ECLI:NL:RBGEL:2024:1404

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
05.117426.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankhelpdeskfraude met oplichting, diefstal en witwassen

Op 14 maart 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij bankhelpdeskfraude. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van meermalen oplichting, diefstal door middel van valse sleutels en witwassen. De feiten vonden plaats tussen 31 oktober 2021 en 11 mei 2022, waarbij de verdachte samen met anderen slachtoffers overtuigde om hun bankpassen en pincodes af te geven door zich voor te doen als bankmedewerkers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op slinkse wijze de bankpassen en pincodes van meerdere slachtoffers had bemachtigd, wat leidde tot aanzienlijke financiële schade en gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 136 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade die hij had veroorzaakt aan de slachtoffers, met een totale schadevergoeding van € 24.200,00. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral omdat oudere mensen doelbewust als slachtoffers waren gekozen, en dat de verdachte zich enkel had gericht op zijn eigen financiële gewin zonder zich om de slachtoffers te bekommeren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.117426.22
Datum uitspraak : 14 maart 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] .
raadsman: mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat in Doorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2021 tot en met 6 mei 2022 te Apeldoorn en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Wateringen en/of Sint Annaland en/of Groesbeek en/of Raalte en/of Wageningen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het afgeven van een pinpas met bijbehorende pincode, door
- zich voor te doen als medewerker van een bank en/of
- ( daarbij) diegene de overtuigen dat er fraude is gepleegd met de bankpas en/of
- ( vervolgens) aan te geven dat de bankpas opgehaald zou worden om verdere fraude te voorkomen en/of
- ( vervolgens) die bankpas met bijhorende code op te halen bij de woning van diegene en/of uit een brievenbus zodat daarna gepind kon worden met die bankpas;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2021 tot en met 6 mei 2022 te Apeldoorn en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Wateringen en/of Sint Annaland en/of Groesbeek en/of Raalte en/of Wageningen en/of Ridderkerk en/of Gouda en/of Bodegraven en/of Rotterdam en/of Woerden en/of Nijmegen en/of Raalte, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, geldbedrag(en), ter hoogte van in totaal € 27.226, in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan
- [slachtoffer 2] (PL1700-2022009403, een bedrag van € 6.500) en/of
- [slachtoffer 1] (PL2000-2022045008, een bedrag van € 5000) en/of
- [slachtoffer 5] (PL0600-2022160439, een bedrag van € 3.550) en/of
- [slachtoffer 3] (PL1500-2022048092, een bedrag van € 8.676) en/of
- [slachtoffer 4] (PL0600-2022199734, een bedrag van € 3.500), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn/haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met de pinpas van bovengenoemde personen geld te pinnen, welke pinpas hij, verdachte, onrechtmatig onder zich had;
3
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2021 tot en met 11 mei 2022 te Apeldoorn en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Wateringen en/of Sint Annaland en/of Groesbeek en/of Raalte en/of Wageningen en/of Ridderkerk en/of Gouda en/of Bodegraven en/of Rotterdam en/of Woerden en/of Nijmegen en/of Raalte en/of Renkum, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) een of meer geldbedragen en/of een of meerdere kledingstuk(ken) en/of een of meerdere telefoon(s) en/of schoeisel en/of een of meerdere pinpas(sen), althans een of meer voorwerpen
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Modus operandi
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
De aangevers werden gebeld door een persoon die zich voordeed als medewerker van de bank waar zij een bankrekening hadden. Een onbekend gebleven persoon met de [bijnaam] was de initiatiefnemer en organisator (hierna opdrachtgever). Hij regelde alles, had een protocol en belsysteem bedacht. Hij had steeds contact met de beller en met de pinner. [2] [bijnaam] kocht ”Leads” op, dat zijn lijsten met verschillende persoonsgegevens van mensen op leeftijd, maar ook bankgegevens en soms locatiegegevens. [3] De slachtoffers werden gebeld door iemand (de beller) die zich voordeed als een medewerker van de bank die zei dat was geconstateerd dat met betrekking tot de bankrekening van het slachtoffer sprake was van virussen, verdachte transacties, updates en/of cybercriminelen. [4] De beller probeerde de slachtoffers de app “Anydesk” te laten installeren op de computer, waarna de beller met een zes-cijferige code toegang kreeg tot de computer van het slachtoffer. Vervolgens kon de beller dan het scherm op zwart zetten en daarna de pinlimiet verhogen van het slachtoffer. [5] Als dat lukte, werd het slachtoffer ertoe bewogen om de pincode te vertellen aan de beller, de pinpas zo door te knippen dat de chip nog intact was en naar een vooraf doorgegeven brievenbus te rijden en de doorgeknipte pinpas in een envelop in die brievenbus te gooien. [6] Lukte het installeren van Anydesk niet, dan kwam iemand anders (de pinner) aan de deur die zich voordeed als een collega van de bankmedewerker, die zich identificeerde met een verificatiecode. Hij probeerde dan alsnog Anydesk te installeren en nam de pinpas mee. [7] De pinner werkte samen met een chauffeur die hem naar de slachtoffers en de pinlocatie(s) reed. [8] De beller hield de gehele tijd contact met het slachtoffer en praatte ook met de pinner als deze binnen was bij het slachtoffer. Wanneer de pinpas naar de brievenbus gebracht moest worden hield de beller het slachtoffer zo lang mogelijk aan de praat. [9] De pinlocaties werden voor de pinners gekozen door de opdrachtgever. Meestal was dat de pinautomaat die het dichtst in de buurt was van het woonadres van het slachtoffer om zo snel mogelijk geld te kunnen opnemen. Misschien dat de pas geblokkeerd zou worden omdat het slachtoffer argwaan zou krijgen en hij dan niet het maximale bedrag kon pinnen. Er moest teruggekoppeld worden hoe het pinnen ging: de opdrachtgever wilde van de pinner weten wat de opbrengst was. Er was de hele tijd contact tussen de opdrachtgever en de pinner, ook tijdens het pinnen. [10] Na het pinnen reden de chauffeur en pinner terug naar Arnhem, waar ze op een kort van tevoren afgesproken locatie het gepinde geld en de pinpas afgaven aan de opdrachtgever en zij een deel van het gepinde geld kregen. Daarna werd nog geprobeerd om spullen te bestellen met de ontvreemde pas. [11]
Deze modus operandi getuigt van een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen.
De rechtbank zal vanwege de samenhang de feiten 1 en 2 samen bespreken.
Feiten 1 en 2
[slachtoffer 1]
Verdachte bekent feit 1 en 2 als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1 en 2
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 262-263;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2024.
[slachtoffer 2]
Verdachte bekent feit 1 en 2 als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1 en 2
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 411-413;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 512-516.
[slachtoffer 3]
Verdachte bekent het feit 1 als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 588-589;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 640-642.
Voor zover het gaat om de tien pintransacties van telkens € 500,00 bekent verdachte feit 2 als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 588-589;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 640-642.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen dat verdachte ook verantwoordelijk is voor bestellingen bij een BCC Elektro-Speciaal winkel voor een totaalbedrag van € 3.676,00. Van dit onderdeel zal verdachte worden vrijgesproken.
[slachtoffer 5]
Aangeefster, [slachtoffer 5] , werd op woensdag 6 april 2022 omstreeks 19:00 uur gebeld door een man die zich voorstelde als medewerker van de Rabobank. De man zei dat er een virus op haar bank zat. Zij moest haar bankpasje van ING Bank en Rabobank in een envelop doen zodat een bezorger die kon komen ophalen. Ergens in het gesprek moest zij haar pincode geven. Rond 22:00/22:15 uur ging de deurbel en stond er een jongen voor de deur. Hij kwam de bankpasjes ophalen en vertrok meteen weer. De volgende dag heeft haar zoon contact opgenomen met de bank. De bank vertelde dat er transacties hadden plaatsgevonden op 6 april omstreeks 22:00 uur. Er is zes keer gepind voor een totaalbedrag van € 3.550,00. [12]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 6 april 2022 tussen 22:25 uur en 22:30 uur in Apeldoorn voor een totaalbedrag van € 3.550,00 heeft gepind. Hij herkent zichzelf op de foto als de pinner. Hij is ook degene geweest die de bankpas heeft opgehaald. Het adres kreeg hij van [naam 1] en verdachte appte dat hij [medeverdachte 1] kwam ophalen. Met de auto van verdachte, een Volkswagen, zijn ze naar de pinautomaat gereden. Zij hebben allebei € 200,00 gekregen. [13]
Tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte is een iPhone 6 in beslag is genomen.
Deze iPhone 6 straalde op woensdag 6 april 2022 omstreeks 21:26:06 uur een telecommast aan, gelegen aan de [adres 2] in Apeldoorn. De afstand tussen deze mast en de woning van aangeefster [slachtoffer 5] , gelegen aan de [adres 3] in Apeldoorn, is circa 130 meter en is lopend af te leggen in 2 minuten.
Van de pinlocatie aan de [adres 4] in Apeldoorn naar de locatie waar de iPhone 6 de telecommast aanstraalde ( [adres 2] in Apeldoorn) is de afstand circa 750 meter, wat lopend in circa 9 minuten is af te leggen. De locatie waar [slachtoffer 5] woont, aan de [adres 3] in Apeldoorn naar bovengenoemde locatie van de pintransacties ( [adres 4] Apeldoorn) is circa 700 meter, wat lopend in circa 9 minuten is af te leggen. [14]
Gelet op het feit dat de iPhone 6, die onder verdachte in beslag is genomen, op 6 april 2022 rond de tijd dat de pas is opgehaald en er vervolgens mee is gepind een telecommast aanstraalde in de nabijheid van verdachte in samenhang bezien met de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte was die samen met medeverdachte [medeverdachte 1] de pinpas heeft opgehaald bij [slachtoffer 5] en daar vervolgens zes keer mee heeft gepind voor een totaalbedrag van € 3.550,00. De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van verdachte dat hij hier niets van weet en dat hij zijn telefoon wel eens uitleende. Deze verklaring wordt weerlegd door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] en is op geen enkele wijze onderbouwd.
[slachtoffer 4]
[betrokkene 1] heeft namens haar vader, woonachtig aan de [adres 5] in Raalte, verklaard dat hij op vrijdag 6 mei 2022 om 14:00 uur werd gebeld door [naam 2] , een medewerker van [benadeelde 2] . Deze man vroeg of [slachtoffer 4] connecties had in Almere of Duitsland en dat deze connecties hadden geprobeerd € 30.000,00 van de rekening te halen. Op aanraden van [naam 2] heeft [slachtoffer 4] de computer opgestart en allerlei instructies opgevolgd. Dit duurde tot 19:30 uur. Toen moest [slachtoffer 4] twee bankpasjes gaan brengen naar de brievenbus in de [adres 6] in Raalte. De pasjes moesten in een envelop worden gedaan en in de linkergleuf worden gedaan. Op de envelop moest ‘bankfraude met een streep eronder’ gezet worden. [slachtoffer 4] moest constant aan de telefoon blijven. Ook daarna moest hij thuis nog allerlei handelingen op de computer verrichten. Om 22:00 uur stopte het telefoonverkeer, maar de computer moest aanblijven tot de volgende morgen 05:30 uur. Gebleken is dat op 6 mei 2022 om 19:59 uur de paslimieten zijn verhoogd van de rekeningen van vader en moeder en dat er € 30.000,00 is overgeboekt van de spaarrekening naar de gewone rekening van [slachtoffer 4] . [15] Vervolgens zijn met deze bankpassen op 6 mei 2022 meerdere geldopnames verricht tussen 20:13 uur en 20:19 uur. Dit gebeurde aan de [adres 7] in Raalte, voor een bedrag van in totaal € 3.550,00. [16]
[verbalisant 1] heeft de onder verdachte in beslag genomen telefoon iPhone 13 pro uitgelezen. Daaruit blijkt dat deze telefoon op 6 mei 2022 om 19:31:19 uur uitstraalt in de omgeving van de [adres 8] in Raalte. [17]
Op 6 mei 2022 omstreeks 19:52:03 uur straalde de iPhone 13 een telecommast aan op de [adres 9] in Raalte. In de opgevraagde periode van de historische telecomgegevens heeft deze telefoon alleen op dit tijdstip een telecommast in Raalte aangestraald. De afstand tussen deze mast en de locatie waar Langkamp zijn pas in de brievenbus moest doen, is circa 950 meter en is lopend af te leggen in 12 minuten.
Vanaf de [adres 10] waar de bankpas in de brievenbus is gedaan naar de pinlocatie op de [adres 11] is dit circa 500 meter, wat lopend in circa 6 minuten is af te leggen. Tijdens het uitlezen van de iPhone 13 is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijk vast komen te staan dat verdachte de stelselmatige gebruiker is geweest van deze telefoon. [18]
[verbalisant 2] kreeg via een briefing een aandachtvestiging van Basisteam IJsselland-Zuid, waarin op basis van informatie en beeldmateriaal de herkenning van een persoon werd gevraagd. De aandachtvestiging bevatte videobeelden waarvan drie stills zijn gemaakt. [verbalisant 2] herkende de persoon op alle foto’s onmiddellijk als verdachte. Hij kent hem vanuit zijn werkzaamheden als politieagent in het gebied waar verdachte woonachtig is. Rothengatter kent verdachte zeer goed. [19]
[verbalisant 3] kreeg een verzoek tot herkenning van de politie IJsselland Zuid, naar aanleiding van pinnen na oplichting van een onbekende pinner. Hij heeft de afbeeldingen en bewegende beelden bekeken en herkent de pinner voor de volle 100% als de hem ambtshalve bekende verdachte. [verbalisant 3] is ambtshalve regelmatig met verdachte in contact geweest en hij heeft hem gecontroleerd. [20]
[verbalisant 4] kreeg een verzoek tot herkenning van de politie IJsselland Zuid, naar aanleiding van pinnen na oplichting van een onbekende pinner. Zij heeft de afbeeldingen en bewegende beelden bekeken en herkent de pinner voor 100% als de haar ambtshalve bekende verdachte. Zij heeft verdachte ambtshalve meerdere malen tijdens diensten gecontroleerd. [21]
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die de pinpassen van de heer en [betrokkene 1] heeft opgehaald uit de brievenbus op de [adres 10] in Raalte en vervolgens met deze passen heeft gepind vanaf de bankrekening van de heer en [betrokkene 1] voor een bedrag van € 3550 op de [adres 11] .
Opzet en medeplegen oplichting
Uit de verklaringen van verdachte bij de politie en ter terechtzitting volgt dat hij via medeverdachte [medeverdachte 1] op de hoogte was geraakt van bovengenoemde modus operandi waarmee de slachtoffers werden opgelicht. Verdachte heeft hier bewust aan meegedaan om geld te verdienen door te gaan rijden. [22] Gelet hierop had verdachte opzet op de oplichting zelf. Verdachte was in dat kader op 6 januari, 14 en 16 februari, 6 april en 6 mei 2022 samen met iemand anders dan wel alleen op pad in opdracht van de opdrachtgever. Gelet op de planmatige aanpak, de intensieve samenwerking, de duidelijke afstemming en de rol van verdachte bij die oplichting, is sprake van voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Daarmee acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van oplichting van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen diefstal
De diefstal door middel van een valse sleutel maakt deel uit van de modus operandi zoals hierboven omschreven en verdachte was hiervan op de hoogte. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de rol van verdachte als chauffeur en/of pinner ten aanzien van alle pintransacties op 6 januari, 14 en 16 februari, 6 april en 6 mei 2022 sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Daarmee is de onder 2 ten laste gelegde diefstal door middel van een valse sleutel door twee of meer verenigde personen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen zoals is ten laste gelegd onder feit 3.
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat de desbetreffende geldbedragen en de overige met de verdenking van witwassen in verband gebrachte goederen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf (het gronddelict) afkomstig zijn en dat verdachte dat ook wist of redelijkerwijs moest vermoeden. Daarbij hoeft uit de bewijsmiddelen niet te kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vast staat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Bij de beoordeling van dit feit gaat de rechtbank uit van het onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde als de gronddelicten. De rechtbank heeft hiervoor immers bewezenverklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – medeplegen van oplichting en diefstal met valse sleutel door twee of meer verenigde personen. Als gevolg hiervan heeft verdachte een bedrag van € 23.600,- aan contant geld verworven en voorhanden gehad. Het gaat hier om een voorwerp waarvan verdachte wist dat dit onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig was.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is wat verdachte met dat bedrag heeft gedaan.
Verdachte heeft in dit verband verklaard dat hij en medeverdachte [medeverdachte 1] ieder 10% kregen van het totaalbedrag dat was gepind. Op 14 februari 2022 is er met de bankpas van [slachtoffer 3] € 5.000,00 gepind en daarvan heeft verdachte € 500,00 gekregen. Verdachte heeft het geld dat hij heeft verdiend uitgegeven aan spullen. [23] Verdachte heeft verder verklaard dat hij ongeveer tussen de € 2.000,00 en € 3.000,00 heeft verdiend. Hij heeft daar een zwarte Louis Vuitton schoudertas van gekocht, alsmede een paar Dan Yeezy schoenen van Adidas en een Off White trui. Hij heeft deze spullen in Amsterdam, in de P.C. Hooftstraat gekocht. Voor de tas heeft verdachte € 1.950,00 betaald, voor de schoenen € 500,00 en voor de trui
€ 450,00. Deze goederen heeft hij allemaal contant afgerekend. [24] Uit gegevens van de belastingdienst volgt dat verdachte in de jaren 2020 en 2021 slechts beperkte (loon)inkomsten had. [25]
Gelet op de verklaringen van verdachte over welk deel van de opbrengsten hij kreeg, gaat de rechtbank uit van die 10%. Dat betekent dat verdachte 90% van de opbrengsten uit de oplichting en diefstal van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] aan de opdrachtgever heeft overgedragen, waarmee vervolgens de medeverdachten van zijn betaald. De rest van het geld, zijn aandeel, heeft hij gebruikt om verschillende luxe/dure goederen contant aan te schaffen. Verdachte heeft daarmee een verhullingshandeling verricht om het geld wit te wassen, namelijk het ‘omzetten’ van het geld in kleding en andere goederen. Met het kopen van die goederen verdwijnt immers de werkelijke herkomst van het geld uit beeld.
Daarmee heeft verdachte geld verworven, voorhanden gehad, overgedragen en gebruikt zoals is ten laste gelegd. Daarnaast is sprake van omzetten nu verdachte een tas, schoenen en een trui heeft gekocht die hij (grotendeels) heeft betaald met het geld dat hij heeft verdiend met de oplichtingen en diefstallen zoals hiervoor genoemd. Deze goederen zijn middellijk afkomstig uit een misdrijf, hetgeen verdachte wist. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geld, een tas, een trui en schoenen.
Voor de overige voorwerpen zoals ten laste gelegd acht de rechtbank witwassen niet bewezen, nu niet kan worden vastgesteld dat deze (on)middellijk afkomstig zijn uit misdrijf, in dit geval de gronddelicten.
Ten aanzien van de ten laste gelegde locaties Groesbeek, Wageningen, Nijmegen en Renkum, merkt de rechtbank op dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte betrokken is geweest bij witwassen op deze locaties. De rechtbank zal verdachte op de vorengenoemde onderdelen vrijspreken ten aanzien van feit 3.
Gelet op de wijze waarop het witwassen plaatsvond en de rol van verdachte en van de andere betrokkenen daarbij, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en (deels onbekend gebleven) anderen. Verdachte heeft zich aldus samen met anderen schuldig gemaakt aan witwassen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de navolgende ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van
31 oktober 20216 januari 2022 tot en met 6 mei 2022 te Apeldoorn en
/ofHendrik Ido Ambacht en
/ofWateringen
en/of Sint Annaland en/of Groesbeeken
/ofRaalte
en/of Wageningen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, meermalen,
althans eenmaalmet het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5]
(telkens
)heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, en het ter beschikking stellen van gegevens,
het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten het afgeven van een pinpas met bijbehorende pincode, door
- zich voor te doen als medewerker van een bank en
/of
- ( daarbij) diegene de overtuigen dat er fraude is gepleegd met de bankpas en
/of
- ( vervolgens) aan te geven dat de bankpas opgehaald zou worden om verdere fraude te voorkomen en
/of
- ( vervolgens) die bankpas met bijhorende code op te halen bij de woning van diegene en/of uit een brievenbus zodat daarna gepind kon worden met die bankpas;
2.
hij op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van
31 oktober 20216 januari 2022 tot en met 6 mei 2022 te Apeldoorn en
/ofHendrik Ido Ambacht en
/ofWateringen en
/ofSint Annaland
en/of Groesbeeken
/ofRaalte
en/of Wageningenen
/ofRidderkerk en
/ofGouda en
/ofBodegraven en
/ofRotterdam en
/ofWoerden
en/of Nijmegen en/of Raalte, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, geldbedrag
(en
), ter hoogte van in totaal € 27.226, in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan
- [slachtoffer 2] (PL1700-2022009403, een bedrag van € 6.500) en
/of
- [slachtoffer 1] (PL2000-2022045008, een bedrag van € 5000) en
/of
- [slachtoffer 5] (PL0600-2022160439, een bedrag van € 3.550) en
/of
- [slachtoffer 3] (PL1500-2022048092, een bedrag van
€ 8.676€ 5.000) en
/of
- [slachtoffer 4] (PL0600-2022199734, een bedrag van € 3.500), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn
/haarmededader(s)
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/ofdie weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met de pinpas van bovengenoemde personen geld te pinnen, welke pinpas hij, verdachte, onrechtmatig onder zich had;
3
hij op
een of meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van
31 oktober 20216 januari 2022 tot en met 11 mei 2022 te Apeldoorn en
/ofHendrik Ido Ambacht en
/ofWateringen en
/ofSint Annaland
en/of Groesbeek en
/ofRaalte en/
ofWageningen en
/ofRidderkerk en
/ofGouda en
/ofBodegraven en
/ofRotterdam en
/ofWoerden
en/of Nijmegen en/of Raalte en/of Renkum,althans in Nederland tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen (van) een of meergeldbedragen en
/ofeen
of meerderekledingstuk
(ken) en/of een of meerdere telefoon(s)en
/ofschoeisel
en/of een of meerdere pinpas(sen), althans een of meer voorwerpen
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en
/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s
)wist
(en
),
althans redelijkerwijs moest(en)v
ermoedendat
/die voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 3:
Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 136 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en met aftrek van voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie een taakstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit het adolescentenstrafrecht toe te passen, gelet op het feit dat de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd in een periode dat het pedagogisch effect nog nodig was. Voorts heeft de raadsman bepleit om een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen, dan wel een taakstraf in combinatie met een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich in de periode van 6 januari 2022 tot en met 11 mei 2022 (meermalen) schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting, diefstal van geld en witwassen. Door middel van bankhelpdeskfraude zijn van meerdere slachtoffers op slinkse wijze de bankpas en de pincode bemachtigd om daarmee vervolgens grote bedragen van de bankrekeningen van die slachtoffers op te nemen. Dit zijn ernstige feiten die, naast financiële schade, veel overlast en gevoelens van onmacht en onveiligheid bij de slachtoffers teweeg hebben gebracht. Ook is het vertrouwen van de slachtoffers hiermee ernstig misbruikt. Het is extra kwalijk dat juist oudere mensen doelbewust tot slachtoffer zijn gemaakt, vanwege hun grote kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Bankhelpdeskfraude is een steeds meer voorkomende vorm van criminaliteit die voor verdachten op relatief gemakkelijke wijze zeer lucratief kan zijn. Verdachte fungeerde voornamelijk als chauffeur en reed een of meer anderen met zijn auto naar de woning van de slachtoffers, waar hij vervolgens wachtte totdat die ander(en) de bankpas bij de slachtoffers had opgehaald. Daarna reden ze samen naar een pinautomaat waar hij en/of die ander(en) geld van de bankrekeningen van de slachtoffers opnamen. Verdachte heeft daarmee een substantiële bijdrage geleverd aan genoemde bankhelpdeskfraude. Het gaat in totaal om een bedrag van ruim € 23.000,00. Een (klein) deel van de gepinde bedragen mocht verdachte zelf houden. Met dat geld heeft verdachte luxe/dure goederen aangeschaft. Verdachte heeft kennelijk enkel en alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin en zich totaal niet bekommerd om de slachtoffers. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 22 december 2023,
waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Persoon van verdachte en jeugdstrafrecht
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of in het kader van het zogenoemde adolescentenstrafrecht de toepassing van het jeugdstrafrecht aan de orde is. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten was verdachte 19 jaar oud, zodat in beginsel het commune strafrecht dient te worden toegepast. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechter adolescenten van 18 tot 23 jaar berechten op grond van het jeugdstrafrecht, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Uit het reclasseringsadvies van 13 november 2023 komt naar voren dat verdachte sinds het vorige contact met de reclassering in juni 2022 meer inzicht lijkt te hebben gekregen in zijn eigen handelen, waarbij vooral naar voren komt dat hij zich destijds verveelde en weinig om handen had. De reclassering ziet thans een groeicurve bij verdachte. Hij heeft een eigen bedrijf, neemt meer verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag en staat op eigen benen. Ook houdt hij zich aan de afspraken hoewel het contact met de jeugdreclassering voornamelijk functioneel contact lijkt te zijn. De reclassering ziet een jongeman die zijn leven aan het opbouwen is en zich staande weet te houden in de maatschappij en zich heeft gehouden aan zijn voorwaarden. Men ziet daarom geen meerwaarde in het adviseren van een plan van aanpak. De reclassering adviseert na het afnemen van het wegingskader het volwassenstrafrecht toe te passen. Verdachte heeft een eigen bedrijf, staat op zijn eigen benen en woont vrijwel zelfstandig. Er is nauwelijks sprake van pedagogische beïnvloeding vanuit zijn ouders. Er zijn tevens geen maatregelen en/of interventies noodzakelijk die alleen mogelijk zijn in het jeugdstrafrecht.
Gelet op voormeld advies en het standpunt van de officier van justitie ziet de rechtbank, anders dan de raadsman heeft bepleit, geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Straf
De reclassering adviseert oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. Interventies of toezicht worden niet nodig geacht.
In artikel 6, eerste lid, EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn dat verdachte op 11 mei 2022 in verzekering is gesteld. Niet geheel duidelijk is geworden waarom het zo lang geduurd heeft voor de zaak op zitting kwam. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de redelijke termijn in ieder geval met enkele maanden is overschreden.
De rechtbank houdt voorts rekening met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, met het feit dat verdachte tijdens zijn schorsing van de voorlopige hechtenis enkele keren met politie en justitie in aanraking is geweest, met het feit dat verdachte vooral een meeloper en uitvoerder is geweest en niet de initiator daarvan en dat hij reeds een ITB Harde Kern maatregel opgelegd heeft gekregen en geruime rijd een enkelband heeft gehad. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is. Zij zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen. Het voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ten slotte zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in verband met feit 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. [benadeelde 1] vordert € 11.240,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
[benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in verband met feit 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. [benadeelde 2] vordert € 75.130,50 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Ook vordert [benadeelde 2] € 600,00 aan proceskosten.
[benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in verband met feit 1 en 2 een vordering
tot schadevergoeding ingediend. [benadeelde 3] vordert € 49,95 aan materiële schade.
[benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft een vordering tot schadevergoeding
ingediend. [benadeelde 4] vordert € 308,99 aan materiële schade en € 500,00 aan
smartengeld.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op de volgende standpunten gesteld:
De vordering van [benadeelde 2] kan als volgt worden toegewezen:
- een bedrag van € 23.620,00 (slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] ), waarvoor verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] ieder voor het hele bedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken,
- een bedrag van € 3.550,00 (slachtoffer [slachtoffer 4] ),
telkens met toekenning van de wettelijke rente van 22 juni 2023.
Voor wat betreft de zaken [betrokkene 2] dient [benadeelde 2] niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, nu deze zaken niet zijn ten laste gelegd.
De verdediging heeft zich op de volgende standpunten gesteld:
- Bij de vordering van [benadeelde 2] moet worden uitgegaan van de daadwerkelijk geleden schade die verdachte heeft veroorzaakt. Dit geldt ook voor de gevorderde proceskosten.
De wettelijke rente is verschuldigd vanaf indiening van de vordering en voor het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel bestaat geen aanleiding.
- [benadeelde 3] en [benadeelde 4] moeten niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, aangezien hun zaken niet zien op verdachte.
Overweging van de rechtbank
[benadeelde 1]
Op grond van artikel 51c, tweede en derde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) kan de benadeelde partij zich ter terechtzitting laten vertegenwoordigen door een gemachtigde, die daartoe een bijzondere en schriftelijke volmacht heeft. Deze bepaling strekt zich ook uit tot de voeging door middel van de opgave als bedoeld in artikel 51g, eerste lid, Sv. In het in die bepaling bedoelde formulier is dan ook een voorziening getroffen voor het verstrekken van een dergelijke volmacht. De rechtbank stelt voorop dat een dergelijke volmacht strekt tot het verrichten van rechtshandelingen in het belang van de gevolmachtigde. De volmacht strekt daarmee tot bescherming van de rechtspersoon die de volmacht afgeeft.
Bij de vordering ontbreekt een uittreksel van de Kamer van Koophandel. Evenmin is een volmacht bijgevoegd, zodat niet is komen vast te staan dat B.J. Tomassen bevoegd is de benadeelde partij te vertegenwoordigen. Ook ter zitting is geen volmacht overgelegd. De [benadeelde 1] zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding kan worden behandeld, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[benadeelde 2]
De [benadeelde 2] heeft de schade gevorderd die zij als gevolg van de oplichting van 15 klanten heeft geleden. Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat [benadeelde 2] schade heeft geleden ten aanzien van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] als gevolg van de oplichtingen en diefstallen door verdachte. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De kosten voor schadeloosstellingen van de verschillende slachtoffers staan in direct verband met de delicten, zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Deze kosten zullen daarom worden toegewezen. Het gaat in totaal om een bedrag van € 23.600,00, opgesplitst in:
- een bedrag van € 3.550,00 voor [slachtoffer 4] . Voor dit bedrag is verdachte alleen aansprakelijk.
- een bedrag van € 20.050,00, zijnde € 3.550,00 voor [slachtoffer 5] , € 5.000,00 voor [slachtoffer 1] , € 6.500,00 voor [slachtoffer 2] en € 5.000,00 voor [slachtoffer 3] . Voor dit bedrag kunnen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover medeverdachte [medeverdachte 1] de schade heeft vergoed.
[benadeelde 2] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering voor zover het betreft de andere 10 zaken, nu deze zaken in zijn geheel niet aan verdachte ten laste zijn gelegd en daarmee geen causaal verband bestaat tussen de schade en het bewezen verklaarde in geval van verdachte.
De gevorderde onderzoekskosten bedragen € 120 per uur en per klant is een uur onderzoek geclaimd. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en komen de rechtbank redelijk voor. Deze kosten zullen voor het onderzoek ten aanzien van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] worden toegewezen, namelijk € 120,00 per uur x 5 slachtoffers waarvoor verdachte aansprakelijk is = € 600,00. Van dit bedrag wordt € 480,00 hoofdelijk toegewezen (€ 120,00 x 4 slachtoffers waarvoor verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] samen aansprakelijk zijn).
Voor de overige onderzoekskosten wordt de [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering vanwege het ontbreken van enig causaal verband.
Resumerend wordt een bedrag van € 24.200,00 toegewezen, waarvan € 20.530,00 hoofdelijk met medeverdachte [medeverdachte 1] .
De rechtbank acht ten slotte de vordering ten aanzien van de proceskosten voldoende onderbouwd en sluit daarvoor, gelet op de hoogte van het toegewezen bedrag, aan bij het liquidatietarief (IV) civiele zaken. Aangezien het gevorderde bedrag (€ 600,00) lager ligt dan het bedrag van genoemd liquidatietarief, zal het gevorderde bedrag in zijn geheel worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 22 juni 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
[benadeelde 3] en [benadeelde 4]
De vorderingen van [benadeelde 3] en de [benadeelde 4] zijn niet-ontvankelijk nu geen causaal verband bestaat tussen de schade en van de bewezen verklaarde feiten in geval van verdachte. Verdachte heeft namelijk geen betrokkenheid gehad bij de oplichting en/of diefstal van deze slachtoffers en deze feiten zijn ook niet aan hem ten laste gelegd.

9.De beoordeling van het beslag

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafrechtelijk in beslag genomen goederen bij verdachte, zoals opgenomen onder 1 tot en met 5 en 7 op de beslaglijst (die als bijlage I aan dit vonnis is gehecht) verbeurd verklaard moeten worden, omdat er een directe relatie bestaat met de bewezen verklaarde feiten. De onder 6 op de beslaglijst opgenomen nep Rolex moet worden onttrokken aan het verkeer, terwijl de niet op de beslaglijst voorkomende telefoon iPhone 13 Pro verbeurd verklaard moet worden, omdat ook hier een directe relatie bestaat met de bewezen verklaarde feiten.
De raadsman heeft aangevoerd dat de auto, een Volkswagen Golf, door de vader van verdachte is betaald en dus aan hem toebehoort. Deze auto dient dan ook te worden geretourneerd aan de vader van verdachte. De iPhone 13 Pro staat op naam van het bedrijf van de vader van verdachte en dient dus ook aan hem te worden teruggegeven.
De rechtbank zal de teruggave van de op de beslaglijst onder 2 tot en met 7 genoemde voorwerpen aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet. Met betrekking tot de onder 2 en 3 genoemde geldbedragen (€ 475,00 en € 15,20) merkt de rechtbank op dat niet valt vast te stellen dat deze bedragen, gelet op de hoogte daarvan, geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van feit 1 en 2 zijn verkregen. De rechtbank overweegt in dit verband nog dat dit niet betekent dat het geld feitelijk aan verdachte zal worden geretourneerd, nu er op dit geld ook nog conservatoir beslag rust.
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 genoemde Volkswagen Golf verbeurd verklaren, nu met betrekking tot dit voorwerp de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan. Naar het oordeel van de rechtbank behoort deze auto toe aan verdachte en niet aan zijn vader. De auto staat op naam van verdachte en is ook door hem gebruikt. Het enkele feit dat zijn vader de auto wellicht heeft betaald doet hieraan niet af.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 33b, 47, 57, 311, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder
‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
136 (honderdzesendertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een
taakstrafvan
200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 wijst de vordering van [benadeelde 2] in verband met het feit onder nummer 1 en 2 toe tot een bedrag van
€ 24.200,00aan materiële schade;
 veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van een deel van het toegewezen bedrag, namelijk € 3.670,00, en veroordeelt verdachte hoofdelijk met medeverdachte [medeverdachte 1] tot betaling aan [benadeelde 2] van het andere deel van het toegewezen bedrag, namelijk € 20.530,00, telkens vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 22 juni 2023tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, met dien verstande dat indien en voor zover het toegewezen bedrag van € 20.530,00 reeds door medeverdachte [medeverdachte 1] (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [benadeelde 2] in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die zij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot op heden begroot op € 600,00;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
 verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 genoemde Volkswagen Golf;
 gelast de teruggave van de op de beslaglijst onder 2 tot en met 7 genoemde voorwerpen aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Verkroost (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en mr. H.C. Leemreize, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2024.
Mr. Jacobs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisanten] Radstaat van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022127099, gesloten op 19 oktober 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 1303.
3.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 514.
4.Zie de processen-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , p. 367, M. [slachtoffer 2] , p. 411, [slachtoffer 7] , p. 1176, [slachtoffer 8] , p. 826, [slachtoffer 9] , p. 207, [slachtoffer 10] , p. 921, [slachtoffer 11] , p. 651, [slachtoffer 3] , p. 588, [slachtoffer 12] , p. 298, A. [slachtoffer 1] , p. 262, [benadeelde 3] , p. 764, [slachtoffer 13] , p. 1153, [slachtoffer 14] , p. 734, [slachtoffer 15] , p. 827, J [slachtoffer 16] , p. 1118, [slachtoffer 17] , p. 1031, [slachtoffer 18] , p. 1064, [benadeelde 4] , p. 338.
5.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 1303.
6.Zie voetnoot 4.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , p. 250 en zijn verklaring ter zitting.
8.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 1303-1304.
9.Zie voetnoot 4.
10.Verklaring van [medeverdachte 2] ter zitting.
11.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 1304.
12.Proces-verbaal van aangifte J.G. [slachtoffer 5] , p. 1118-1119 en 1122.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1134.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1381-1386.
15.Proces-verbaal van aangifte [betrokkene 1] namens [slachtoffer 18] , p. 1064-1066.
16.Bankafschriften [slachtoffer 18] , p. 1072.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1351-1353.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1417-1420.
19.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar met bijlagen, p. 1099-1103.
20.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 1104-1105.
21.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 1106-1107.
22.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] . p. 1304.
23.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 642.
24.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 292-293.
25.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 2378-2379.