ECLI:NL:RBGEL:2024:1428

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
16-209437-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor oplichting, valsheid in geschrift en witwassen wegens onvoldoende bewijs van misdrijf

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van oplichting, valsheid in geschrift en witwassen. De verdachte, geboren in 1987 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden aan de oplichtingen en valsheid in geschrift, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze misdrijven. De rechtbank concludeerde dat er geen directe relatie kon worden vastgesteld tussen de oplichtingen en de geldbedragen die aan de verdachte waren toegeschreven.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot schadevergoeding afgewezen, omdat er geen bewezenverklaring was van de tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij had een aanzienlijk bedrag aan schadevergoeding geëist, maar werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De rechtbank heeft daarnaast bepaald dat de inbeslaggenomen goederen, waaronder een geldbedrag van € 6.900,00, aan de verdachte moeten worden teruggegeven, nu hij integraal werd vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 16.209437.20
Datum uitspraak : 25 januari 2024
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 5 januari 2020 tot en met 13 augustus 2020 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [benadeelde 1] en/of
- [benadeelde 2] en/of
- [benadeelde 3] en/of
- [benadeelde 4] en/of
- [benadeelde 5] ,
heeft bewogen tot afgifte ven enig goed, te weten
- een geldbedrag van (ongeveer) 186.400,68 euro, in elk geval enig geldbedrag (toebehorende aan [benadeelde 1] ) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 64.140,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (toebehorende aan [benadeelde 2] ) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 249.708,50 euro, in elk geval enig geldbedrag (toebehorende aan [benadeelde 3] ) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 17.131,73 euro, in elk geval enig geldbedrag (toebehorende aan [benadeelde 4] ) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 40.800,00 euro, in elk geval enig geldbedrag (toebehorende aan [benadeelde 5] ) door middels een website, lijkende op de website van [bedrijf 1] , producten, te weten onder andere mondkapjes, te koop aan te bieden en/of (vervolgens) na een bestelling door voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , een of meerdere factu(u)r(en) te verzenden op naam van [bedrijf 1] :
- gericht aan [benadeelde 1] met kenmerk/invoice #87937 d.d. 1 mei 2020 en/of
- gericht aan [benadeelde 5] met kenmerk/invoice #1068 d.d. 8 mei 2020 en/of
- gericht aan [benadeelde 5] met kenmerk/invoice #1065 d.d. 5 mei 2020 en/of
- gericht aan [benadeelde 2] met kenmerk/invoice #1964 d.d. 4 mei 2020 en/of
- gericht aan [benadeelde 3] en/of
- gericht aan [benadeelde 4] , en/of (vervolgens) met een of meer perso(o)n(en) via whatsapp en/of
e-mailberichten een of meermalen contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van die aangeboden goed(eren) en/of zich daarbij voor te doen als zijnde [bedrijf 1] en/of [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] , in elk geval als eigenaar/bezitter en/of als bonafide/betrouwbare verkoper van die goed(eren) en/of de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] dat de te koop aangeboden goed(eren) na betaling daadwerkelijk zouden worden (toegezonden/geleverd (door onder andere een registratie certificaat toe te sturen);
feit 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 januari 2020 tot en met 13 augustus 2020 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een of meer factu(u)r(en) en/of verzendbewijzen en/of e-mailbericht(en) en/of chatbericht(en) en/of aan- en verkoopcontract en/of registratiecertifica(a)t(en), in
elk geval een of meer document(en), verzonden in de periode van 5 januari 2020 tot en met 14 mei 2020 op naam van [bedrijf 1] en/of [persoon 2] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [bedrijf 2] valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of gebruik heeft doen maken van valse en/of vervalste geschriften, immers heeft verdachte (telkens)
- die/dat e-mailbericht(en) verzonden op 27 maart 2020 vanaf het mailadres [e-mail] valselijk heeft ondertekend met ' [persoon 2] ' en/of ' [persoon 3] ' en/of
- die/dat een of meer factu(u)r(en) en/of verzendbewijzen en/of aan- en verkoopbewijzen, in elk geval een of meer document(en), valselijk heeft ondertekend met 'Director of Import and Export mr [persoon 2] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [bedrijf 1] , (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
feit 3
hij op of omstreeks 8 januari 2020 tot en met 13 augustus 2020, te Apeldoorn, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
één of meer voorwerp(en), te weten een geldbedrag van 46.674,00 euro, in elk geval enig (groot) geldbedrag, (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en), te weten voornoemd(e)
geldbedrag(en), was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemd(e)
geldbedrag(en), voorhanden had, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (al dan niet eigen) misdrijf
en/of
(telkens) één of meer voorwerpen(en) te weten een geldbedrag van 46.674,00 euro, in elk geval enig (groot) geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (al dan niet eigen) misdrijf.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 1 en 2 vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs van betrokkenheid van verdachte bij de oplichtingen en de daaraan gerelateerde valsheid in geschrift. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder feit 3 tenlastegelegde en vordert aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van tien maanden.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte, al dan niet samen met anderen, betrokken is bij de onder feit 1 ten laste gelegde oplichtingen en de daaraan gerelateerde valsheid in geschrift, ten laste gelegd onder feit 2. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde.
Onder feit 3 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij een geldbedrag van € 46.674,00 heeft witgewassen. Ter terechtzitting van 22 december 2023 heeft de officier van justitie aangegeven dat dit geldbedrag bestaat uit:
  • een totaalbedrag van € 12.350,00 aan contante stortingen op de Rabobankrekening van verdachte in de periode van 5 februari 2020 tot en met 28 augustus 2020;
  • een totaalbedrag van € 13.262,00 betreffende overboekingen van de ING- en Rabobankrekeningen van medeverdachte [medeverdachte 1] naar de Rabobankrekening van verdachte in de periode van 24 februari 2020 tot en met 13 augustus 2020;
  • een totaalbedrag van € 5.614,00 betreffende overboekingen van de ABN AMRO-bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 2] naar de Rabobankrekening van verdachte in de periode van 6 april 2020 tot en met 26 augustus 2020;
  • een totaal bedrag van € 15.448,00 betreffende overboekingen van de ABN AMRO-bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 3] naar de Rabobankrekening van verdachte in de periode van 5 februari 2020 tot en met 9 juli 2020.
De rechtbank is van oordeel dat, voor zover de hiervoor genoemde overboekingen (telkens) al onder de ten laste gelegde periode vallen, niet kan worden vastgesteld dat de bedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Een directe relatie tussen de onder feit 1 ten laste gelegde oplichting of andere misdrijven en de genoemde overboekingen is op basis van het dossier niet vast te stellen.
Wat betreft de overboekingen afkomstig van de ING-rekening van medeverdachte [medeverdachte 1] geldt weliswaar dat op deze rekeningen gelden zijn gestort afkomstig van de oplichtingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 3] , maar dat de overboekingen naar de rekening van verdachte plaatsvonden op een eerder moment (derhalve voordat de oplichting(en) plaatsvond(en)).
In de ten laste gestelde periode is verder negen maal contant geld gestort op de Rabobank-rekening van verdachte voor een totaalbedrag van € 13.262,00. Het doen van contante stortingen voor een dergelijk geldbedrag is onvoldoende voor het vaststellen van de criminele herkomst. Daarbij komt dat verdachte weliswaar heeft verklaard dat hij een vergoeding heeft ontvangen voor opnemen van geld van rekeningen van anderen, maar die vergoeding betrof een deel van de € 6.900,00 die contant bij verdachte is aangetroffen. Het opnemen, dan wel voorhanden hebben van dit geldbedrag zou gekwalificeerd kunnen worden als witwassen, ware het niet dat de officier van justitie dit niet ten laste heeft gelegd aan verdachte.
De rechtbank zal verdachte daarom tevens vrijspreken van het onder feit 3 ten laste gelegde witwassen.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in verband met de ten laste gelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 188.384,20 aan materiële schade en € 5.000,00 aan smartengeld, met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. De benadeelde partij heeft gevraagd om hoofdelijke toewijzing. Ten slotte vordert de benadeelde partij € 3.760,00 aan proceskosten.
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beoordeling van het beslag

De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven:
  • 3 stuks bankbescheiden (debitcards) op naam van verdachte (nummer 3),
  • agenda (nummer 4),
  • agenda (nummer 5),
  • telefoon Samsung (nummer 6),
  • 3 stuks bankbescheiden (debitcards) op naam van verdachte (nummer 7) en
  • telefoon Samsung (nummer 8)
toebehoren aan verdachte en aan verdachte moeten worden teruggegeven.
Het geldbedrag van € 6.900,00 (nummer 2) dat op 3 september 2020 in contanten in beslag is genomen onder verdachte dient ook aan hem te worden teruggegeven, nu hij integraal wordt vrijgesproken. Dat het bezit van dit geldbedrag als witwassen zou kunnen worden gekwalificeerd, maakt dit niet anders.

6.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij [benadeelde 1] ieder hun eigen kosten dragen;
 beveelt teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven
o een geldbedrag van € 6.900,00 (nummer 2);
o 3 stuks bankbescheiden (debitcards) op naam van verdachte (nummer 3);
o agenda (nummer 4);
o agenda (nummer 5);
o telefoon Samsung (nummer 6);
o 3 stuks bankbescheiden (debitcards) op naam van verdachte (nummer 7);
o telefoon Samsung (nummer 8);
aan de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Wasmann (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en mr. M.G.E. Ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2024.