans een soortgelijke intramurale instelling, zich zal houden aan de huisregels en aan de aanwijzingen, waaronder omtrent het innemen van medicijnen, die in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer)directeur van die instelling zullen worden gegeven en zal meewerken aan indicatiestelling en plaatsing in verband met een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, indien de reclassering dat gewenst vindt;
- na afloop van de klinische opname gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- zich na afloop van de klinische opname gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt onder behandeling zal stellen van [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen, waaronder omtrent het innemen van medicijnen, die in dat kader worden gegeven;
- zich -indien dat tijdens de proeftijd noodzakelijk is- laat behandelen door een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik, bij overmatig middelengebruik of in geval van ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal verdachte zich,
nadat dit door de rechter is bevolen, laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt zeven (7) weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht, om het gebruik van alcohol en drugs en middelengebruik te beheersen;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder feit 2, feit 3 en feit 4 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, te weten twaalf (12) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt verdachte voor het ten aanzien van feit 5 bewezenverklaarde een geldboete op van € 400,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door acht (8) dagen hechtenis;
ten aanzien van de benadeelde partij
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 01.264622.22

verlengt de proeftijdals vermeld in het vonnis van de politierechter van 5 januari 2023 met één (1) jaar;

wijzigtde bijzondere voorwaarden, zodat deze als volgt komen te luiden, namelijk dat verdachte:
- zich zal melden bij
[naam] van [instelling] reclasseringen zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd voor de duur van maximaal een jaar, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar nodig acht, zal laten opnemen in de [instelling] , althans een soortgelijke intramurale instelling, zich zal houden aan de huisregels en aan de aanwijzingen, waaronder omtrent het innemen van medicijnen, die in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer)directeur van die instelling zullen worden gegeven en zal meewerken aan indicatiestelling en plaatsing in verband met een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, indien de reclassering dat gewenst vindt;
- na afloop van de klinische opname gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- zich na afloop van de klinische opname gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt onder behandeling zal stellen van [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen, waaronder omtrent het innemen van medicijnen, die in dat kader worden gegeven;
- zich -indien dat tijdens de proeftijd noodzakelijk is- laat behandelen door een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik, bij overmatig middelengebruik of in geval van ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal verdachte zich,
nadat dit door de rechter is bevolen, laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt zeven (7) weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- werkt gedurende de proeftijd mee aan urineonderzoek en ademonderzoek, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht, om het gebruik van alcohol en drugs en middelengebruik te beheersen;
 laat het vonnis van 5 januari 2023 voor het overige in stand;
ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 01.204359.21
 gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf een taakstraf gedurende 60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van veertien (14) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van den Toorn (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. P. Verkroost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 februari 2024.
mr. K.A.M. van Hoof is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023512272, gesloten op 27 november 2023, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 107.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 81.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 102.
5.Proces-verbaal van aanhouding, p. 180.
6.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 februari 2024.