ECLI:NL:RBGEL:2024:1431

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 4429
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor het bouwen van tijdelijke woningen in strijd met het bestemmingsplan

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de verleende omgevingsvergunning van 9 mei 2023 voor het bouwen van 23 tijdelijke woningen aan [locatie 1]. De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2024 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigden van het college en de vergunninghouder aanwezig waren. Eiser is niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de omgevingsvergunning in stand blijft, omdat het college voldoende gemotiveerd heeft aangetoond dat de marginale toename van verkeer op [locatie 2] acceptabel is en dat de vergunning voldoet aan de eisen van de goede ruimtelijke ordening.

De rechtbank overweegt dat de vergunninghouder de aanvraag voor de tijdelijke woningen heeft ingediend als uitwijklocatie voor bewoners die tijdelijk hun huurwoning moeten verlaten. De omgevingsvergunning is verleend in strijd met het bestemmingsplan, maar de rechtbank oordeelt dat het college bij de afweging van belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen de activiteit bouwen, maar enkel tegen de afwijking van het bestemmingsplan.

De rechtbank concludeert dat de toename van verkeersbewegingen op [locatie 2] niet onevenredig is en dat de geluidsbelasting op de woning van eiser niet significant zal toenemen. De rechtbank wijst erop dat de wettelijke voorbereidingsprocedure is gevolgd en dat eiser niet tot de direct omwonenden behoort. De beroepsgrond van eiser slaagt niet, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de omgevingsvergunning in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/4429

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel

(gemachtigden: [naam] en [naam] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [woonplaats] (de vergunninghouder)
(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de verleende omgevingsvergunning van 9 mei 2023 voor het bouwen van 23 tijdelijke woningen aan [locatie 1] .
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van het college en de gemachtigde van de vergunninghouder. Eiser is na bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de verlening van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank acht het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat ging aan het besluit vooraf?
4. De vergunninghouder heeft op 9 juni 2022 een aanvraag ingediend voor het bouwen van 23 tijdelijke woningen aan [locatie 1] voor de duur van 15 jaar. De woningen zijn bedoeld als uitwijklocatie voor bewoners die tijdelijk hun huurwoning in [plaats] moeten verlaten, onder andere in verband met renovatie/herstructurering en voor personen met een directe woonvraag zoals spoedzoekers en statushouders.
Het besluit
5. De omgevingsvergunning is verleend voor bouwen en strijdig gebruik met het bestemmingsplan. [1] Het bestemmingsplan Kerkdriel en Hoenzadriel 2013 is van toepassing, volgens dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming Agrarisch.
Crisis- en herstelwet
6. Omdat het voorliggende project ziet op de bouw van 23 (tijdelijke) woningen, is de Crisis- en herstelwet van toepassing. [2]
Toetsingskader
7. Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen de omgevingsvergunning voor zover die ziet op de activiteit bouwen. Zijn beroepsgronden zien alleen op de afwijking van het bestemmingsplan en of daarbij is voldaan aan een goede ruimtelijke ordening.
7.1.
De beslissing om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo een omgevingsvergunning te verlenen voor een project dat in strijd is met het bestemmingsplan, is een bevoegdheid van het college. Gelet op de aanhef van dit artikel mag het project niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter toetst of het college bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Is het verkeersonderzoek voldoende gemotiveerd?
7.2.
Eiser woont op [locatie 2] . Tussen zijn woning en het plangebied is de afstand ongeveer 300 meter. Eiser voert aan dat de omgevingsvergunning zal leiden tot een toename van verkeersbewegingen op [locatie 2] en voert aan dat onvoldoende is onderzocht en gemotiveerd of [locatie 2] deze toename van de verkeersbewegingen aan kan. Volgens eiser is [locatie 2] op dit moment al niet toereikend om de huidige verkeersbelasting aan te kunnen waardoor iedere toename van verkeer op [locatie 2] in strijd met de goede ruimtelijke ordening is. De extra verkeersbewegingen van minimaal 172 motorvoertuigen per dag is dus te veel. Het college is bij het verlenen van de omgevingsvergunning uitgegaan van een verkeerstelling uit 2018 waaruit zou blijken dat [locatie 2] een toename van verkeersbewegingen wel aankan, maar die verkeerstelling is achterhaald. Eiser voert ter onderbouwing aan dat sinds 2018 de verkeersbelasting van [locatie 2] is toegenomen door diverse ontwikkelingen binnen de gemeente zoals een (tijdelijk) verkeersbesluit (parkeerverbod) voor [locatie 3] voor een omleidingsroute voor vrachtverkeer [3] en het besluit van 7 juli 2022 en 22 mei 2023 om extra geld ter beschikking te stellen voor het vergroten van de toeristenstroom naar recreatiegebied [recreatiegebied] , terwijl er nog geen alternatieve route naar het recreatiegebied is. Daarnaast is de verkeerstelling uitgevoerd in september en oktober, waardoor geen rekening is gehouden met het recreatieverkeer naar het recreatiegebied [recreatiegebied] . Daardoor klopt het aantal verkeersbewegingen waar het college van uitgaat ook al niet.
7.3.
De rechtbank overweegt dat het plangebied voor motorvoertuigen wordt ontsloten via [locatie 1] , die aan de zuidkant doodloopt en aan de noordkant uitkomt op [locatie 2] . Het is daarom inderdaad aannemelijk dat het realiseren van de plannen zal leiden tot een toename van verkeer op [locatie 2] . [locatie 2] is een erftoegangsweg en een dergelijke weg heeft een capaciteit van 5000 verkeersbewegingen per dag. Daar gaat het college van uit en ook eiser noemt dit aantal in zijn beroepsgronden, waardoor de rechtbank daar ook van uitgaat. Uit een rapport van [adviesbureau] uit 2018 blijkt dat het aantal dagelijkse verkeersbewegingen op [locatie 2] 2.900 is. Uit de ruimtelijke onderbouwing volgt dat de sociale huurwoningen op een werkdag circa 143 motorvoertuigbewegingen genereren.
7.4.
Het college geeft aan dat er diverse besluiten zijn genomen die in de toekomst verkeersaantrekkende werking kunnen hebben binnen de gemeente. De door eiser genoemde ontwikkelingen hebben geen effect op het aantal motorvoertuigenbewegingen op [locatie 2] . Het verkeersbesluit voor [locatie 3] zag op een omleidingsroute voor verkeer over [locatie 3] juist in het kader van de herinrichting van [locatie 2] .
De andere besluiten zijn nog niet uitgevoerd en worden pas uitgevoerd als [locatie 4] , is aangelegd. Door die randweg zal de verkeersbelasting van [locatie 2] verminderen. Voor het realiseren van de zuidelijke ontsluitingsroute is op 21 december 2023 het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. [4]
7.5.
De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft onderbouwd dat er besluiten zijn genomen en uitgevoerd in de periode vanaf 2018 tot het nemen van het bestreden besluit waardoor er sprake is van een verkeerstoename op [locatie 2] . Het college mocht daarom uitgaan van de verkeerstelling uit 2018. Dat de telling buiten het recreatieseizoen heeft plaatsgevonden heeft niet tot gevolg dat de telling daarmee niet representatief is. Het recreatiegebied wordt namelijk door verschillende wegen ontsloten en niet alleen door [locatie 2] . Eiser heeft verder niet betwist dat voor [locatie 2] kan worden uitgegaan van een capaciteit van 5.000 verkeersbewegingen per dag. Wel is er in geschil of voor de toename moet worden uitgegaan van 143 of 172 verkeersbewegingen per dag. Eiser heeft de door hem genoemde toename van 172 verkeersbewegingen per dag niet onderbouwd. In de ruimtelijke onderbouwing is daarentegen opgenomen hoe is gekomen tot 143 verkeersbewegingen op basis van de geldende CROW-normen. Gelet hierop staat vast dat de bouw van de 23 tijdelijke woningen zal leiden tot een minimale toename van het aantal verkeersbewegingen op [locatie 2] . Het aantal verkeersbewegingen blijft nog ruim onder de capaciteit van 5.000 verkeersbewegingen per dag. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat [locatie 2] geen toename van het aantal verkeersbewegingen aankan. Ook is de rechtbank van oordeel dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat [locatie 2] de toename van het aantal verkeersbewegingen aan kan. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van toename van geluidsbelasting op de woning van eiser?
8. Eiser stelt dat onvoldoende is onderzocht en gemotiveerd welke geluidsbelasting op zijn woning en de andere omwonenden op [locatie 2] is te verwachten. De geluidsbelasting van de woningen op [locatie 2] is al hoog. Door het toepassen van een salamitechniek waarbij bij ieder besluit afzonderlijk de geluidsbelasting wordt getoetst, neemt de geluidsbelasting alleen maar toe. Dat is in het kader van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbaar.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Zoals hiervoor is opgenomen ligt de woning van eiser zo’n 300 meter van het plangebied af. Gelet op wat hiervoor is overwogen over de marginale toename van het aantal verkeersbewegingen, zal het bestreden besluit niet leiden tot een aantasting van zijn woon- en leefomgeving. Daarnaast wordt bij indirect geluidhinder door verkeer van en naar het plangebied er vanuit gegaan dat het verkeer op een gegeven moment is opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Er bestaat geen aanleiding om de geluidsbelasting op de woning van eiser te onderzoeken, omdat ter hoogte van zijn woning het verkeer is opgegaan in het heersende verkeersbeeld. [5]
Is het akoestisch onderzoek voldoende?
9. Eiser voert aan dat het akoestisch onderzoek dat is gebruikt voor de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende is, omdat het een onderzoek is van 4 september 2017 en het geen betrekking heeft op het perceel waarop de woningen worden gerealiseerd maar op een bestemmingsplanwijziging voor [locatie 5] .
9.1.
In het bestuursrecht geldt de regel dat een bestuursrechter een besluit niet vernietigt vanwege strijd met regels die de belangen van anderen dan eiser beogen te beschermen. Dit heet het ‘relativiteitsvereiste’ en staat in artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat het relativiteitsvereiste aan een inhoudelijke beoordeling van deze beroepsgrond in de weg staat, omdat de norm van de goede ruimtelijke ordening voor wat betreft het akoestisch onderzoek gericht is op de (toekomstige) bewoners van de tijdelijke woningen. De norm beoogt daarom niet om het belang van eiser te beschermen. De rechtbank komt daarom niet toe aan inhoudelijke behandeling van deze beroepsgrond.
Is de omgeving voldoende betrokken bij het plan?
10. De omgevingsvergunning is volgens eiser onzorgvuldig voorbereid omdat de omgeving onvoldoende is betrokken bij het plan. De inbreng van eiser is niet of onvoldoende betrokken bij de voorbereiding van het initiatief. Zijn e-mail van 23 april 2021 is bijvoorbeeld niet beantwoord door het college. Ook is er geen poging gedaan om eiser te informeren of bij de plannen te betrekken. De omgevingsvergunning is daarom onzorgvuldig voorbereid.
10.1.
Voor het verlenen van de omgevingsvergunning is de wettelijke voorbereidingsprocedure gevolgd. In dit geval was dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure waarbij het ontwerpbesluit ter inzage heeft gelegen en daar zienswijzen tegen konden worden ingediend. Eiser heeft dat ook gedaan. Het college heeft op de zienswijze gereageerd. Daarmee is voldaan aan de vereisten van de wettelijke procedure zodat in zoverre de omgevingsvergunning voldoende zorgvuldig is voorbereid. Ter zitting heeft de vergunninghouder toegelicht dat met alle direct omwonenden gesprekken zijn gevoerd en dat eiser niet tot de kring van direct omwonenden behoort. Hij is daarom niet al bij de fase van de omgevingsdialoog betrokken. Wel heeft eiser een zienswijze ingediend en door het college is daar bij het bestreden besluit ook op gereageerd. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de omgevingsvergunning van 9 mei 2023 in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. van Gerwen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat in het hogerberoepschrift de gronden van hoger beroep kenbaar moeten worden gemaakt. Na de genoemde termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a en c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) samen met artikel 2.12, eerste lid, onder a, 3° van de Wabo.
2.Artikel 1.1, eerste lid, onder a, Crisis- en herstelwet in samenhang met bijlage I, onder 3.1 bij de Crisis- en herstelwet.
3.Gemeenteblad 2022, 295443, van 29 juni 2022.
4.Gemeenteblad 2023, 555973, van 22 december 2023.
5.ABRvS, 25 mei 2022, ECI:NL:RVS:2022:1504, r.o. 39.