ECLI:NL:RBGEL:2024:1430

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
16-209443-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van witwassen met vrijspraak voor oplichting en valsheid in geschrift

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van witwassen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten van oplichting en valsheid in geschrift, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor zijn betrokkenheid bij deze delicten. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan het witwassen van een geldbedrag van € 82.545,00, dat vermoedelijk afkomstig was van oplichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte contante geldbedragen had gestort op zijn bankrekening, waarvan een deel afkomstig was van de oplichtingen van benadeelden die mondkapjes hadden besteld maar nooit ontvangen. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, rekening houdend met een schending van de redelijke termijn van anderhalf jaar. De benadeelde partij, Dolphin Solutions LTD, had een vordering tot schadevergoeding ingediend, die voor een bedrag van € 186.400,68 werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor deze schadevergoeding, maar wees de vordering tot smartengeld af. De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en de impact van oplichting op slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 16.209443.20
Datum uitspraak : 25 januari 2024
Verstek
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 5 januari 2020 tot en met 13 augustus 2020 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [benadeelde 1] /Dolphin Solutions LTD en/of
- [benadeelde 2] en/of
- [benadeelde 3] en/of
- [benadeelde 4] en/of
- [benadeelde 5] ,
heeft bewogen tot afgifte ven enig goed, te weten
- een geldbedrag van (ongeveer) 186.400,68 euro, in elk geval enig geldbedrag (toebehorende aan [benadeelde 1] /Dolphin Solutions LTD ) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 64.140,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (toebehorende aan [benadeelde 2] ) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 249.708,50 euro, in elk geval enig geldbedrag (toebehorende aan [benadeelde 3] ) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 17.131,73 euro, in elk geval enig geldbedrag (toebehorende aan [benadeelde 4] ) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 40.800,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (toebehorende aan [benadeelde 5] )door middels een website, lijkende op de website van [bedrijf 1] , producten, te weten onder andere mondkapjes, te koop aan te bieden en/of (vervolgens) na een bestelling door voornoemde [benadeelde 1] /Dolphin Solutions LTD en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , een of meerdere factu(u)r(en) te verzenden op naam van [bedrijf 1] :
- gericht aan [benadeelde 1] /Dolphin Solutions LTD met kenmerk/invoice #87937 d.d. 1 mei 2020 en/of
- gericht aan [benadeelde 5] met kenmerk/invoice #1068 d.d. 8 mei 2020 en/of
- gericht aan [benadeelde 5] met kenmerk/invoice #1065 d.d. 5 mei 2020 en/of
- gericht aan [benadeelde 2] met kenmerk/invoice #1964 d.d. 4 mei 2020 en/of
- gericht aan [benadeelde 3] en/of
- gericht aan [benadeelde 4] , en/of ( vervolgens) met een of meer perso(o)n(en) via whatsapp en/of
e-mailberichten een of meermalen contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van die aangeboden goed(eren) en/of zich daarbij voor te doen als zijnde [bedrijf 1] en/of [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] , in elk geval als eigenaar/bezitter en/of als bonafide/betrouwbare verkoper van die goed(eren) en/of de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde [benadeelde 1] /Dolphin Solutions LTD en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] dat de te koop aangeboden goed(eren) na betaling daadwerkelijk zouden worden
toegezonden/geleverd (door onder andere een registratie certificaat toe te sturen);
feit 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 januari 2020 tot en met 13 augustus 2020 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een of meer factu(u)r(en) en/of verzendbewijzen en/of e-mailbericht(en) en/of
chatbericht(en) en/of aan- en verkoopcontract en/of registratiecertifica(a)t(en), in elk geval een of meer document(en), verzonden in de periode van 5 januari 2020 tot en met 14 mei 2020 op naam van [bedrijf 1] en/of [persoon 2] en/of [benadeelde 1] /Dolphin Solutions LTD en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [bedrijf 2] valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of gebruik heeft doen maken van valse en/of vervalste geschriften, immers heeft verdachte (telkens)
- die/dat e-mailbericht(en) verzonden op 27 maart 2020 vanaf het mailadres [e-mail] valselijk heeft ondertekend met ' [persoon 2] ' en/of ' [persoon 3] ' en/of
- die/dat een of meer factu(u)r(en) en/of verzendbewijzen en/of aan- en verkoopbewijzen, in elk geval een of meer document(en), valselijk heeft ondertekend met 'Director of Import and Export mr [persoon 2] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [bedrijf 1] , (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
feit 3
hij op of omstreeks 8 januari 2020 tot en met 13 augustus 2020, te Apeldoorn, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer voorwerp(en), te weten meerdere dan wel enig (groot) geldbedrag (van in ieder geval 82.545,00 euro), (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld
wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en), te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), voorhanden had,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (al dan niet eigen) misdrijf
en/of
(telkens) één of meer voorwerpen(en) te weten meerdere dan wel enig (groot) geldbedrag (van in ieder geval 82.545,00 euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (al dan niet eigen) misdrijf.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 1 en 2 vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs van betrokkenheid van verdachte bij de oplichtingen en de daaraan gerelateerde valsheid in geschrift. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder feit 3 tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak feit 1 en 2
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte, al dan niet samen met anderen, betrokken is bij de onder feit 1 ten laste gelegde oplichtingen en de daaraan gerelateerde valsheid in geschrift, ten laste gelegd onder feit 2. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde.
Feit 3
Onder feit 3 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij een geldbedrag van € 82.545,00 heeft witgewassen. Ter terechtzitting van 22 december 2023 heeft de officier van justitie aangegeven dat dit geldbedrag bestaat uit:
  • een totaalbedrag van € 80.130,00 aan contante stortingen op de ABN AMRO-bankrekening van verdachte in de periode van 23 januari 2020 tot en met 9 juli 2020;
  • een totaalbedrag van € 2.415,00 betreffende overboekingen van de Rabobank-rekeningen van medeverdachte [medeverdachte 1] naar de ABN AMRO-bankrekening van verdachte.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de personen [benadeelde 1] en [benadeelde 3] (via zijn eenmanszaak [benadeelde 3] ) mondmaskers hebben besteld bij personen die zich voordeden als medewerkers van [bedrijf 1] . [benadeelde 1] en [benadeelde 3] hebben meerdere (aan)betalingen hebben gedaan. De mondmaskers zijn nooit geleverd en het bedrijf [bedrijf 1] bleek ook geen mondmaskers te verkopen. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat [benadeelde 1] en [benadeelde 3] zijn opgelicht.
[benadeelde 1] en [benadeelde 3] hebben onder andere geld overgemaakt naar de ING-rekeningen op naam van medeverdachte [medeverdachte 2] (respectievelijk geldbedragen van in totaal € 83.530,96 en € 20.115,00 overgemaakt in de periode van 21 april 2020 tot en met 4 mei 2020) en wat [benadeelde 1] betreft ook naar een rekening op naam van [medeverdachte 3] (een totaalbedrag van € 102.869,72 overgemaakt in de periode van 23 april 2020 tot en met 29 april 2020). Op de bankrekeningen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] wordt in de periode april en mei 2020 ook respectievelijk € 13.850,00 en € 41.043,75 overgemaakt van andere buitenlandse bedrijven/personen.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij zijn de bankpas van zijn ING-rekeningen heeft uitgeleend aan [verdachte] , zodat [verdachte] geld over kon laten maken naar de bankrekening en vervolgens kon opnemen. [medeverdachte 3] heeft ook zelf geld opgenomen voor [verdachte] .
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij de bankpas van haar ING-rekening heeft uitgeleend aan medeverdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] wist niets van de overboekingen naar haar rekeningen en de daaropvolgende contante opnames. [medeverdachte 1] heeft op zijn beurt verklaard dat hij de bankpas van [medeverdachte 2] aan zijn benedenbuurman [verdachte] heeft gegeven. Soms nam [verdachte] zelf geld op vanaf de bankrekening van [medeverdachte 2] en soms nam [medeverdachte 1] geld op en gaf dat geld vervolgens aan [verdachte] .
Verdachte heeft verklaard geld te hebben opgenomen met de bankpas van [medeverdachte 3] . Hij herkent zichzelf van camerabeelden genomen tijdens de geldopnames met de bankpas van [medeverdachte 2] . Ook heeft verdachte verklaard dat hij vermoedde dat het geld afkomstig was van oplichting. In het dossier bevinden zich verder foto’s, aangetroffen op de telefoon van verdachte, waarop grote contante geldbedragen te zien zijn op een bed en een tafel, welke gelijkenissen vertonen met het bed en de tafel zoals aangetroffen in de kamer van verdachte tijdens de doorzoeking. Verdachte heeft geen verklaring af willen leggen over het aantreffen van deze foto’s op zijn telefoon.
Verdachte heeft geen verklaring afgelegd over de herkomst van het geldbedrag van in totaal € 80.130,00 dat op zijn ABN AMRO-rekening is gestort. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat de politie geen vragen heeft gesteld over deze contante stortingen en dat verdachte niet ter terechtzitting is verschenen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de persoon die [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] aanduiden als [verdachte] , verdachte betreft. De rechtbank is verder van oordeel dat verdachte contante geldbedragen voorhanden heeft gehad die deels afkomstig moeten zijn geweest van de oplichting van [benadeelde 1] en [benadeelde 3] . Verdachte heeft die geldbedragen immers zelf contant opgenomen of kreeg het geld van [medeverdachte 3] of [medeverdachte 1] , nadat zij het geld hadden opgenomen. Verdachte wist ook dat de geldbedragen van misdrijf (oplichting) afkomstig waren. Het voorhanden hebben (witwassen) van deze contante geldbedragen is echter niét aan verdachte ten laste gelegd. Bij de beoordeling van de civiele vordering zal de rechtbank op dit punt terugkomen.
De vraag die zich voordoet is of het geldbedrag van in totaal € 80.130,00 dat in de periode 23 januari 2020 tot en met 9 juli 2020 op de bankrekening van verdachte is gestort geheel of gedeeltelijk afkomstig is uit de oplichtingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 3] , dan wel enig ander misdrijf.
De rechtbank overweegt dat het storten van een dergelijk hoog geldbedrag in een periode van ongeveer een half jaar op zich al opvallend is; zeker voor een student. De inkomsten waar verdachte over verklaart kunnen een dergelijk hoog bedrag aan contante stortingen immers niet verklaren. Daar komt bij, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, dat verdachte betrokken was bij het opnemen van de geldbedragen deels afkomstig uit de oplichtingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 3] en anderen en dat hij deze geldbedragen ook voorhanden heeft gehad. Ook zijn in de telefoon van verdachte foto’s aangetroffen van grote contante geldbedragen, waarvan de rechtbank vaststelt dat die zijn gemaakt op de kamer van verdachte. Verdachte heeft geen verklaring af willen leggen over het aantreffen van die foto’s, terwijl een verklaring van verdachte gelet op de omstandigheden wel van verdachte had mogen worden verwacht.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte grote contante geldbedragen voorhanden heeft gehad, waarvan deels kan worden vastgesteld dat die geldbedragen afkomstig zijn van misdrijf en deels sprake is van een onverklaarbaar vermogen, waarover verdachte geen verklaring af heeft willen leggen. Naar het oordeel van de rechtbank is er gelet op het voorgaande geen andere conclusie mogelijk dan dat het geldbedrag van in totaal € 80.130,00 dat in de periode 23 januari 2020 tot en met 9 juli 2020 op de bankrekening van verdachte is gestort minst genomen gedeeltelijk afkomstig is uit misdrijf en dat verdachte dat ook wist. Verdachte heeft zich voor dit deel van het tenlastegelegde onder feit 3 daarmee schuldig gemaakt aan witwassen, door dit totale geldbedrag op zijn rekening te storten (om te zetten) en voorhanden te hebben.
Voor wat betreft het bedrag van € 2.415,00 afkomstig van Rabobank-rekeningen van medeverdachte [medeverdachte 1] kan de rechtbank niet vaststellen dat het afkomstig is uit enig misdrijf. In zoverre zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 3
hij op
of omstreeks8 januari 2020 tot en met 13 augustus 2020, te Apeldoorn
, in ieder geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een
ander ofanderen
, althans alleen, één of meer voorwerp(en), te weten meerdere dan wel enig (groot) geldbedrag (van in ieder geval 82.545,00 euro), (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld
wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en), te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), voorhanden had,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (al dan niet eigen) misdrijf
en/of
(telkens)één
of meervoorwerp
en(en)te weten
meerdere dan welenig (groot) geldbedrag (van
in ieder geval80.130,00euro),
heeft verworven,voorhanden heeft gehad
, heeft overgedragenen
/ofomgezet
, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist
, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat bovenomschreven voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
(al dan niet eigen)misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3:
medeplegen van witwassen

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot geldbedrag, waarschijnlijk afkomstig van oplichting, over een periode van ongeveer een half jaar. Het witwassen van verdachte bestond uit het storten van contante geldbedragen op zijn eigen rekening. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Witwassen vormt een ernstige aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving. Daarbij komt dat, zoals uit het dossier naar voren komt, verdachte anderen er toe aanzette bankrekeningen ter beschikking te stellen, waarop de gelden afkomstig van oplichting konden worden gestort en vervolgens contant werden opgenomen. Ook bij de contante opnames betrok verdachten anderen. Ofwel, verdachte ronselde (soms onwetende) katvangers voor het witwassen van de gelden en betrok deze personen zo bij zijn criminele handelen. De rechtbank neemt dat verdachte zeer kwalijk.
Schending van de redelijke termijn
De redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. Ingeval van overschrijding van de redelijke termijn is vermindering van de op te leggen straf de aangewezen sanctie. De duur van de redelijke termijn is blijkens vaste jurisprudentie mede afhankelijk van de ingewikkeldheid van de zaak, waaronder begrepen de gelijktijdige berechting van meerdere zaken tegen een verdachte. Ook andere omstandigheden kunnen verlenging van de redelijke termijn rechtvaardigen.
Op 22 september 2020 is verdachte in verzekering gesteld en is de redelijke termijn aangevangen. Tussen die datum en de datum van het eindvonnis ligt een periode van bijna
3,5 jaar. Van bijzondere omstandigheden die dit tijdsverloop rechtvaardigen is niet gebleken. Dat betekent dat sprake is van een schending van de redelijke termijn van anderhalf jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door verkorting van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Zonder schending van de redelijke termijn had de rechtbank aan verdachte, aansluitend bij de LOVS-oriëntatiepunten, een gevangenisstraf van vier maanden passend en geboden geacht. Rekening houdend met de schending van de redelijke termijn zal de rechtbank verdachte echter een gevangenisstraf van drie maanden opleggen. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht zal van deze gevangenisstraf worden afgetrokken.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in verband met de ten laste gelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 188.384,20 aan materiële schade en € 5.000,00 aan smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. De benadeelde partij heeft gevraagd om hoofdelijke toewijzing. Ten slotte vordert de benadeelde partij € 3.760,00 aan proceskosten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen voor zover die ziet op de materiële schade, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verder kunnen de proceskosten worden toegewezen en vraagt de officier van justitie om hoofdelijke toewijzing van de gevorderde bedragen. Voor het smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De beoordeling door de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de benadeelde partij [benadeelde 1] in totaal € 186.400,68 heeft overgemaakt naar de bankrekeningen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Van hun bankrekeningen zijn vervolgens door verdachte geldbedragen contant opgenomen en ook kreeg hij geld van [medeverdachte 3] of [medeverdachte 1] , nadat zij het geld hadden opgenomen. Een deel van deze contante opnames en ontvangen bedragen is vervolgens op de rekening van verdachte gestort. Waar het restant van de bedragen is gebleven is ongewis.
Dit maakt dat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de bewijsmiddelen in het dossier blijkt immers dat verdachte deel uitmaakte van een samenwerkingsverband tussen verschillende personen, waarbij door middel van oplichting verkregen gelden via verschillende opnames en stortingen op diverse bankrekeningen zijn weggemaakt.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering, voor wat betreft het materiële deel, hoofdelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 186.400,68. In het meer of anders gevorderde wordt de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij vordert voorts een bedrag van € 5.000,00 aan smartengeld. Hoewel invoelbaar is dat het bijzonder vervelend is wat de benadeelde partij [benadeelde 1] is overkomen, en dat zonder meer wordt aangenomen dat dit ook nadien nare gevolgen voor hem en gezin heeft gehad, plegen bij veroordelingen voor feiten als de onderhavige (behoudens heel bijzondere uitzonderingen, waar hiervan geen sprake is) in het strafproces geen vorderingen ter zake smartengeld toegewezen te worden. In dit gedeelte van de vordering wordt de benadeelde partij ook niet ontvankelijk verklaard.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 4 mei 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt hoofdelijk verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
Het gevorderde bedrag van € 3.760,00 aan proceskosten zal worden toegewezen.

9.De beoordeling van het beslag

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de in beslag genomen geldbedragen verbeurd te verklaren. De overige goederen kunnen worden teruggegeven aan verdachte of de rechthebbende.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven:
  • het geldbedrag van € 83,81 op 3 september 2020 in beslag genomen onder verdachte (nummer 1),
  • het geldbedrag van € 9.000,00 op 3 september 2020 in beslag genomen onder verdachte (nummer 2),
  • iPhone (nummer 3),
  • koptelefoon (nummer 4),
  • iPhone (nummer 5),
  • Samsung telefoon (nummer 6),
  • iPhone (nummer 7),
  • bon (nummer 9) en
  • ID (nummer 10)
toebehoren aan verdachte en aan verdachte moeten worden teruggegeven.
Van de bankbescheiden (nummer 8) kan de rechtbank niet vaststellen dat die aan verdachte toebehoren. De rechtbank zal daarom bepalen dat deze bankbescheiden dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f, 47 en 420bis van het Wetboek van strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven
o het geldbedrag van € 83,81 op 3 september 2020 in beslag genomen onder verdachte (nummer 1),
o het geldbedrag van € 9.000,00 op 3 september 2020 in beslag genomen onder verdachte (nummer 2),
o iPhone (nummer 3),
o koptelefoon (nummer 4),
o iPhone (nummer 5),
o Samsung telefoon (nummer 6),
o iPhone (nummer 7),
o bon (nummer 9) en
o ID (nummer 10)
aan de verdachte;
 beveelt teruggave van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven bankbescheiden (nummer 8) aan de rechthebbende;
 veroordeelt verdachte in verband met het feit 3 hoofdelijk tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 186.400,68 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 veroordeelt verdachte hoofdelijk in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot € 3.760,00;
 legt aan verdachte de hoofdelijke verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 1] , een bedrag te betalen van € 186.400,68 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 365 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Wasmann (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en mr. M.G.E. Ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2024.