ECLI:NL:RBGEL:2024:1447

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
05-096984-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettendheid van bestuurder

Op 23 februari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval. De verdachte, die op 11 september 2022 in Hengelo reed, heeft een motorrijder over het hoofd gezien tijdens het afslaan naar zijn woning. Dit leidde tot een aanrijding waarbij de motorrijder, genaamd [slachtoffer], om het leven kwam. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van aanmerkelijke onoplettendheid. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in een moment van onoplettendheid handelde, maar dat dit niet voldeed aan de vereisten voor schuld zoals bedoeld in de Wegenverkeerswet. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een geldboete van € 1.000,00 op, te vervangen door 20 dagen hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak benadrukt de nuances in verkeersrecht en de beoordeling van schuld bij verkeersongevallen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/096984-23
Datum uitspraak : 23 februari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [straatnaam] [woonplaats] .
Raadsman: mr. E.J.M.J. Damen, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 februari 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 september 2022 te Hengelo, in de gemeente Bronckhorst, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig ([bedrijfs]auto),
daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam], zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij ter plaatse goed bekend is en/of
- terwijl verdachte reed op een rechte weg en/of
- terwijl het zicht van verdachte onbelemmerd was en/of
- terwijl een motorfiets hem over dezelfde weg vanuit tegengestelde richting naderde en/of de koplamp van deze motorfiets licht uitstraalde,
- zich niet of onvoldoende ervan vergewist of de door hem bereden weg voor het tegemoetkomende verkeer vrij was van enig (dicht genaderd) verkeer en/of
- ter hoogte van een aan de linkerzijde van die weg gelegen inrit (vanuit het perspectief van verdachte) naar links is afgeslagen, teneinde deze inrit (naar de woning van verdachte) op/in te
rijden, zijnde een bijzondere manoeuvre, als bedoeld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 naar links is afgeslagen, teneinde voornoemde inrit op/in te rijden, waarbij hij, verdachte, een hem over dezelfde weg (de [straatnaam]) tegemoetkomende bestuurder van een motorfiets niet voor heeft laten gaan en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, de hem toen dicht genaderd zijnde bestuurder van die motorfiets en/of die motorfiets, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 september 2022 te Hengelo, in de gemeente Bronckhorst, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig ([bedrijfs]auto), daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam],
- terwijl hij ter plaatse goed bekend is en/of
- terwijl verdachte reed op een rechte weg en/of
- terwijl het zicht van verdachte onbelemmerd was en/of
- terwijl een motorfiets hem over dezelfde weg vanuit tegengestelde richting naderde en/of de koplamp van deze motorfiets licht uitstraalde,
- zich niet of onvoldoende ervan vergewist of de door hem bereden weg voor het tegemoetkomende verkeer vrij was van enig (dicht genaderd) verkeer en/of
- ter hoogte van een aan de linkerzijde van die weg gelegen inrit (vanuit het perspectief van verdachte) naar links is afgeslagen, teneinde deze inrit (naar de woning van verdachte) op/in te
rijden, zijnde een bijzondere manoeuvre, als bedoeld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 naar links is afgeslagen, teneinde voornoemde inrit op/in te rijden, waarbij hij, verdachte, een hem over dezelfde weg (de [straatnaam]) tegemoetkomende bestuurder van een motorfiets niet voor heeft laten gaan en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, de hem toen dicht genaderd zijnde bestuurder van die motorfiets en/of die motorfiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 september 2022 omstreeks 09:50 uur heeft een ongeval plaatsgevonden op de [straatnaam] in Hengelo (Gelderland). Hierbij kwam een Volkswagen Caravelle, bestuurd door verdachte, in botsing met een motorfiets van het merk BMW, bestuurd door [slachtoffer] . [2] Verdachte reed in de richting van Hengelo (Gelderland) en [slachtoffer] reed in tegengestelde richting. Ter hoogte van het perceel [perceelnummer] sloeg verdachte linksaf de inrit van zijn woonadres op zonder doorgang te verlenen aan de recht doorgaande [slachtoffer] . Hierbij ontstond een aanrijding waarbij de BMW met de voorzijde tegen de rechter voorzijde van de Volkswagen aan reed. Gelet op de beschadiging op de voorruit van de Volkswagen is [slachtoffer] daarbij met zijn hoofd op de voorruit terecht gekomen. [3]
Ten gevolge van deze aanrijding is [slachtoffer] overleden. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, te weten overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW) waarbij de mate van schuld als aanmerkelijk dient te worden aangemerkt. Verdachte heeft de verkeersvoorschriften van artikelen 18 en 54 van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) overtreden. Hij had de rechtdoor gaande motorrijder voorrang moeten verlenen bij het afslaan en bij het verrichten van de bijzondere manoeuvre (het oprijden van een inrit).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair tenlastegelegde omdat verdachte geen gedragingen heeft verricht die schuld in de zin van artikel 6 WVW kunnen opleveren. Verdachte heeft de motorrijder niet gezien en heeft dus geen voorrang verleend, maar er is geen sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend rijgedrag. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals primair ten laste is gelegd.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW is vereist dat het rijgedrag van verdachte zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam is geweest. Daarvoor moet worden beoordeeld of sprake is van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en naar de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Vast staat dat verdachte geen voorrang heeft verleend aan de hem tegemoet komende motorfiets bij het afslaan naar links, terwijl dat wel had gemoeten. Daarmee heeft verdachte in strijd gehandeld met hetgeen in artikelen 18 en 54 RVV 1990 is vermeld.
Uit de verkeersongevallenanalyse volgt dat de maximumsnelheid ter plaatse 60 km per uur is. Het ongeval vond plaats op een recht weggedeelte. Het was droog en helder weer, het wegdek was in goede staat en het voertuig van verdachte vertoonde geen technische gebreken. Het zicht van verdachte werd niet beperkt. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij op de [straatnaam] goed bekend is met de verkeerssituatie. [6]
Om bij zijn woning te komen moet hij linksaf slaan en de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer kruisen. Hij minderde snelheid en heeft goed gekeken of er verkeer aan kwam. Hij kon goed zien of er verkeer aankwam vanuit de richting Hengelo (Gelderland). In de veronderstelling dat er niets aan kwam, is hij de inrit in gaan rijden.
Vrijspraak artikel 6 WVW
De rechtbank overweegt dat verdachte de motorrijder voor had moeten laten gaan alvorens af te slaan, hetgeen hij niet heeft gedaan. Hij heeft de motorrijder kennelijk niet gezien en was in de veronderstelling dat hij kon afslaan. Door deze (verkeerde) veronderstelling heeft verdachte met één handeling strikt genomen twee verkeersovertredingen begaan. Waarom verdachte de motorrijder niet heeft gezien, kan niet worden vastgesteld. Er is niet gebleken dat verdachte was afgeleid of andere voor deelname aan het verkeer geldende wettelijke gedragsregels heeft overtreden. Naar het oordeel van de rechtbank is de gemaakte voorrangsfout te wijten aan een moment van onoplettendheid. Van bijkomende causale omstandigheden is niet gebleken. Deze verkeersfout is in deze zaak onvoldoende om tot de conclusie te komen dat verdachte met de voor artikel 6 WVW vereiste aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid heeft gehandeld. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit daarom niet bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewezenverklaring artikel 5 WVW
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat door het gedrag van verdachte gevaar is veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW. Het verkeersgedrag van verdachte heeft immers geleid tot het verkeersongeval. De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het
subsidiairtenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks11 september 2022 te Hengelo, in de gemeente Bronckhorst,
in elk geval in Nederland,als bestuurder van een motorrijtuig (
[bedrijfs]auto), daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam],
- terwijl hij ter plaatse goed bekend is en
/of
- terwijl verdachte reed op een rechte weg en
/of
- terwijl het zicht van verdachte onbelemmerd was en
/of
- terwijl een motorfiets hem over dezelfde weg vanuit tegengestelde richting naderde
en/of de koplamp van deze motorfiets licht uitstraalde,
- zich
niet ofonvoldoende ervan vergewist
heeftof de door hem bereden weg voor het tegemoetkomende verkeer vrij was van enig (dicht genaderd) verkeer en
/of
- ter hoogte van een aan de linkerzijde van die weg gelegen inrit (vanuit het perspectief van verdachte) naar links is afgeslagen, teneinde deze inrit (naar de woning van verdachte)
op/in te
rijden, zijnde een bijzondere manoeuvre, als bedoeld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en
/ofhet gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 naar links is afgeslagen, teneinde voornoemde inrit
op/in te rijden, waarbij hij, verdachte, een hem over dezelfde weg (de [straatnaam]) tegemoetkomende bestuurder van een motorfiets niet voor heeft laten gaan en
/of
-
is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met, de hem toen dicht genaderd zijnde bestuurder van die motorfiets en
/ofdie motorfiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt
, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft (uitgaande van een veroordeling voor het primair ten laste gelegde misdrijf) gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 1 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht te volstaan met een geldboete en een eventuele ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkeersfout en daardoor gevaar veroorzaakt op de weg. Hierdoor is hij in botsing gekomen met de bestuurder van een motorfiets die ten gevolge van deze botsing is overleden. Dit is een overtreding en niet een misdrijf.
De verkeersfout van verdachte heeft erin bestaan dat hij de motorrijder niet heeft gezien en (daarom) niet voor heeft laten gaan. Hoewel de gevolgen van deze verkeersfout onmiskenbaar zeer groot zijn, betreft dit een relatief kleine verkeersfout.
Verder betrekt de rechtbank bij de straftoemeting de houding van verdachte. Hij heeft zich direct na het ongeval bekommerd om het slachtoffer en hulp willen bieden, maar moest constateren dat hij al overleden was. Daarna heeft hij in samenspraak met de wijkagent contact gezocht met de nabestaanden van het slachtoffer. Dit werd door de nabestaanden zeer gewaardeerd en de wederzijdse compassie zoals deze ter zitting duidelijk werd, vindt de rechtbank bewonderenswaardig. Verdachte heeft zich uitermate schuldbewust getoond en het ongeval heeft ook op hem en zijn gezin grote impact gehad en heeft dat nog.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank komt in de eerste plaats tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie, maar weegt ook, meer dan de officier van justitie, de houding van verdachte en hoe hij zich verhoudt tot de nabestaanden mee. De rechtbank is van oordeel dat voor wat betreft de strafmodaliteit en de hoogte daarvan aansluiting moet worden gezocht bij wat gewoonlijk wordt opgelegd bij overtreding van artikel 5 WVW, namelijk een geldboete. Anders dan door de officier van justitie is betoogd ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Verdachte is er duidelijk van doordrongen dat hij zich oplettend(er) dient te gedragen in het verkeer. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een geldboete van € 1.000,00 opleggen, te vervangen door 20 dagen hechtenis indien verdachte niet betaalt.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht;
- 5, 177 en 186 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 18 en 54 Reglement verkeersregels en verkeerstekens.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 1.000,00(duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Bruins (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van der Velden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 februari 2024.
Mrs. F.J.H. Hovens en J.M. Breimer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022420362-1, gesloten op 30 maart 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 2-3.
3.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 14.
4.Schouwverslag dhr. [schouwarts] d.d. 11 september 2022, ongenummerd.
5.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 14 en proces-verbaal Forensische opsporing verkeer Schade inpassing p. 9.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 24.