ECLI:NL:RBGEL:2024:1405

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
05.117516.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting, diefstal en witwassen in het kader van bankhelpdeskfraude

Op 14 maart 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een serie oplichtingen, diefstallen en witwassen, gerelateerd aan bankhelpdeskfraude. De verdachte, geboren in 2003, werd beschuldigd van het zich voordoen als bankmedewerker en het overtuigen van slachtoffers om hun bankpas en pincode af te geven. Dit leidde tot aanzienlijke financiële schade voor de slachtoffers, waaronder bedragen van € 3.915,20 en € 6.500,00. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen handelde en dat er sprake was van een planmatige aanpak. De verdachte werd ook beschuldigd van diefstal van gereedschappen en bedreiging met een mes. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de oplichtingen en diefstallen bewezen, maar sprak hem vrij van enkele specifieke aanklachten wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 180 dagen, waarvan 136 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 200 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, met een totaalbedrag van € 10.655,20, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05.117516-22, 05.108760-22 en 05.085022-22 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 14 maart 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] .
raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 05.117516-22
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 februari 2022 tot en met 18 februari 2022 te Doorn en/of Papendrecht en/of Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] en/of de [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
het afgeven van een pinpas met bijbehorende pincode, door
- zich voor te doen als medewerker van een bank en/of
- ( daarbij) diegene de overtuigen dat er fraude is gepleegd met de bankpas en/of
- ( vervolgens) aan te geven dat de bankpas opgehaald zou worden om verdere fraude te voorkomen en/of
- ( vervolgens) die bankpas met bijhorende code op te halen bij de woning van diegene en/of uit een brievenbus zodat daarna gepind kon worden met die bankpas;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 februari 2022 tot en met 18 februari 2022 te Leersum en/of Doorn en/of Nijmegen en/of Papendrecht en/of Hardinxveld Giesendam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, geldbedrag(en), ter hoogte van in totaal € 10.915,20, in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan
- [slachtoffer 1] (PL0900-2022045099, een bedrag van € 3.915,20 ) en/of
- [slachtoffer 2] (PL1700-2022048116, een bedrag van € 6.500) en/of
- [slachtoffer 3] (PL1700-2022056685, een bedrag van € 500), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn/haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een
valse sleutel, door met de pinpas van bovengenoemde personen geld te pinnen, welke pinpas hij, verdachte, onrechtmatig onder zich had;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 februari 2022 tot en met 11 mei 2022 te Apeldoorn en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Wateringen en/of Sint Annaland en/of Groesbeek en/of Raalte en/of Wageningen en/of Ridderkerk en/of Gouda en/of Bodegraven en/of Rotterdam en/of Woerden en/of Nijmegen en/of Raalte en/of Renkum, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) een of meer geldbedragen en/of een of meerdere kledingstuk(ken) en/of een of meerdere telefoon(s) en/of schoeisel en/of een of meerdere pinpas(sen) en/of een macbook, althans een of meer voorwerpen
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
parketnummer 05.108760-22
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 28 maart 2022 te Renkum, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meerdere gereedschap(pen), waaronder
- een afkortzaag en/of een decoupeerzaag en/of een slijptol en/of een (bouw-)radio
(merk Makita) en/of een klopboormachine,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 1]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in op of omstreeks de periode van 25 maart 2022 tot en met 29 maart 2022 te Heelsum, gemeente Renkum, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een steiger en/of steigermateria(a)l(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 3] Regio Arnhem, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
parketnummer 05.085022-22
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Renkum [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- aan die [slachtoffer 4] een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of
- ( daarbij) de woorden toe te voegen "moet ik je steken of zo" en/of "kom dan, kom
dan", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

parketnummer 05.117516-22 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit met betrekking tot:
- feit 1, voor zover het betreft de ten laste gelegde oplichting van [slachtoffer 1] en de [slachtoffer 3] ;
- feit 2, voor zover het betreft de ten laste gelegde diefstal ten aanzien van de [slachtoffer 3] ;
- feit 3, voor zover het betreft de plaatsen Apeldoorn, Hendrik-Ido-Ambacht, Wateringen, Sint-Annaland, Groesbeek, Raalte, Wageningen, Ridderkerk, Gouda, Bodegraven en Woerden, alsmede voor zover het betreft het witwassen van kledingstukken en schoeisel.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Modus operandi
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
De aangevers werden gebeld door een persoon die zich voordeed als medewerker van de bank waar zij een bankrekening hadden en werden vervolgens opgelicht. Een onbekend gebleven persoon met de [bijnaam] was de initiatiefnemer en organisator (hierna opdrachtgever). Hij regelde alles, had een protocol en belsysteem bedacht. Hij had steeds contact met de beller en met de pinner. [2] De opdrachtgever kocht “Leads” op, dat zijn lijsten met verschillende persoonsgegevens van mensen op leeftijd, maar ook bankgegevens en soms locatiegegevens. [3] De slachtoffers werden gebeld door iemand (de beller) die zich voordeed als een medewerker van de bank die zei dat was geconstateerd dat met betrekking tot de bankrekening van het slachtoffer sprake was van virussen, verdachte transacties, updates en/of cybercriminelen. [4] De beller probeerde de slachtoffers de app “Anydesk” te laten installeren op de computer, waarna de beller met een zes-cijferige code toegang kreeg tot de computer van het slachtoffer. Vervolgens kon de beller dan het scherm op zwart zetten en daarna de pinlimiet verhogen van het slachtoffer. [5] Als dat lukte, werd het slachtoffer ertoe bewogen om de pincode te vertellen aan de beller, de pinpas zo door te knippen dat de chip nog intact was en naar een vooraf doorgegeven brievenbus te rijden en de doorgeknipte pinpas in een envelop in die brievenbus te gooien. [6] Lukte het installeren van Anydesk niet, dan kwam iemand anders (de pinner) aan de deur die zich voordeed als een collega van de bankmedewerker, die zich identificeerde met een verificatiecode. Hij probeerde dan alsnog Anydesk te installeren en nam de pinpas mee. [7] De pinner werkte samen met een chauffeur die hem naar de slachtoffers en de pinlocatie(s) reed. [8]
De beller hield de gehele tijd contact met het slachtoffer en praatte ook met de pinner als deze binnen was bij het slachtoffer. Wanneer de pinpas naar de brievenbus gebracht moest worden hield de beller het slachtoffer zo lang mogelijk aan de praat. [9] De pinlocaties werden voor de pinners gekozen door de opdrachtgever. Meestal was dat de pinautomaat die het dichtst in de buurt was van het woonadres van het slachtoffer om zo snel mogelijk geld te kunnen opnemen. Misschien dat de pas geblokkeerd zou worden omdat het slachtoffer argwaan zou krijgen en hij dan niet het maximale bedrag kon pinnen. Er moest teruggekoppeld worden hoe het pinnen ging: de opdrachtgever wilde van de pinner weten wat de opbrengst was. Er was de hele tijd contact tussen de opdrachtgever en de pinner, ook tijdens het pinnen. [10] Na het pinnen reden de chauffeur en pinner terug naar Arnhem, waar ze op een kort van tevoren afgesproken locatie het gepinde geld en de pinpas afgaven aan de opdrachtgever en zij een deel van het gepinde geld kregen. Daarna werd nog geprobeerd om spullen te bestellen met de ontvreemde pas. [11]
Deze modus operandi getuigt van een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen.
De rechtbank zal vanwege de samenhang de feiten 1 en 2 samen bespreken.
Feiten 1 en 2
De [slachtoffer 3]
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuldig is aan de oplichting en diefstal van de [slachtoffer 3] . Daarbij zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang:
- Er is sprake van een afwijkende modus operandi. In tegenstelling tot bijna alle andere zaken in het onderzoek tegen verdachte en zijn medeverdachten is de [slachtoffer 3] gebeld door iemand die zich voordeed als een medewerker van PostNL en kwam er daarna een man met een envelop aan de deur. De [slachtoffer 3] moest € 0,99 pinnen om de envelop in ontvangst te kunnen nemen. Na het pinnen heeft de medewerker van PostNL de bankpas in zijn zak gestopt en daar verwisseld voor een andere bankpas. Vervolgens gaf hij aangever de envelop en ging hij weg;
- Anders dan in de andere zaken in dit onderzoek bevat het dossier geen enkele aanwijzing dat verdachte op 18 februari 2022 in Rotterdam is geweest.
Verdachte is herkend door drie verbalisanten op beelden van de pintransactie met de bankpas van de [slachtoffer 3] . De rechtbank merkt echter op dat het gezicht van de pinner op die beelden deels is bedekt door een capuchon. Bovendien volgt uit het dossier dat sprake is van gelijkenis tussen de persoon die te zien is op beelden van de pintransactie en een (specifiek aangeduide) andere persoon dan verdachte, die naar voren komt uit de strafrechtelijke database van Catch. Weliswaar heeft [verbalisant 1] gerelateerd dat dit niet een en dezelfde persoon is, maar uit vergelijkend onderzoek volgt dat op basis van het aangeboden materiaal niet kan worden bevestigd, maar ook niet kan worden uitgesloten dat genoemde andere persoon de persoon is die (evenzeer) als verdachte kan worden aangemerkt. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij 1.94 meter lang is, terwijl de [slachtoffer 3] in zijn aangifte spreekt over een man van 1.80 meter Nu de bewijswaarde en de bewijskracht van herkenningen in het licht van hun totstandkoming en in samenhang bezien met het overige beschikbare bewijs dienen te worden beoordeeld acht de rechtbank, gezien de bovenstaande feiten en omstandigheden, de herkenning van de verdachte door de verbalisanten onvoldoende overtuigend om deze te bezigen tot het bewijs.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van feit 1 en 2.
[slachtoffer 1]
Aangeefster, [slachtoffer 1] , werd op maandag 7 februari 2022, omstreeks 17:15 uur, gebeld door een man die zei dat hij namens [benadeelde 2] belde. Er was een virus aangetroffen op haar bankrekening en [slachtoffer 1] diende een app te downloaden. Ook diende ze haar pincode te geven. Dat heeft ze ook gedaan. Er werd verteld dat later die dag een collega de bankpas zou komen ophalen. Diezelfde dag, omstreeks 19:15 uur, stond er een man voor de deur die de bankpas kwam ophalen. [slachtoffer 1] heeft de pas afgegeven. Het ging om een blanke man van 25 à 30 jaar met een fors postuur. Hij droeg een blauwe spijkerbroek met gaten. Op 8 februari 2022 belde [slachtoffer 1] naar de bank. Toen werd haar duidelijk dat ze was opgelicht en dat er met haar bankpas geld was opgenomen. Er is op 7 februari 2022 zeven keer gepind bij de [pinautomaat] in Leersum. Op 8 februari 2022 is met de bankpas van [slachtoffer 1] bij Coolblue in Nijmegen een betaling gedaan van € 3.907,00. Ook zijn er die dag met diezelfde bankpas bedragen van € 5,10 en € 3,10 bij Park Nijmegen gepind. [12] [13]
Op de in beslag genomen iPhone SE van verdachte is een filmpje aangetroffen waarop te zien is dat een persoon met een bankpas een betaling doet bij een parkeerautomaat in Nijmegen. Uit de wijze van filmen is op te maken dat de persoon die dit filmt dezelfde persoon is als degene die de betaling met de bankpas doet. De persoon filmt zijn eigen handelen. Tevens is te zien dat er op 8 februari 2022 om 12:54 uur een betaling van € 3,10 wordt gedaan bij deze parkeerautomaat. [14]
Verdachte heeft verklaard dat hij werd opgehaald. De bankpas lag al klaar in de auto. Er lagen ook al spullen klaar bij Coolblue in Nijmegen. De spullen stonden op het adres van zijn buurvrouw. Hij hoefde alleen maar de spullen op te halen en te betalen met de pinpas. De spullen heeft hij in de kofferbak gelegd. De spullen, tablets en telefoons gingen naar de opdrachtgever. [15]
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte betrokken is geweest bij de oplichting van [slachtoffer 1] . De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van feit 1.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die met de bankpas van [slachtoffer 1] op 8 februari 2022 bij Coolblue in Nijmegen een betaling van € 3.907,00 en bij Park Nijmegen van € 5,10 en € 3,10 heeft gedaan.
Verdachte wist dat de daarbij gebruikte bankpas afkomstig was van oplichting. Gelet op de modus operandi van de oplichting van [slachtoffer 1] een dag eerder, de manier waarop verdachte aan de pinpas is gekomen en het feit dat verdachte de door hem opgehaalde en met de pinpas betaalde goederen vervolgens weer heeft afgeven, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten.
Daarmee acht de rechtbank de onder 2 ten laste gelegde diefstal door middel van een valse sleutel door twee of meer verenigde personen van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen.
[slachtoffer 5]
Aangeefster, [slachtoffer 5] , heeft verklaard dat zij op zondag 13 februari 2022 omstreeks 14:30 uur werd gebeld door een persoon die zich voordeed als een medewerker van de beveiligingsafdeling van de [benadeelde 2] . Er werd geprobeerd in te breken op haar bankrekening en spaarrekening en daarom moesten deze rekeningen geblokkeerd worden. De persoon gaf aan dat [slachtoffer 5] een nieuwe bankpas zou krijgen via een aangetekende brief. Deze brief zou 15 februari 2022 bezorgd worden. De medewerker noemde de laatste twee cijfers van de pincode en vroeg daarna naar de gehele pincode. [slachtoffer 5] heeft toen de volledige pincode genoemd. De medewerker noemde vervolgens een adres, een antwoordnummer in Utrecht, dat op een envelop moest worden geschreven. De bankpas moest worden doorgeknipt, maar de chip van de bankpas mocht niet worden beschadigd. [slachtoffer 5] deed dit en stopte de pas daarna in de envelop en sloot deze af met een plakbandje. Zij moest naar de dichtstbijzijnde brievenbus gaan, de Poldermolen in Papendrecht. [slachtoffer 5] is in de auto gestapt, reed naar de brievenbus toe en stopte de envelop in de brievenbus. Bij thuiskomst vroeg de medewerker of het allemaal was gelukt. Ook bleef hij herhalen dat [slachtoffer 5] op 15 februari de nieuwe pinpas zou krijgen. Dit duurde ongeveer een uur. De verbinding werd verbroken op 13 februari 2022 omstreeks 18:15 uur. Op maandag 14 februari 2022 heeft [slachtoffer 5] naar de [benadeelde 2] gebeld. Zij kreeg te horen dat er vanaf haar bankrekening de volgende transacties waren verricht:
- op 13 februari 2002 om 18:19 uur was een bedrag van € 500,00 gepind bij Espenhof Papendrecht;
- op 13 februari 2022 om 18:35 uur was negen keer een bedrag van € 500,00 gepind bij Veerpromenade in Papendrecht;
- op 13 februari 2022 om 18:53 uur was een bedrag van € 500,00 gepind bij Esso in Hardinxveld-Giessendam;
- op 13 februari 2022 om 18:58 uur was een bedrag van € 500,00 gepind bij BP in Avelingen; en
- op 13 februari 2022 om 19:10 uur was een bedrag van € 500,00 gepind bij Sfinx in Gorinchem.
In totaal was er een bedrag gepind van € 6.500,00. [16]
De iPhone van verdachte is in beslag genomen en onderzocht. Deze bevat onder meer een gesprek dat via Signal is gevoerd op 13 februari 2022 tussen 14:20:43 uur en 18:22:46 uur:
1: Papendrecht
1: nieuwe job
1: incoming call
1: you called
1: you called
2: eerste 500 maar mocht nie 2 keer 500
(foto te zien van vermoedelijke pinbonnetjes)
1: okee
1: sterk
1: you called
2: jo pas geweigerd
1: rij naar arnhem
1: kut
1: zooi
2: ja man bro deed me best maar ja
2: we zien je zo app je als ik in arra ben
1: okee
1: geen stres. [17]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat dit negen van de tien keer de manier was waarop hij een opdracht kreeg. [18]
De reisafstand en reistijd tussen de Poldermolen in Papendrecht en de Espenhof 2D in Papendrecht is 1.46 kilometer en duurt circa 3 minuten met de auto. Op zondag 13 februari 2022 tussen 18:18 uur en 18:22 uur wordt er met de bankpas gepind op de Espenhof 2D in Papendrecht. Op zondag 13 februari 2022 tussen 18:34 uur en 18:38 uur wordt er met de bankpas gepind op de Veerpromenade 24 in Papendrecht. Tussen beide pintransacties zit 12 minuten. De reisafstand en reistijd tussen de Espenhof 2D in Papendrecht en de Veerpromenade 24 in Papendrecht is 2.86 kilometer en duurt circa 8 minuten met de auto. Op zondag 13 februari 2022 tussen 18:34 uur en 18:38 uur wordt er met de bankpas gepind op de Veerpromenade in Papendrecht. Op zondag 13 februari 2022 om 18:53 uur wordt er met de bankpas gepind op de Steenenhoek 1 in Hardinxveld-Giessendam. Tussen beide pintransacties zit 19 minuten. De reisafstand en reistijd tussen de Veerpromenade 24 in Papendrecht en de Steenenhoek 1 in Hardinxveld-Giessendam is 16.38 kilometer en duurt circa 20 minuten met de auto. Op zondag 13 februari 2022 om 18:53 uur wordt er met de bankpas gepind op de Steenenhoek 1 in Hardinxveld-Giessendam. Op zondag 13 februari 2022 om 18:58 uur wordt er met de bankpas gepind op de Avelingen-Oost 4 in Gorinchem. Tussen beide pintransacties zit 5 minuten. De reisafstand en reistijd tussen de Steenenhoek 1 in Hardinxveld-Giessendam en de Avelingen-Oost 4 in Gorinchem is 6.92 kilometer en duurt circa 9 minuten met de auto. Op zondag 13 februari 2022 om 18:58 wordt er gepind met de bankpas op de Avelingen-Oost in Gorinchem. Op zondag 13 februari 2022 om 19:10 uur wordt er met de bankpas gepind op de Banneweg 20 in Gorinchem. Tussen beide pintransacties zit 12 minuten. De reisafstand en reistijd tussen de Avelingen-Oost 4 in Gorinchem en de Banneweg 20 in Gorinchem is 4.97 kilometer en duurt circa 5 minuten met de auto. [19]
Verdachte heeft verklaard dat hij werd gebeld, dat hij werd opgehaald en dat hij moest pinnen. Het was een stuk rijden. De bankpas was doorgeknipt en aan elkaar geplakt. De pincode en de pinlocaties kreeg verdachte van de opdrachtgever. Verdachte heeft gepind bij de Geldmaat Espenhof in Papendrecht, bij de Geldmaat Veerpromenade in Papendrecht en bij BP in Avelingen. De pas heeft hij daarna ingeleverd bij degene met wie hij samen was [20]
Uit de voorgaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte via Signal op 13 februari 2022 tussen 14:20:43 uur en 18:22:46 een gesprek heeft over een nieuwe brievenbus “job” in Papendrecht. [slachtoffer 5] heeft, als gevolg van de babbeltruc per telefoon, waarbij iemand zich voor heeft gedaan als bankmedewerker, op 13 februari 2022 rond 17:00 uur haar bankpas naar de brievenbus op de Poldermolen in Papendrecht gebracht. Zij heeft immers verklaard dat zij bij thuiskomst nog ongeveer een uur met de medewerker van de bank aan de telefoon heeft gesproken en dat de verbinding werd verbroken omstreeks 18:15 uur. Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat de eerste pintransactie plaatsvond op 13 februari 2002 om 18:19 uur bij de Geldmaat [adres 2] in Papendrecht en dat de reisafstand en reistijd tussen de brievenbus op de Poldermolen in Papendrecht en de Geldmaat [adres 2] in Papendrecht 1.46 kilometer is en circa 3 minuten duurt met de auto. Verdachte heeft bekend dat hij degene is die op diezelfde dag om 18:19 heeft gepind bij de Geldmaat [adres 2] en daarna bij de Geldmaat Veerpromenade en de BP Avelingen , de respectievelijk eerste, tweede en vierde pinlocatie van de in totaal vijf pinlocaties.
Gelet op het tijdstip waarop [slachtoffer 5] naar de brievenbus is gegaan en het verbreken van de telefonische verbinding met haar omstreeks 18:15 in samenhang bezien met de reistijd tussen de brievenbus en de eerste pinlocatie waar verdachte om 18:19 heeft gepind, is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die samen met iemand anders de pinpas uit de brievenbus aan de Poldermolen in Papendrecht heeft gehaald.
Opzet en medeplegen oplichting
Uit de verklaringen van verdachte bij de politie en ter terechtzitting volgt dat hij op de hoogte was van bovengenoemde modus operandi waarmee de slachtoffers werden opgelicht. Verdachte heeft hier bewust aan meegedaan omdat hij geld nodig had in die tijd. [21] Gelet hierop had verdachte opzet op de oplichting zelf. Verdachte was in dat kader op 13 februari 2022 samen met iemand anders op pad in opdracht van de opdrachtgever. Gelet op de planmatige aanpak, de intensieve samenwerking, de duidelijke afstemming en de rol van verdachte bij die oplichting, is sprake van voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Daarmee acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van oplichting van [slachtoffer 5] wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen diefstal
De diefstal door middel van een valse sleutel maakt deel uit van de modus operandi zoals hierboven omschreven en verdachte was hiervan op de hoogte.
De rechtbank is van oordeel dat in geval van [slachtoffer 5] ten aanzien van alle vijf pintransacties sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Dit gelet op de chronologie van alle pintransacties en het feit dat verdachte eerder die dag samen met iemand anders in één auto op pad is gegaan en in aansluiting op het onder feit 1 bewezen verklaarde meermalen heeft gepind samen met die ander.
Daarmee is de onder 2 ten laste gelegde diefstal door middel van een valse sleutel door twee of meer verenigde personen van [slachtoffer 5] wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen zoals is ten laste gelegd onder feit 3.
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat de desbetreffende geldbedragen en de overige met de verdenking van witwassen in verband gebrachte goederen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf (het gronddelict) afkomstig zijn en dat verdachte dat ook wist of redelijkerwijs moest vermoeden. Daarbij hoeft uit de bewijsmiddelen niet te kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vast staat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Bij de beoordeling van dit feit gaat de rechtbank uit van het onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde als de gronddelicten. De rechtbank heeft hiervoor immers bewezenverklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – medeplegen van oplichting en diefstal met valse sleutel door twee of meer verenigde personen. Als gevolg hiervan heeft verdachte € 6.500,- aan contant geld en tablets en telefoons ter waarde van € 3.907,- verworven en voorhanden gehad. Het gaat hier om voorwerpen waarvan verdachte wist dat deze onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig waren.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is wat verdachte met die voorwerpen heeft gedaan.
Verdachte heeft bij politie verklaard dat een (klein) deel van de gepinde bedragen voor hem zelf was. Verdachte heeft in dit verband verklaard dat hij van een ander de bankpas kreeg, die al was opgehaald, en dat hij alleen hoefde te pinnen. Als hij had gepind ging hij naar de auto terug en gaf hij het geld aan de opdrachtgever. Hij kreeg dan € 500,- ofzo. Meestal pinde hij hetzelfde bedrag, namelijk € 2.000,- of € 5.000,-. Verdachte kreeg dan altijd € 500,-. Dat was in het begin zo afgesproken. [22] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij aan de oplichting en diefstal van [slachtoffer 5] voor € 6500,- zo’n € 1000,- heeft over gehouden. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de opdrachtgever en de beller ieder 40% kregen, en de chauffeur en de pinner ieder 10%. [23] Verdachte heeft het geld dat hij kreeg gebruikt om leuke dingen mee te doen zoals uit eten gaan. [24]
Tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte zijn allerlei goederen in beslag genomen, zoals kledingstukken, een telefoon, schoenen en bankpassen. [25] [verbalisant 1] heeft onderzoek gedaan naar de ING bankrekeningen in gebruik bij verdachte. De inkomsten bestaan uit een beperkt salaris van verschillende bedrijven, zakgeld en andere ondersteuning van zijn moeder. De herkomst van contante stortingen is onbekend. Ook ontvangt verdachte gelden van derden via tikkie/betaalverzoeken en overschrijvingen, maar dat zijn geen substantiële bedragen. De uitgaven van verdachte bestaan grotendeels uit betalingen voor eten, supermarkt, overige aankopen en betalingen/overschrijvingen aan zijn moeder, broer en enkele andere personen. [26]
Gelet op de wisselende verklaringen van verdachte over welk deel van de opbrengsten hij kreeg, gaat de rechtbank uit van 10%, zoals verklaard door de [medeverdachte 1] . Dat betekent dat verdachte 90% van de opbrengsten uit de oplichting en diefstal van [slachtoffer 5] aan de opdrachtgever heeft overgedragen. Ook de goederen in de zaak van [slachtoffer 1] heeft verdachte aan de opdrachtgever overgedragen. De rest van het geld, heeft hij gebruikt om leuke dingen mee te doen.
Daarmee heeft verdachte deze voorwerpen verworven, voorhanden gehad, overgedragen en gebruikt zoals is ten laste gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geld.
Voor de overige voorwerpen zoals ten laste gelegd acht de rechtbank witwassen niet bewezen, nu niet kan worden vastgesteld dat deze (on)middellijk afkomstig zijn uit misdrijf, in dit geval de gronddelicten. Ten aanzien van de ten laste gelegde locaties Apeldoorn, Hendrik-Ido-Ambacht, Wateringen, Sint-Annaland, Groesbeek, Raalte, Wageningen, Ridderkerk, Gouda, Bodegraven en Woerden, merkt de rechtbank op dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte betrokken is geweest bij witwassen op deze locaties.
De rechtbank zal verdachte op de vorengenoemde onderdelen vrijspreken ten aanzien van feit 3.
Gelet op de wijze waarop het witwassen plaatsvond en de rol van verdachte en van de andere betrokkenen daarbij, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en (deels onbekend gebleven) anderen. Verdachte heeft zich aldus samen met anderen schuldig gemaakt aan witwassen.
parketnummer 05.108760-22 [27]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit met betrekking tot feit 2. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Verdachte bekent het feit als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [bedrijf 1] , p. 50-51;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 142-144.
Feit 2
[verbalisanten 1] kregen het verzoek om te gaan naar de [adres 9] kruising met de Kuypersweg te Heelsum, waar er achter een elektriciteitshuisje meerdere gereedschappen zouden liggen die in de nacht van zondag 27 maart 2022 op maandag 28 maart 2022 waren weggenomen aan de Dorpsstraat 131 te Renkum. [verbalisant 2] zag dat de afstand tussen de plaats van diefstal, en de plaats van aantreffen goederen aan de [adres 9] perceel 8 ongeveer 1800 meter was. Diezelfde dag, omstreeks 13:00 uur, kwamen verbalisanten aan op de kruising [adres 9] kruising met de Kuypersweg . Aan de Kuypersweg schuin tegenover perceel 4 staat een elektriciteitshuisje in een bosje. Achter het elektriciteitshuisje zagen verbalisanten steigermateriaal staan dat vermoedelijk van diefstal afkomstig was. Zij zagen op de steigermaterialen stickers met daarop de bedrijfsnaam ‘ [bedrijf 2] ’. Zij zagen op één meter afstand van het elektriciteitshuisje meerdere elektrische gereedschappen van het merk Makita liggen. Deze gereedschappen lagen achter een natuurlijke erfafscheiding van ongeveer 60 centimeter hoog. De grond waarop de Makita gereedschappen lagen behoort bij de [adres 9] te Heelsum.
[aangever] herkende het steigermateriaal als eigendom van [bedrijf 3] . Gebleken is dat de steiger op vrijdag 25 maart 2022 omstreeks 15.00 uur was neergelegd op het platte dak van een schuur bij [adres 9] in Heelsum, waar [bedrijf 3] onderhoud uitvoerde. De steiger was dus weggenomen tussen vrijdag 25 maart 2022 15.00 uur en maandag 28 maart 2022 13.00 uur. [28]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat een vriend belde met de vraag of hij wat wilde verdienen. Dat wilde hij wel, maar hij wilde er verder niets mee te maken hebben, hij wilde alleen maar de auto rijden en verder niks. Verdachte en een medeverdachte kwamen terug met gereedschap. [medeverdachte 2] reed naar een andere plek in Renkum waar verdachte en de medeverdachte de spullen uitlaadden. [medeverdachte 2] heeft gezien dat verdachte de steiger lopend naar het stroomhuisje heeft gebracht. [29]
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook de steiger en steigermaterialen heeft gestolen.
parketnummer 05.085022-22 [30]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit met betrekking tot het ten laste gelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op zaterdag 1 januari 2021 omstreeks 00:45 uur samen met [betrokkene 1] en nog een aantal andere vrienden op het Europaplein in Renkum stond. Zij werden aangesproken door een groep van drie jongens en twee meiden. De jongens waren verdachte, [betrokkene 2] en [betrokkene 3] . Zij spraken hen aan omdat er blijkbaar vuurwerk naar ze was gegooid. [slachtoffer 4] zag dat verdachte een mes vasthad in zijn handen. Hij zag dat het een mes met een handvat was en dat het een mes van ongeveer 15 cm was. [slachtoffer 4] hoorde verdachte zeggen: "Moet ik je steken ofzo" en "Kom dan, kom dan". [slachtoffer 4] voelde zich behoorlijk bedreigd doordat verdachte met een mes voor hen stond. De genoemde personen liepen continu achter hen aan terwijl zij weg probeerden te lopen. [31]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij op 1 januari 2022, omstreeks 00:52 uur, samen met zijn vader thuis was. Zijn vader werd in paniek gebeld door zijn zus met het verhaal dat hij naar het Europaplein in Renkum moest komen omdat er een gevecht gaande was tussen meerdere mensen. [getuige 1] is toen samen met zijn vader direct naar het Europaplein gegaan. Hij zag daar dat verdachte met een mes in zijn handen stond. Nadat de groepen uit elkaar gingen, zag [getuige 1] dat verdachte achter hem aan kwam en inmiddels weer het mes vasthad. [32]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat de jongens waarmee zij hadden staan kletsen op het Europaplein ruzie met de andere groep kregen waar verdachte, [betrokkene 5] en [betrokkene 2] in zaten. Zij is naast [betrokkene 4] gaan staan en heeft geroepen dat ze weg moesten gaan en dat ze hen met rust moesten laten. Ze zei dit tegen verdachte, [betrokkene 5] en [betrokkene 2] . [getuige 1] zag dat verdachte voor haar stond en dat hij een mes in zijn hand had. Ze weet niet meer in welke hand. [getuige 1] hoorde dat hij zei: "Kijk ik heb een mes." Zij zag dat hij zijn arm de lucht instak en met het mes heen en weer ging zwaaien, zodat de rest het ook kon zien. [getuige 1] zag dat het een uitklapbaar mes was. Het mes had een zwart handvat en was zelf zilver. Het mes was ongeveer zo groot als haar hand. [33]
[getuige 2] heeft verklaard dat het eerste wat hij zag, was dat er al meteen een mes werd getrokken door een lange, dunne jongen. Die liep al meteen te dreigen. Hij stond heel stoer te doen en zei: “Kom dan, kom dan.” Het was een klein mes, een klap mes, die je er gewoon uit haalt/trekt. Hij had een trainingspak aan en een petje op. [getuige 2] heeft gehoord dat het verdachte betreft. [34]
[getuige 3] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte een mes uit zijn zak haalde. Hij drukte bijna een mes in hun gezicht en zei: “Lopen, anders steek ik je” of woorden van gelijke strekking. Het handvat van het mes was zwart, het mes zelf was gewoon zilverkleurig. Het was een inklapbaar mes. [35]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich kan herinneren dat er een akkefietje is voorgevallen en dat hij heeft bedreigd met woorden. Hij had geen mes in zijn handen, wel een Heineken biertje in een flesje. Hij kan zich niet herinneren dat hij een mes bij zich had die avond, hij had wel veel gedronken.
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 1 januari 2021 in Renkum [slachtoffer 4] heeft bedreigd met de woorden: “Moet ik je steken ofzo" en "Kom dan, kom dan" en daarbij een mes heeft getoond.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de navolgende ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 05.117516-22
1.
hij op een
of meerderetijdstip
penin
of omstreeksde periode van 7 februari 2022 tot en met 18 februari 2022 te
Doorn en/ofPapendrecht
en/of Rotterdam, althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaalmet het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] en/of de heer[slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 3] (telkens)heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, en het ter beschikking stellen van gegevens,
het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
het afgeven van een pinpas met bijbehorende pincode, door
- zich voor te doen als medewerker van een bank en
/of
- ( daarbij) diegene de overtuigen dat er fraude is gepleegd met de bankpas en
/of
- (vervolgens) aan te geven dat de bankpas opgehaald zou worden om verdere fraude te voorkomen en/of
- ( vervolgens) die bankpas met bijhorende code op te halen
bij de woning van diegene en/ofuit een brievenbus zodat daarna gepind kon worden met die bankpas;
2.
hij op
een of meerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 7 februari 2022 tot en met 18 februari 2022 te
Leersum en/of Doorn en/ofNijmegen en
/ofPapendrecht en
/ofHardinxveld Giesendam
en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,geldbedrag
(en
), ter hoogte van in totaal € 10.915,20, in elk geval enig geldbedrag,
dat/die geheel of ten dele aan
- [slachtoffer 1] (PL0900-2022045099, een bedrag van € 3.915,20 ) en
/of
-
de heer[slachtoffer 5] (PL1700-2022048116, een bedrag van € 6.500)
en/of
- [slachtoffer 3] (PL1700-2022056685, een bedrag van € 500),in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn
/haarmededader(s)
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/ofdie weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een
valse sleutel, door met de pinpas van bovengenoemde personen geld te pinnen, welke pinpas hij, verdachte, onrechtmatig onder zich had;
3.
hij op
een of meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 7 februari 2022 tot en met 11 mei 2022 te
Apeldoorn en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Wateringen en/of Sint Annaland en/of Groesbeek en/of Raalte en/of Wageningen en/of Ridderkerk en/of Gouda en/of Bodegraven en/of Rotterdam en/of Woerden en/ofNijmegen
en/of Raalte en/of Renkum, althans in Nederland tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen (van) een of meergeldbedragen en
/of een of meerdere kledingstuk(ken)en
/ofeen
of meerderetelefoon
(s) en/of schoeisel en/of een of meerdere pinpas(sen) en/of een macbook,althans een of meer voorwerpen
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen
en/of heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s
)wist
(en
),
althans redelijkerwijs moest(en) vermoedendat
/die voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf.
parketnummer 05.108760-22
1.
hij op
één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks28 maart 2022 te Renkum,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
één ofmeerdere gereedschap
(pen
), waaronder
- een afkortzaag en
/ofeen decoupeerzaag en
/ofeen slijptol en
/ofeen (bouw-)radio
(merk Makita) en
/ofeen klopboormachine,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 1]
,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en
/ofverbreking
en/of inklimming;
2.
hij
op één of meerdere tijdstip(pen)in
op of omstreeksde periode van 25 maart 2022 tot en met 29 maart 2022 te Heelsum, gemeente Renkum,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, een steiger en/of steigermateria(a)l(en)
, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 3] Regio Arnhem,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
parketnummer 05.085022-22
hij op
of omstreeks1 januari 2022 te Renkum [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- aan die [slachtoffer 4] een mes
, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp,te tonen en
/of
- ( daarbij) de woorden toe te voegen "moet ik je steken of zo" en
/of "kom dan, kom
dan",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover er in de tenlasteleggingen kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05.117516-22:
feit 1:
Medeplegen van oplichting;
feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 3:
Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van parketnummer 05.108760-22:
feit 1
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
feit 2
Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van parketnummer 05.085022-22:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt toepassing van het adolescentenstrafrecht. Hij heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 136 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden. Tot slot vordert de officier van justitie een werkstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen jeugddetentie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit het adolescentenstrafrecht toe te passen conform het voorstel van de officier van justitie en gelet op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De raadsman heeft verder gepleit voor een werkstraf, een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan het voorarrest met eventueel een voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur en onder de voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich in de periode van 7 februari tot en met 11 mei 2022 schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting, diefstal van geld en witwassen. Door middel van bankhelpdeskfraude zijn van meerdere slachtoffers op slinkse wijze de bankpas en de pincode bemachtigd om daarmee vervolgens grote bedragen van de bankrekeningen van die slachtoffers op te nemen. Dit zijn ernstige feiten die, naast financiële schade, veel overlast en gevoelens van onmacht en onveiligheid bij de slachtoffers teweeg hebben gebracht. Ook is het vertrouwen van de slachtoffers hiermee ernstig misbruikt. Het is extra kwalijk dat juist oudere mensen doelbewust tot slachtoffer zijn gemaakt, vanwege hun grote kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Bankhelpdeskfraude is een steeds meer voorkomende vorm van criminaliteit die voor verdachten op relatief gemakkelijke wijze zeer lucratief kan zijn. Het was verdachte die samen met tenminste één andere persoon op pad is gegaan om de door een slachtoffer in een brievenbus gedeponeerde envelop met bankpas uit die brievenbus te halen en daarna samen op verschillende plaatsen geldbedragen te pinnen. Ook heeft hij met de bankpas van een ander slachtoffer van oplichting een grote betaling gedaan bij Coolblue. Verdachte heeft daarmee een aanzienlijke bijdrage geleverd aan genoemde bankhelpdeskfraude. Het gaat in totaal om een bedrag van ruim € 10.000,00. Een (klein) deel van de gepinde bedragen mocht verdachte zelf houden. Dat geld heeft hij uitgegeven aan leuke dingen. Verdachte heeft kennelijk enkel en alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin en zich totaal niet bekommerd om de slachtoffers. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Los van het voorgaande heeft verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan inbraak, waarbij hij en zijn mededaders verschillende gereedschappen hebben weggenomen, aan diefstal van een steiger en aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht waarbij hij een mes heeft getoond. Ook dit zijn ernstige feiten.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 22 december 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Persoon van verdachte en jeugdstrafrecht
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of in het kader van het zogenoemde adolescentenstrafrecht de toepassing van het jeugdstrafrecht aan de orde is. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten was verdachte 18 jaar oud, zodat in beginsel het commune strafrecht dient te worden toegepast. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechter adolescenten van 18 tot 23 jaar berechten op grond van het jeugdstrafrecht, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Uit het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 17 januari
2024 komt naar voren dat verdachte soms nonchalant kan overkomen en niet altijd respect
lijkt te hebben voor andermans eigendom en voor autoriteitsfiguren. Daarnaast kan verdachte
impulsief zijn en lijkt hij beïnvloedbaar door vrienden. De Raad adviseert toepassing van het
jeugdstrafrecht.
Gelet op voormeld advies, het standpunt van de officier van justitie en de raadsman, en al hetgeen overigens uit het dossier en ter terechtzitting is gebleken over de ontwikkeling(sproblematiek) van verdachte zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen.
Straf
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Contact met de jeugdreclassering acht de Raad belangrijk en noodzakelijk, zodat zij met verdachte kan werken aan zijn houding en vaardigheden en met hem een plan kan maken om herhaling te voorkomen. Gezien het leerniveau van verdachte is de Raad van mening dat de jeugdreclassering van de William Schrikker Stichting het meest passend is en het beste aansluit bij verdachte. De Raad adviseert tevens de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
- meewerken aan het behouden van passende dagbesteding;
- meewerken aan hulp gericht op het verbeteren van zijn houding en vaardigheden,
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten William Schrikker Stichting
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam opdracht wordt gegeven toezicht te
houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De raadsman heeft aangevoerd dat bij het bepalen van de straf ook rekening moet worden gehouden met het feit dat de redelijke termijn is overschreden.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt. Bij jeugdzaken behoort de zaak in eerste aanleg binnen 16 maanden te zijn afgedaan.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn dat verdachte op 11 mei 2022 in verzekering is gesteld. Niet geheel duidelijk is geworden waarom het zo lang geduurd heeft voor de zaken op zitting kwamen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de redelijke termijn in ieder geval met enkele maanden is overschreden.
De rechtbank houdt verder rekening met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, met het feit dat verdachte met betrekking tot de helpdeskfraude vooral een meeloper en uitvoerder is geweest en niet de initiator daarvan en dat hij reeds een ITB Harde Kern maatregel opgelegd heeft gekregen en geruime tijd een enkelband heeft gehad. Daarnaast blijkt uit het rapport van de Raad en uit hetgeen ter terechtzitting is besproken dat verdachte inmiddels zijn leven op orde heeft, werkt en niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is. Zij zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.
Het voorwaardelijk strafdeel en de bijzondere voorwaarden worden opgelegd om recidive te voorkomen en om ervoor te zorgen dat de behandeling van verdachte kan worden gewaarborgd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank sluit wat betreft de bijzondere voorwaarden aan bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming.
Ten slotte zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in verband met feit 1 en 2 van parketnummer 05.117516-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. Volksbank vordert € 11.240,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
[benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] (hierna [benadeelde 2] ) heeft in verband met feit 1 en 2 van parketnummer 05.117516-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. [benadeelde 2] vordert € 75.130,50 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Ook vordert [benadeelde 2] € 600,00 aan proceskosten.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [benadeelde 2] als volgt kan worden toegewezen:
- een bedrag van € 8.915,20 ( [slachtoffer 1] ), waarvoor verdachte en [medeverdachte 3] ieder voor het hele bedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken,
- een bedrag van € 6.500,00 ( [slachtoffer 2] ),
telkens met toekenning van de wettelijke rente van 22 juni 2023.
Voor wat betreft de zaken [betrokkene 6] dient [benadeelde 2] niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, nu deze zaken niet zijn ten laste gelegd.
De verdediging heeft zich op de volgende standpunten gesteld:
- De vordering van Volksbank moet primair worden afgewezen, dan wel subsidiair niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van causaal verband. De schade kan niet aan verdachte worden toegerekend.
- Met betrekking tot de vordering van [benadeelde 2] is op de zaken van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] na geen sprake van causaal verband of toerekenbaarheid. In zoverre dient [benadeelde 2] dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. De onderzoekskosten zijn primair onvoldoende onderbouwd, dan wel subsidiair toewijsbaar voor één uur per dossier. De wettelijke rente is verschuldigd vanaf indiening van de vordering en voor oplegging van de schadevergoedingsmaatregel bestaat geen aanleiding.
Overweging van de rechtbank
[benadeelde 1]
Op grond van artikel 51c, tweede en derde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) kan de benadeelde partij zich ter terechtzitting laten vertegenwoordigen door een gemachtigde, die daartoe een bijzondere en schriftelijke volmacht heeft. Deze bepaling strekt zich ook uit tot de voeging door middel van de opgave als bedoeld in artikel 51g, eerste lid, Sv. In het in die bepaling bedoelde formulier is dan ook een voorziening getroffen voor het verstrekken van een dergelijke volmacht. De rechtbank stelt voorop dat een dergelijke volmacht strekt tot het verrichten van rechtshandelingen in het belang van de gevolmachtigde. De volmacht strekt daarmee tot bescherming van de rechtspersoon die de volmacht afgeeft.
Bij de vordering ontbreekt een uittreksel van de Kamer van Koophandel. Evenmin is een volmacht bijgevoegd, zodat niet is komen vast te staan dat B.J. Tomassen bevoegd is de benadeelde partij te vertegenwoordigen. Ook ter zitting is geen volmacht overgelegd. De Volksbank zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding kan worden behandeld, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[benadeelde 2]
De [benadeelde 2] heeft de schade gevorderd die zij als gevolg van de oplichting van 15 klanten heeft geleden. Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat [benadeelde 2] schade heeft geleden als gevolg van de oplichting en diefstal van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] door verdachte. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De kosten voor de schadeloosstellingen van de verschillende slachtoffers door [benadeelde 2] staan in direct verband met de delicten, zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Deze kosten zullen daarom worden toegewezen. Het gaat in de eerste plaats om een bedrag van € 6.500,00 voor [slachtoffer 2] . Voor dit bedrag is verdachte alleen aansprakelijk.
Gelet op het bewezenverklaarde zijn, anders dan de officier van justitie heeft gesteld, met betrekking tot het bedrag van € 8.915,20 voor [slachtoffer 1] verdachte en [medeverdachte 3] niet hoofdelijk aansprakelijk. Verdachte is immers alleen aansprakelijk voor de met de bankpas van [slachtoffer 1] gepinde bedragen in Nijmegen, een bedrag van in totaal € 3.915,20, terwijl [medeverdachte 3] alleen aansprakelijk is voor het gepinde bedrag van € 5.000,00 in Leersum. Met betrekking tot dit laatste bedrag zal [benadeelde 2] daarom jegens verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard.
[benadeelde 2] zal voorts niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering voor zover het betreft de andere 13 zaken, nu deze zaken niet aan verdachte ten laste zijn gelegd en daarmee geen causaal verband bestaat tussen de schade en het bewezen verklaarde in geval van verdachte.
De gevorderde onderzoekskosten bedragen € 120,00 per uur en per klant is een uur onderzoek geclaimd. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en komen de rechtbank redelijk voor. Deze kosten zullen voor het onderzoek ten aanzien van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] worden toegewezen, tot een bedrag van € 120,00 per uur x 2 = € 240,00. Voor de overige onderzoekskosten wordt de [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering vanwege het ontbreken van enig causaal verband.
Resumerend wordt een bedrag van € 10.655,20 toegewezen.
De rechtbank acht ten slotte de vordering ten aanzien van de proceskosten voldoende onderbouwd en sluit daarvoor, gelet op de hoogte van het toegewezen bedrag, aan bij het liquidatietarief (IV) civiele zaken. Aangezien het gevorderde bedrag (€ 600,00) lager ligt dan het bedrag van genoemd liquidatietarief, zal het gevorderde bedrag in zijn geheel worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 22 juni 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.

9.De beoordeling van het beslag

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle strafrechtelijk in beslag genomen goederen bij verdachte, zoals opgenomen op de beslaglijst (die als bijlage I aan dit vonnis is gehecht) verbeurd verklaard moeten worden, omdat er een directe relatie bestaat met de bewezen verklaarde feiten.
De raadsman heeft aangevoerd dat alle goederen aan verdachte geretourneerd dienen te worden.
De rechtbank zal de teruggave van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 8 genoemde voorwerpen (kleding, schoenen en andere goederen) aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 311, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder
‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een jeugddetentievoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, te weten
136 (honderdzesendertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de hierna te melden voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden:
- Verdachte zal meewerken aan het behouden van passende dagbesteding;
- Verdachte zal meewerken aan hulp gericht op het verbeteren van zijn houding en
vaardigheden;
 stelt als overige voorwaarden:
  • Verdachte zal zijn medewerking verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • Verdachte zal zijn medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, afdeling Jeugdreclassering te Amsterdam, tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, te weten een
werkstraf van 200 (tweehonderd) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in haar vordering;
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 en 2 van parketnummer 05.117516-22 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van
€ 10.655,20aan materiële schade, vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 22 juni 2023tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [benadeelde 2] in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die zij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot op heden begroot op € 600,00;
 gelast de teruggave van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 8 genoemde voorwerpen aan verdachte;
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Verkroost (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en mr. H.C. Leemreize, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2024.
Mr. Jacobs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisanten 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022127099, gesloten op 19 oktober 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4] , p. 1303.
3.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4] , p. 514.
4.Zie de processen-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , p. 367, [slachtoffer 7] , p. 411, [slachtoffer 8] , p. 1176, [slachtoffer 9] , p. 826, [slachtoffer 10] , p. 207, C.J. [slachtoffer 1] , p. 921, E. [slachtoffer 2] , p. 651, [slachtoffer 11] , p. 588, [slachtoffer 12] , p. 298, [slachtoffer 13] , p. 262, [slachtoffer 14] , p. 764, [slachtoffer 15] , p. 1153, [slachtoffer 16] , p. 734, [slachtoffer 17] , p. 827, [slachtoffer 18] , p. 1118, [slachtoffer 19] , p. 1031, [slachtoffer 20] , p. 1064, [slachtoffer 21] , p. 338.
5.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4] , p. 1303.
6.Zie voetnoot 4.
7.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] , p. 250 en zijn verklaring ter zitting.
8.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4] , p. 1303-1304.
9.Zie voetnoot 4.
10.Verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2024.
11.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4] , p. 1304.
12.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 921-922.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 924.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 939.
15.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 1024-1026.
16.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 651-652.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 685-686.
18.Verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2024.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 688-690.
20.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 722-723.
21.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 581.
22.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 582.
23.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4] , p. 1303.
24.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 581 en 583.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2508.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2366-2368.
27.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022139069, gesloten op 31 maart 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 71.
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 125.
30.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022005038, gesloten op 31 maart 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
31.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 12.
32.Proces-verbaal van aangifte [getuige 1] , p. 17-18.
33.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 22-23.
34.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 24-25.
35.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , p. 28.