ECLI:NL:RBGEL:2024:1403

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
05.117505.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankhelpdeskfraude met oplichting, diefstal en witwassen; taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 14 maart 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een serie bankhelpdeskfraudes. De verdachte, geboren op [Geboortedatum] en wonende aan [Adres], werd beschuldigd van oplichting, diefstal en witwassen. De feiten vonden plaats tussen 31 oktober 2021 en 11 mei 2022, waarbij de verdachte samen met anderen zich voordeed als bankmedewerkers om slachtoffers te overtuigen hun bankpas en pincode af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal door middel van valse sleutels, en dat hij betrokken was bij het witwassen van de opbrengsten van deze misdrijven. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 365 dagen, waarvan 314 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht en begeleiding vanuit de Jeugdreclassering. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers van de oplichting. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers, en de impact die deze misdrijven op hen hadden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.117505-22
Datum uitspraak : 14 maart 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] in [Geboorteplaats] ,
wonende aan de [Adres] ,
raadsvrouw: mr. M.G.M. Frerix, advocaat in Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2021 tot en met 3 mei 2022 te Wageningen en/of Nijmegen en/of Zevenaar en/of Julianadorp en/of Groesbeek en/of Huizen en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Wateringen en/of Holten en/of Sint Annaland en/of Doorn en/of Hilvarenbeek en/of Elsloo en/of Apeldoorn en/of Marienvelde en/of Heerhugowaard, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
Mevrouw [Slachtoffer 5] en/of Mevrouw [Slachtoffer 9] en/of Mevrouw [Slachtoffer 8] en/of De
heer [Slachtoffer 1] en/of Mevrouw [Slachtoffer 2] en/of Mevrouw [Slachtoffer 7] en/of Mevrouw
[Slachtoffer 10] en/of Mevrouw [Slachtoffer 6] en/of De heer [Slachtoffer 12] en/of De heer [Slachtoffer 4] en/of
Mevrouw [Slachtoffer 13] en/of mevrouw [Slachtoffer 15] en/of mevrouw [Slachtoffer 14] en/of
mevrouw [Slachtoffer 11] en/of mevrouw [Slachtoffer 3] ,
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het afgeven van een pinpas met bijbehorende pincode, door
- zich voor te doen als medewerker van een bank en/of
- ( daarbij) diegene de overtuigen dat er fraude is gepleegd met de bankpas en/of
- ( vervolgens) aan te geven dat de bankpas opgehaald zou worden om verdere fraude te voorkomen en/of
- ( vervolgens) die bankpas met bijhorende code op te halen bij de woning van diegene en/of uit een brievenbus zodat daarna gepind kon worden met die bankpas;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2021 tot en met 3 mei 2022 te Wageningen en/of Nijmegen en/of Zevenaar en/of Sint-Philipsland (gemeente Tholen) en/of Julianadorp en/of Groesbeek en/of Huizen en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Wateringen en/of Amerongen en/of Hilvarenbeek en/of Holten en/of Rhenen en/of Sint Annaland en/of Blaricum en/of Ridderkerk en/of Woerden en/of Bodegraven en/of Gouda en/of Rotterdam en/of Hardinxveld-Giessendam en/of Gorinchem en/of Leersum en/of Renkum en/of
Heelsum, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, geldbedrag(en), ter hoogte van in totaal € 71.056, in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan
- de heer [Slachtoffer 1] (PL0900-2021356287, een bedrag van €9000) en/of
- mevrouw [Slachtoffer 2] (PL1700-2022009403, een bedrag van € 6500) en/of
- mevrouw [Slachtoffer 3] (PL0600-2022048359, een bedrag van € 1000) en/of
- de heer [Slachtoffer 4] (PL0600-2022037806, een bedrag van € 5600) en/of
- mevrouw [Slachtoffer 5] (PL0600-2022057167, een bedrag van € 2000) en/of
- mevrouw [Slachtoffer 6] (PL0900-2022045099, een bedrag van € 5000) en/of
- mevrouw [Slachtoffer 7] (PL1500-2022048092, een bedrag van € 8676) en/of
- mevrouw [Slachtoffer 8] (PL1100-2022035204, een bedrag van € 4800) en/of
- mevrouw [Slachtoffer 9] (PL2000-2022045008, een bedrag van € 5000) en/of
- mevrouw [Slachtoffer 10] (PL0600-2022081605, een bedrag van €10.000) en/of
- mevrouw [Slachtoffer 11] (PL1100-2022041332, een bedrag van € 4800) en/of
- de heer [Slachtoffer 12] (PL2000-2022060550, een bedrag van € 1250) en/of
- mevrouw [Slachtoffer 13] (PL0600-2022128351, een bedrag van € 1480) en/of
- mevrouw [Slachtoffer 14] (PL0600-2022160439, een bedrag van € 3550) en/of
- mevrouw [Slachtoffer 15] (PL0600-2022198950, een bedrag van € 2400), in elk geval aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn/haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met de pinpas van bovengenoemde personen geld te pinnen, welke pinpas hij,
verdachte, onrechtmatig onder zich had;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2021 tot en met 11 mei 2022 te Wageningen en/of Nijmegen en/of Zevenaar en/of Sint-Philipsland (gemeente Tholen) en/of Julianadorp en/of Groesbeek en/of Huizen en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Wateringen en/of Amerongen en/of Hilvarenbeek en/of Holten en/of Rhenen en/of Sint Annaland en/of Blaricum en/of Ridderkerk en/of Woerden en/of Bodegraven en/of Gouda en/of Rotterdam en/of Hardinxveld-Giessendam en/of Gorinchem en/of Leersum en/of Renkum en/of
Heelsum, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) een of meer geldbedragen en/of een of meerdere kledingstuk(ken) en/of een
of meerdere telefoon(s) en/of schoeisel en/of een of meerdere pinpas(sen), althans
een of meer voorwerpen
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
4.
hij op of omstreeks 15 maart 2022 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 16] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het afstaan van een bankpas en/of een pincode door
- zich voor te doen als medewerker van een bank en/of
- ( daarbij) diegene de overtuigen dat er fraude is gepleegd met de bankpas en/of
- ( vervolgens) aan te geven dat de bankpas opgehaald zou worden om verdere fraude te voorkomen en/of
- ( vervolgens) die bankpas met bijhorende code op te halen bij de woning van diegene en/of uit een brievenbus zodat daarna gepind kon worden met die bankpas;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit met betrekking tot:
- feit 1, voor zover het betreft de ten laste gelegde oplichting van de heer [Slachtoffer 1] , mevrouw [Slachtoffer 2] , mevrouw [Slachtoffer 6] , mevrouw [Slachtoffer 13] en mevrouw [Slachtoffer 11] ;
- feit 2, voor zover het betreft de ten laste gelegde diefstal ten aanzien van de heer [Slachtoffer 1] , mevrouw [Slachtoffer 7] (de bestelling bij BCC), mevrouw [Slachtoffer 6] (de betaling bij Coolblue) en mevrouw [Slachtoffer 10] ;
- feit 3, nu de aangetroffen goederen niet van enig misdrijf afkomstig zijn.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Modus operandi
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
De aangevers werden gebeld door een persoon die zich voordeed als medewerker van de bank waar zij een bankrekening hadden en werden vervolgens opgelicht. Een onbekend gebleven persoon met de [bijnaam] was de initiatiefnemer en organisator (hierna opdrachtgever). Hij regelde alles, had een protocol en belsysteem bedacht. Hij had steeds contact met de beller en met de pinner. [2] De opdrachtgever kocht ”Leads” op, dat zijn lijsten met verschillende persoonsgegevens van mensen op leeftijd, maar ook bankgegevens en soms locatiegegevens. [3] De slachtoffers werden gebeld door iemand (de beller) die zich voordeed als een medewerker van de bank die zei dat was geconstateerd dat met betrekking tot de bankrekening van het slachtoffer sprake was van virussen, verdachte transacties, updates en/of cybercriminelen. [4] De beller probeerde de slachtoffers de app “Anydesk” te laten installeren op de computer, waarna de beller met een zes-cijferige code toegang kreeg tot de computer van het slachtoffer. Vervolgens kon de beller dan het scherm op zwart zetten en daarna de pinlimiet verhogen van het slachtoffer. [5] Als dat lukte, werd het slachtoffer ertoe bewogen om de pincode te vertellen aan de beller, de pinpas zo door te knippen dat de chip nog intact was en naar een vooraf doorgegeven brievenbus te rijden en de doorgeknipte pinpas in een envelop in die brievenbus te gooien. [6] Lukte het installeren van Anydesk niet, dan kwam iemand anders (de pinner) aan de deur die zich voordeed als een collega van de bankmedewerker, die zich identificeerde met een verificatiecode. Hij probeerde dan alsnog Anydesk te installeren en nam de pinpas mee. [7] De pinner werkte samen met een chauffeur die hem naar de slachtoffers en de pinlocatie(s) reed. [8] Verdachte is in een aantal gevallen door meerdere personen in één auto naar het adres gebracht waar hij de pinpas moest ophalen. [9] De beller hield de gehele tijd contact met het slachtoffer en praatte ook met de pinner als deze binnen was bij het slachtoffer. Wanneer de pinpas naar de brievenbus gebracht moest worden hield de beller het slachtoffer zo lang mogelijk aan de
praat. [10] De pinlocaties werden voor de pinners gekozen door de opdrachtgever. Meestal was dat de pinautomaat die het dichtst in de buurt was van het woonadres van het slachtoffer om zo snel mogelijk geld te kunnen opnemen. Misschien dat de pas geblokkeerd zou worden omdat het slachtoffer argwaan zou krijgen en hij dan niet het maximale bedrag kon pinnen. Er moest teruggekoppeld worden hoe het pinnen ging: de opdrachtgever wilde van de pinner weten wat de opbrengst was. Er was de hele tijd contact tussen de opdrachtgever en de pinner, ook tijdens het pinnen. [11] Na het pinnen reden de chauffeur en pinner terug naar Arnhem, waar ze op een kort van tevoren afgesproken locatie het gepinde geld en de pinpas afgaven aan de opdrachtgever en zij een deel van het gepinde geld kregen. Daarna werd nog geprobeerd om spullen te bestellen met de ontvreemde pas. [12]
Deze modus operandi getuigt van planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen.
De rechtbank zal vanwege de samenhang de feiten 1 en 2 samen bespreken.
Feiten 1 en 2
Mevrouw [Slachtoffer 5]
Verdachte bekent feit 1 en 2 als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1 en 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 5] , p. 207-208;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 249-253.
Mevrouw [Slachtoffer 9]
Verdachte bekent feit 1 en 2 als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1 en 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 9] , p. 262-263;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2024.
Mevrouw [Slachtoffer 8]
Verdachte bekent feit 1 en 2 als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1 en 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 8] , p. 298-299;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2024.
De heer [Slachtoffer 1]
Aangever, de heer [Slachtoffer 1] , werd op zondag 31 oktober 2021 gebeld door iemand die zei dat hij namens de fraude-afdeling van SNS Bank belde. Deze man zei dat er iemand in Deventer was die vanaf de rekening van de heer [Slachtoffer 1] € 4.500,00 wilde overmaken naar België. Nadat de heer [Slachtoffer 1] had aangegeven dat hij daar geen toestemming voor had gegeven, kreeg hij de vraag om internetbankieren op te starten en in te loggen. Dit deed de heer [Slachtoffer 1] . Vervolgens kreeg hij een vrouw aan de lijn die hem vroeg wat de pincode van zijn betaalpas en digipas was. De heer [Slachtoffer 1] vertelde dit aan haar. Daarna kreeg hij weer de man aan de lijn en die gaf hem de opdracht om de betaalpas door te knippen en daarbij het zilveren vierkantje op de pas in tact te laten en dan vervolgens de digipas en de doorgeknipte bankpas op te sturen in een envelop naar een antwoordnummer in Utrecht. De heer [Slachtoffer 1] moest naar een beveiligde brievenbus in de buurt gaan en daar de envelop in doen. Dit heeft de heer [Slachtoffer 1] vervolgens gedaan. Op maandag 1 november 2021 ontving de heer [Slachtoffer 1] een e-mail van SNS Bank met het verzoek om contact op te nemen. Hij is toen naar SNS Bank gegaan waar hij te horen kreeg dat er zes transacties op zijn betaalrekening waren verricht in de avond van 31 oktober 2021 en de vroege ochtend van 1 november 2021, waarbij een bedrag van in totaal € 9.000,00 was afgeboekt. De heer [Slachtoffer 1] heeft deze transacties niet zelf verricht.
Gebleken is dat de fraudeurs op 31 oktober 2021 eerst een totaalbedrag van € 8.000,00 hebben overgeboekt van zijn spaarrekening naar zijn betaalrekening. Ook is op diezelfde dag de limiet van de betaalpas aangepast naar € 4.750,00, te gebruiken op 31 oktober en 1 november 2021. Vervolgens is bij Geldmaat Levensboom 2a te Blaricum drie keer een bedrag van € 1.500,00 gepind vanaf de betaalrekening van de heer [Slachtoffer 1] , te weten op 31 oktober 2021 om 20:22:39, om 20:23:41 uur en om 20:24:43 uur. [13]
Verbalisant [Verbalisant 1] kreeg via Blue Focus een aandachtvestiging van politie Midden-Nederland, Huizen, waarin op basis van informatie en beeldmateriaal om de herkenning van een persoon werd gevraagd. De aandachtvestiging bevatte drie foto’s. [Verbalisant 1] herkende de persoon op alle foto’s onmiddellijk als verdachte. Hij kent hem vanuit zijn werkzaamheden als jeugd coördinator politie unit Renkum/Wageningen. Hij heeft ambtshalve veel met verdachte te maken gehad. [14]
Verbalisant [Verbalisant 2] kreeg via Blue Focus een aandachtvestiging van politie Midden-Nederland, Huizen, waarin op basis van informatie en beeldmateriaal de herkenning van een persoon werd gevraagd. De aandachtvestiging bevatte drie foto’s. [Verbalisant 2] herkende de persoon op alle foto’s onmiddellijk als verdachte. Hij kent hem vanuit zijn werkzaamheden als hoofdagent politie Wageningen/Renkum. [15]
Verbalisant [Verbalisant 3] kreeg via Blue Focus een aandachtvestiging van politie Midden-Nederland, Huizen, waarin op basis van informatie en beeldmateriaal de herkenning van een persoon werd gevraagd. De aandachtvestiging bevatte videobeelden, waarvan drie stills zijn gemaakt. [Verbalisant 3] herkende de persoon op alle foto’s onmiddellijk als verdachte. Hij kent hem vanuit zijn werkzaamheden als wijkagent en heeft een aantal keren met verdachte te maken gehad. [16]
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte de heer [Slachtoffer 1] heeft bewogen tot het afgeven van zijn pincode en het deponeren van zijn doorgeknipte bankpas in een zogenaamde beveiligde brievenbus in de buurt van de woning van de heer [Slachtoffer 1] , waarna hij, verdachte, die bankpas uit de brievenbus heeft gehaald zodat daarmee kon worden gepind. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van feit 1.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die met de bankpas van de heer [Slachtoffer 1] op 31 oktober 2021 in Blaricum drie keer heeft gepind.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de man op de foto’s (de ‘pinner’) een schakelarmband draagt, terwijl verdachte stelt nooit zo’n armband te hebben gehad, maar slechts een gewone, gouden armband. De rechtbank acht dit argument van onvoldoende doorslaggevende betekenis en gaat daaraan voorbij, gelet op het feit dat verdachte door drie verbalisanten is herkend.
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat dat verdachte ook op 1 november 2021 in Nijmegen drie keer heeft gepind met de bankpas van de heer [Slachtoffer 1] . Van dit onderdeel zal verdachte worden vrijgesproken.
Mevrouw [Slachtoffer 2]
Aangeefster, mevrouw [Slachtoffer 2] , werd op donderdag 6 januari 2022, omstreeks 16:30 uur, gebeld door Rabobank. Zij kreeg te horen dat men bezig was met het controleren van de stand van zaken met betrekking tot virussen en dat de virussen bij mevrouw [Slachtoffer 2] opliepen. Enige tijd later werd zij teruggebeld en werd naar haar pincode gevraagd. Mevrouw [Slachtoffer 2] gaf deze. Zij kreeg toen te horen dat er een man langs zou komen die haar pasjes kwam ophalen. Diezelfde dag, omstreeks 22:00 uur, werd er aan de voordeur gebeld. Mevrouw [Slachtoffer 2] liet de man binnen en gaf hem haar pasjes. Enige tijd later ging de man weg. Op 7 januari 2022 zag haar dochter allerlei pintransacties op het Louwersplein te Hendrik-Ido-Ambacht. In Ridderkerk is vijf keer gepind. Ook is er bij benzinestations gepind. In totaal is er € 6.500,00 van de rekening gehaald. [17]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij verdachte heeft gereden, nadat verdachte hem had bericht. Ze zijn er heen gereden en verdachte deed zijn ding daar. Daarmee bedoelt [medeverdachte 1] dat verdachte bij mensen aanbelde, de bankpassen haalde en dan geld pinde. [medeverdachte 1] wachtte in de auto. Verdachte belde aan bij mensen op leeftijd. Vervolgens zijn ze naar de geldautomaat gereden en hebben daar geld gepind. Daarna zijn ze naar Arnhem gereden waar ze het geld hebben afgegeven aan iemand. [18]
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte was die samen met medeverdachte [medeverdachte 1] de pinpas heeft opgehaald bij mevrouw [Slachtoffer 2] .
Verdachte bekent het feit 2 als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 2] , p. 411-413;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 494-495.
Mevrouw [Slachtoffer 7]
Aangeefster, mevrouw [Slachtoffer 7] , werd op maandag 14 februari 2022, omstreeks 14:00 uur, gebeld door iemand die aangaf van de IT-afdeling van Rabobank te zijn. Er zou geprobeerd worden geld over te maken van haar rekening en er zouden veel virussen op haar computer staan. De man verzocht haar in te loggen op haar bankrekening. Mevrouw [Slachtoffer 7] zou een nieuwe bankpas met pincode krijgen en de oude pas zou worden opgehaald. Omstreeks 16:30 uur vertelde de medewerker dat mevrouw [Slachtoffer 7] naar de voordeur kon lopen. Daar stond een man met een mondkapje. Zij gaf de doorgeknipte bankpas in een envelop aan deze man. Om 19:30 uur heeft mevrouw [Slachtoffer 7] haar bank gebeld. Toen kreeg ze te horen dat er diverse vreemde transacties te zien waren en dat zij was opgelicht. Er is tienmaal een bedrag van € 500,00 gepind op 14 februari 2022 bij geldautomaat [Adres] te Wateringen. [19]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij verdachte op 14 februari 2022 naar het slachtoffer heeft gebracht en dat verdachte de pas heeft opgehaald. Ook heeft [medeverdachte 1] verdachte naar de geldautomaat gebracht waar verdachte vervolgens heeft gepind. [20]
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte was die samen met medeverdachte [medeverdachte 1] de pinpas heeft opgehaald bij mevrouw [Slachtoffer 7] .
Voor zover het gaat om de tien pintransacties van telkens € 500,00 bekent verdachte feit 2 als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 7] , p. 588-589;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 646-648.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen dat verdachte ook verantwoordelijk is voor bestellingen bij een BCC Elektro-Speciaal winkel voor een totaalbedrag van € 3.676,00. Van dit onderdeel zal verdachte worden vrijgesproken.
Mevrouw [Slachtoffer 10]
Aangeefster, mevrouw [Slachtoffer 10] , werd op vrijdagavond 18 februari 2022 omstreeks 20:30 uur gebeld door een bankmedewerker die aangaf dat er meerdere inlogpogingen waren gedaan op haar bankrekening en dat er iets vol virussen zat. Zij moest haar computer opstarten en haar bankrekeningen controleren. Zij heeft daarbij de pincodes van twee bankrekeningen ingevoerd. Een collega zou komen om de bankpassen op te halen. Even later stond deze man aan de deur. Mevrouw [Slachtoffer 10] moest de bankpassen pakken, doorknippen en in een envelop stoppen. De envelop heeft mevrouw [Slachtoffer 10] aan de man meegegeven. Vervolgens is er op 18 februari 2022 tien keer € 500,00 van haar betaalrekening gepind bij de geldautomaat Lentemorgen 3 in Zevenaar, drie keer € 500,00 bij de geldautomaat Lentemorgen 3 in Zevenaar en zeven keer € 500,00 bij de geldautomaat Burgemeester in Duiven. [21]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij de pas bij mevrouw [Slachtoffer 10] heeft opgehaald, dat hij met meerdere personen was en dat iemand anders toen heeft gepind. Hij voelt zich verantwoordelijk voor wat er met de pas is gebeurd nadat hij die bij mevrouw [Slachtoffer 10] had opgehaald. [22]
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de pinpas heeft opgehaald bij mevrouw [Slachtoffer 10] .
Gelet op de eerder beschreven modus operandi alsmede de weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen op 18 februari 2022 bij geldautomaten in Zevenaar en Duiven heeft gepind met de pinpas van mevrouw [Slachtoffer 10] .
Mevrouw [Slachtoffer 6]
Aangeefster, mevrouw [Slachtoffer 6] , werd op maandag 7 februari 2022, omstreeks 17:15 uur, gebeld door een man die zei dat hij namens Rabobank belde. Er was een virus aangetroffen op haar bankrekening en mevrouw [Slachtoffer 6] diende een app te downloaden. Ook diende ze haar pincode te geven. Dat heeft ze ook gedaan. Er werd verteld dat later die dag een collega de bankpas zou komen ophalen. Diezelfde dag, omstreeks 19:15 uur, stond er een man voor de deur die de bankpas kwam ophalen. Mevrouw [Slachtoffer 6] heeft de pas afgegeven. Het ging om een blanke man van 25 à 30 jaar met een fors postuur. Hij droeg een blauwe spijkerbroek met gaten. Op 8 februari 2022 belde mevrouw [Slachtoffer 6] naar de bank. Toen werd haar duidelijk dat ze was opgelicht en dat er met haar bankpas geld was opgenomen. Er is op 7 februari 2022 zeven keer gepind bij de Geldmaat Hoflaan 4a in Leersum. [23] [24]
De bankpas is op maandag 7 februari 2022 om 19:15 uur opgehaald bij aangeefster op de [Adres] in Amerongen. Op maandag 7 februari 2022 tussen 19:39 uur en 19:45 uur is er gepind op de Hoflaan 4a in Leersum. Tussen het ophalen van de bankpas en het pinnen zit maximaal 24 minuten. De reisafstand en reistijd tussen de [Adres] in Amerongen en de Hoflaan 4a in Leersum is 2.35 kilometer en duurt circa 3 minuten met de auto. [25]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de geldmaat in Leersum hem wat zegt. Ook herkent hij zichzelf op de beelden als pinner. [26]
Gelet op de aangifte die past binnen de eerder beschreven modus operandi, het tijdstip waarop de bankpas is opgehaald bij mevrouw [Slachtoffer 6] in samenhang bezien met de afstand en reistijd naar de pinlocatie waar tussen 19:39 en 15:45 is gepind en de verklaring van verdachte zelf, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte was die samen met een ander of anderen op 7 februari 2022 de bankpas heeft opgehaald bij mevrouw [Slachtoffer 6] in Amerongen (feit 1) en daar vervolgens in Leersum tien keer mee heeft gepind voor een totaalbedrag van € 5.000,00 (feit 2).
De heer [Slachtoffer 12]
Verdachte bekent feit 1 en 2 als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1 en 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 12] , p. 734-736;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 760-762.
De heer [Slachtoffer 4]
Verdachte bekent feit 1 en 2 als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1 en 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 4] , p. 862-864;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 917-919.
Mevrouw [Slachtoffer 13]
Aangeefster, mevrouw [Slachtoffer 13] , heeft verklaard dat zij op woensdag 23 maart 2022 omstreeks 20:15 uur werd gebeld door een man die aangaf namens ING Bank te bellen omdat er fraude met haar bankpas was gepleegd. Er was € 4.000,00 afgeschreven en zij moest haar bankpas inleveren. Er zou iemand vanuit Arnhem onderweg zijn om de bankpas op te komen halen. Mevrouw [Slachtoffer 13] moest aan de man aan de telefoon haar pincode doorgeven. Rond 21:15 uur was er een jongeman aan de deur die de bankpas kwam ophalen. Mevrouw [Slachtoffer 13] heeft hem die pas gegeven waarna hij weer vertrok. Een dag later keek de dochter van mevrouw [Slachtoffer 13] op de bankrekening. Toen bleek er op drie verschillende locaties in Nijmegen met de bankpas van mevrouw [Slachtoffer 13] gepind te zijn:
- om 21:19 uur bij een pinautomaat, voor € 480,00;
- om 21:33 uur bij benzinepomp Esso Vissers Sint Annastraat 196 in Nijmegen, voor € 500,00;
- om 21:45 uur bij benzinepomp Esso Wijchensweg 1 te Nijmegen, voor € 500,00. [27]
Op woensdag 23 maart 2022 omstreeks 21:15 uur is de bankpas bij aangeefster op de Begijnenstraat 13 in Nijmegen opgehaald. Op woensdag 23 maart om 21:18 uur is er gepind op de Grote Markt in Nijmegen. Tussen het ophalen van de bankpas en het pinnen zit drie minuten. De reisafstand en reistijd tussen de Begijnenstraat 13 in Nijmegen en de Grote Markt in Nijmegen is 0.447 kilometer en duurt circa één minuut met de auto. [28]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 23 maart 2022 is opgehaald bij het huis van zijn tante in Driel door [naam 1] en [naam 2] . Zijn moeder kreeg een discussie met [naam 1] en [naam 2] . Hij is toen wel ingestapt. Hij moest een bankpas ophalen en daarna gaan pinnen. Hij heeft € 480,00 gepind op de Grote Markt in Nijmegen. Toen het daar niet meer lukte, moest hij bij benzinepompen paysafe bonnen gaan halen. Hij heeft daar dus gepind. Hij had vijf bonnetjes van telkens € 100,00. En daarna nog een keer vijf bonnetjes van € 100,00. [29]
Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte was die samen met een ander of anderen op 23 maart 2022 de bankpas heeft opgehaald bij mevrouw [Slachtoffer 13] in Nijmegen (feit 1) en daar vervolgens op verschillende plaatsen in Nijmegen mee heeft gepind voor een totaalbedrag van € 1.480,00 (feit 2).
Mevrouw [Slachtoffer 15]
Verdachte bekent feit 1 en 2 als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1 en 2:
- het proces-verbaal van aangifte van T.J.M. [Slachtoffer 15] , p. 1031-1032;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1054-1055.
Mevrouw [Slachtoffer 14]
Verdachte bekent feit 1 en 2 als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1 en 2:
- het proces-verbaal van aangifte van J.G. [Slachtoffer 14] , p. 1118-1119;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1134-1135.
Mevrouw [Slachtoffer 11]
Aangeefster, mevrouw [Slachtoffer 11] , heeft verklaard dat zij op dinsdag 1 maart 2022 omstreeks 22:00 uur werd gebeld door een vrouw die zei dat zij medewerkster was bij de fraudehelpdesk van Rabobank. Er was een verdachte transactie geconstateerd en iemand had geprobeerd € 1.200,00 van de rekening te halen. Mevrouw [Slachtoffer 11] moest haar computer aandoen omdat er een virus op zou zitten. Mevrouw [Slachtoffer 11] kreeg te horen dat ze haar bankpas zou blokkeren en er zou een medewerker van de ICT-afdeling langskomen om haar verder te helpen. Ook moest zij de pincodes inspreken van de twee bankpassen, wat ze ook heeft gedaan. Omstreeks 22:25 uur werd er aangebeld en stond er een jongen voor de deur. Mevrouw [Slachtoffer 11] heeft hem binnengelaten en naar de computer begeleid. Hij heeft de twee bankpassen meegenomen om ervoor te zorgen dat deze vernietigd zouden worden. Daarna is de jongen vertrokken. Toen mevrouw [Slachtoffer 11] op 2 maart 2022 naar Rabobank ging, bleek dat er op 1 maart 2022 met haar bankpas tien keer was gepind bij Geldmaat Middenwaard 1 te Heerhugowaard. Het ging om een totaalbedrag van € 4.800,00. De eerste pintransactie bij deze Geldmaat vond plaats op 1 maart 2022 om 22:43 uur. [30]
Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf herkent op de getoonde afbeelding van de pinner bij de Geldmaat in Heerhugowaard. [31]
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met de bankpas van mevrouw [Slachtoffer 11] in Heerhugowaard heeft gepind voor een totaalbedrag van € 4.800,00 (feit 2). Uit diezelfde bewijsmiddelen volgt dat er minder dan 18 minuten zitten tussen het moment dat de bankpas bij mevrouw [Slachtoffer 11] is opgehaald en het moment dat verdachte met diezelfde bankpas voor de eerste keer heeft gepind. Mede gelet op de eerder beschreven modus operandi acht de rechtbank daarom ook wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die op 1 maart 2022 de bankpas bij mevrouw [Slachtoffer 11] in Heerhugowaard heeft opgehaald (feit 1).
Mevrouw [Slachtoffer 3]
Verdachte bekent feit 1 en 2 als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1 en 2:
- het proces-verbaal van aangifte van M.M. [Slachtoffer 3] , p. 1176-1177;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1184-1188.
Opzet en medeplegen oplichting
Uit de verklaringen van verdachte bij de politie en ter terechtzitting volgt dat hij op de hoogte was van bovengenoemde modus operandi waarmee de slachtoffers werden opgelicht. Verdachte heeft hier bewust aan meegedaan om snel veel geld te verdienen om dingen te kunnen kopen die hij anders niet zou kunnen kopen. [32] Gelet hierop had verdachte opzet op de bewezenverklaarde oplichtingen zelf. Hij is in dat kader telkens samen met iemand anders of anderen op pad gegaan in opdracht van de opdrachtgever. Gelet op de planmatige aanpak, de intensieve samenwerking, de duidelijke afstemming en de rol van verdachte bij die oplichtingen, is sprake van voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Daarmee acht de rechtbank telkens het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van oplichting wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen diefstal
De diefstal door middel van een valse sleutel maakt deel uit van de modus operandi zoals hierboven omschreven en verdachte was hiervan op de hoogte. De rechtbank is van oordeel dat in de bewezenverklaarde zaken sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Verdachte is immers telkens samen met iemand anders of anderen in één auto op pad gegaan om de bankpas op te halen en om in aansluiting daarop met die bankpas geld te pinnen. Daarmee is de telkens onder 2 ten laste gelegde diefstal door middel van een valse sleutel door twee of meer verenigde personen wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen zoals is ten laste gelegd onder feit 3.
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat de desbetreffende geldbedragen en de overige met de verdenking van witwassen in verband gebrachte goederen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf (het gronddelict) afkomstig zijn en dat verdachte dat ook wist of redelijkerwijs moest vermoeden. Daarbij hoeft uit de bewijsmiddelen niet te kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vast staat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Bij de beoordeling van dit feit gaat de rechtbank uit van het onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde als de gronddelicten. De rechtbank heeft hiervoor immers bewezenverklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – medeplegen van oplichting en diefstal met valse sleutel door twee of meer verenigde personen. Als gevolg hiervan heeft verdachte € 62.880,00 aan contant geld verworven en voorhanden gehad. Het gaat hier om een voorwerp waarvan verdachte wist dat dit onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig was.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is wat verdachte met dat bedrag heeft gedaan.
Verdachte heeft in dit verband verklaard dat hij de eerste keer € 200,00 kreeg en daarna twee keer los € 50,00. [33] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de opdrachtgever en de beller ieder 40% kregen, en de chauffeur en de pinner ieder 10%. [34] Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat als hij had gepind, hij naar de auto terugging en het geld vervolgens aan de opdrachtgever gaf. Hij kreeg dan € 500,- ofzo. Meestal pinde hij hetzelfde bedrag, namelijk € 2.000,- of € 5.000,-. [medeverdachte 2] kreeg dan altijd € 500,-. Dat was in het begin zo afgesproken. [35] Uit gegevens van de belastingdienst volgt dat verdachte in het jaar 2020 slechts zeer beperkte (loon)inkomsten had, terwijl over de jaren 2021 en 2022 geen (loon)inkomensgegevens bekend zijn. [36] Tijdens een doorzoeking in de woningen van verdachte (bij zijn moeder en zijn vader) zijn allerlei goederen in beslag genomen, zoals kledingstukken, telefoons, schoenen en pinpassen. [37] [38] Ook is een aantal aankoopbonnen en labels van dure merkkleding aangetroffen en in beslag genomen. Het gaat daarbij om een totaalbedrag van € 4.203,87. In de mutatieoverzichten van de ING Bankrekening van verdachte zijn, op de aanschaf van twee TROS T-shirts voor € 158,00 na, geen (pin)betalingen aangetroffen voor de aanschaf van deze kleding. Een deel van de kleding is tussen 4 december 2021 en 29 maart 2022 gekocht. [39] In de periode van 3 juni 2021 tot en met 22 juni 2022 heeft verdachte in totaal € 2.250,00 contant opgenomen van zijn rekening, waarvan een groot deel voor zijn rijbewijs is geweest. [40]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de meest concrete en consistente verklaring afgelegd over hetgeen de bij de oplichting en diefstal betrokken personen hebben verdiend. Gelet hierop gaat de rechtbank uit van de door hem genoemde 10% voor de pinner. Dat betekent dat verdachte 90% van de opbrengsten uit de oplichting en diefstal aan de opdrachtgever heeft overgedragen. De resterende 10% mocht verdachte zelf houden. Verdachte heeft naar eigen zeggen met het geld dat hij verdiende met de oplichtingen en diefstallen een verjaardagscadeau gekocht voor zijn moeder en af en toe een cadeautje voor zijn vriendin, maar geen dure merkkleding. [41]
De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van verdachte dat hij een aantal van de in beslag genomen goederen heeft gekregen voor zijn verjaardag en dat hij de andere spullen heeft gekocht van het geld dat hij voor zijn verjaardag heeft gekregen. De rechtbank wijst erop dat verdachte de diefstallen heeft gepleegd in de periode van 31 oktober 2021 tot en met 3 mei 2022 en dat de kleding waarvan aankoopbonnen en labels bij verdachte zijn aangetroffen en in beslag genomen in de periode van december 2021 tot en met maart 2022 zijn aangeschaft, terwijl verdachte is geboren (en dus verjaart) op 11 juni. De rechtbank acht daarom niet aannemelijk dat verdachte de goederen rond zijn verjaardag heeft gekregen en/of aangeschaft. Verdachte heeft dit verweer ook op geen enkele wijze nader geconcretiseerd.
Een groot deel van de bovengenoemde kleding is contant betaald. Van de resterende kleding is niet bekend hoe deze is betaald: er zijn in de bankgegevens van verdachte geen transacties te vinden waaruit volgt dat hij die kleding door middel van (pin)betalingen heeft aangeschaft in die periode. De rechtbank gaat er daarom van uit dat verdachte de goederen contant heeft aangeschaft. Gelet op het gebrek aan een legaal inkomen, de contante betalingen van de kleding voor € 4.045,87 die zich niet verhouden tot de contante opnamen van de rekening van verdachte (die bovendien voor de betaling van zijn rijbewijs zouden zijn geweest) kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte deze kleding heeft aangeschaft met de opbrengsten uit de gronddelicten.
In dat opzicht heeft verdachte een verhullingshandeling verricht om die geldbedragen wit te wassen, namelijk het ‘omzetten’ van het geld in kleding en andere goederen. Met het kopen van die goederen verdwijnt immers de werkelijke herkomst van het geld uit beeld.
Daarmee heeft verdachte deze geldbedragen verworven, voorhanden gehad, overgedragen en gebruikt zoals is ten laste gelegd. Daarnaast is sprake van omzetten nu verdachte met zijn aandeel uit de opbrengst voorwerpen (kleding) heeft gekocht die daardoor middellijk afkomstig waren uit een misdrijf, hetgeen verdachte wist. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geld en kledingstukken.
Voor de overige voorwerpen zoals ten laste gelegd acht de rechtbank witwassen niet bewezen, nu niet kan worden vastgesteld dat deze (on)middellijk afkomstig zijn uit misdrijf, in dit geval de gronddelicten. Dit geldt ook voor het in de woning van verdachte (bij zijn moeder) aangetroffen en in beslag genomen geldbedrag van € 900,00.
Ten aanzien van de ten laste gelegde locaties Groesbeek, Hardinxveld-Giessendam, Gorinchem, Heelsum, Sint-Annaland en Amerongen merkt de rechtbank op dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte betrokken is geweest bij witwassen op deze locaties. De rechtbank zal verdachte op de vorengenoemde onderdelen vrijspreken van feit 3.
Gelet op de wijze waarop het witwassen plaatsvond en de rol van verdachte en van de andere betrokkenen daarbij, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en (deels onbekend gebleven) anderen. Verdachte heeft zich aldus samen met anderen schuldig gemaakt aan witwassen.
Feit 4
Verdachte bekent het feit als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 16] , p. 338-339;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 356-357.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 maart 2022 heeft geprobeerd [slachtoffer 16] op te lichten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op genoemde dag met medeverdachte [medeverdachte 1] naar de woning van [slachtoffer 16] in Groesbeek is gereden en daar heeft aangebeld met de mededeling dat hij kwam voor het virus op de computer en de telefoon. Verdachte is vervolgens achter de laptop van [slachtoffer 16] gaan zitten en is ongeveer tien minuten bezig geweest. Ook heeft hij naar de bankpas van [slachtoffer 16] gevraagd. Nadat de dochter van [slachtoffer 16] naar haar vader had gebeld en met verdachte had gesproken is verdachte de woning uitgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze handelingen te kwalificeren als een begin van uitvoering van een oplichting, nu de gedragingen naar uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van dat misdrijf.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de navolgende ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van
31 oktober 20216 januari 2022 tot en met 3 mei 2022 te Wageningen en
/ofNijmegen en
/ofZevenaar en
/ofJulianadorp
en/of Groesbeek en/of Huizenen
/ofHendrik Ido Ambacht en
/ofWateringen en
/ofHolten
en/of Sint Annaland en/of Doornen
/ofHilvarenbeek
en/of Elslooen
/ofApeldoorn en
/ofMarienvelde en
/ofHeerhugowaard, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, meermalen,
althans eenmaalmet het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
mevrouw [Slachtoffer 5] en
/ofmevrouw [Slachtoffer 9] en
/ofmevrouw [Slachtoffer 8]
en/of De
heer [Slachtoffer 1]en
/ofmevrouw [Slachtoffer 2] en
/ofmevrouw [Slachtoffer 7] en
/ofmevrouw
[Slachtoffer 10] en
/ofmevrouw [Slachtoffer 6] en
/ofde heer [Slachtoffer 12] en
/ofde heer [Slachtoffer 4] en
/of
mevrouw [Slachtoffer 13] en
/ofmevrouw [Slachtoffer 15] en
/ofmevrouw [Slachtoffer 14] en
/of
mevrouw [Slachtoffer 11] en
/ofmevrouw [Slachtoffer 3] ,
(telkens
)heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, en het ter beschikking stellen van gegevens,
het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten het afgeven van een pinpas met bijbehorende pincode, door
- zich voor te doen als medewerker van een bank en
/of
- ( daarbij) diegene te overtuigen dat er fraude is gepleegd met de bankpas en
/of
- ( vervolgens) aan te geven dat de bankpas opgehaald zou worden om verdere fraude te voorkomen en
/of
- ( vervolgens) die bankpas met bijhorende code op te halen bij de woning van diegene
en/of uit een brievenbuszodat daarna gepind kon worden met die bankpas;
2.
hij op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 31 oktober 2021 tot en met 3 mei 2022 te Wageningen en
/ofNijmegen en
/ofZevenaar
en/of Sint-Philipsland (gemeente Tholen)en
/ofJulianadorp
en/of Groesbeek en/of Huizenen
/ofHendrik Ido Ambacht en
/ofWateringen
en/of Amerongenen
/ofHilvarenbeek en
/ofHolten en
/ofRhenen en
/ofSint Annaland en
/ofBlaricum en
/ofRidderkerk en
/ofWoerden en
/ofBodegraven en
/ofGouda en
/ofRotterdam
en/of Hardinxveld-Giessendam en/of Gorinchemen
/ofLeersum
en/of Renkum en/of
Heelsum, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, geldbedrag
(en
),
ter hoogte van in totaal € 71.056, in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan
- de heer [Slachtoffer 1] (PL0900-2021356287, een bedrag van
€ 9000€ 4500) en
/of
- mevrouw [Slachtoffer 2] (PL1700-2022009403, een bedrag van € 6500) en
/of
- mevrouw [Slachtoffer 3] (PL0600-2022048359, een bedrag van € 1000) en/
of
- de heer [Slachtoffer 4] (PL0600-2022037806, een bedrag van € 5600) en
/of
- mevrouw [Slachtoffer 5] (PL0600-2022057167, een bedrag van € 2000) en
/of
- mevrouw [Slachtoffer 6] (PL0900-2022045099, een bedrag van € 5000) en
/of
- mevrouw [Slachtoffer 7] (PL1500-2022048092, een bedrag van
€ 8676€ 5000) en
/of
- mevrouw [Slachtoffer 8] (PL1100-2022035204, een bedrag van € 4800) en
/of
- mevrouw [Slachtoffer 9] (PL2000-2022045008, een bedrag van € 5000) en
/of
- mevrouw [Slachtoffer 10] (PL0600-2022081605, een bedrag van €10.000) en
/of
- mevrouw [Slachtoffer 11] (PL1100-2022041332, een bedrag van € 4800) en
/of
- de heer [Slachtoffer 12] (PL2000-2022060550, een bedrag van € 1250) en
/of
- mevrouw [Slachtoffer 13] (PL0600-2022128351, een bedrag van € 1480) en
/of
- mevrouw [Slachtoffer 14] (PL0600-2022160439, een bedrag van € 3550) en
/of
- mevrouw [Slachtoffer 15] (PL0600-2022198950, een bedrag van € 2400), in elk geval aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn
/haarmededader(s)
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
en/ofdie weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met de pinpas van bovengenoemde personen geld te pinnen, welke pinpas hij,
verdachte, onrechtmatig onder zich had;
3.
hij op
een of meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 31 oktober 2021 tot en met 11 mei 2022 te Wageningen en
/ofNijmegen en
/ofZevenaar en
/ofSint-Philipsland (gemeente Tholen) en
/ofJulianadorp
en/of Groesbeek en/of Huizenen
/ofHendrik Ido Ambacht en
/ofWateringen
en/of Amerongenen
/ofHilvarenbeek en
/ofHolten en
/ofRhenen
en/of Sint Annalanden
/ofBlaricum en
/ofRidderkerk en
/ofWoerden en
/ofBodegraven en
/ofGouda en
/ofRotterdam
en/of Hardinxveld-Giessendam en/of Gorinchemen
/ofLeersum
en/of Renkum
en/of
Heelsum,althans in Nederland tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen (van) een of meergeldbedragen en
/of een of meerderekledingstuk
(ken
) en/of een
of meerdere telefoon(s) en/of schoeisel en/of een of meerdere pinpas(sen), althans
een of meer voorwerpen
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s
)wist
(en
), althans redelijkerwijs moest(en) vermoedendat
/die voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
4.
hij op
of omstreeks15 maart 2022 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal,
althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 16] te bewegen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, en het ter beschikking stellen van gegevens,
het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten het afstaan van een bankpas en/of een pincode door
- zich voor te doen als medewerker van een bank en
/of
- ( daarbij) diegene de overtuigen dat er fraude is gepleegd met de bankpas en
/of
- ( vervolgens) aan te geven dat de bankpas opgehaald zou worden om verdere fraude te voorkomen en
/of
- ( vervolgens) die bankpas met bijhorende code op te halen bij de woning van diegene
en/of uit een brievenbuszodat daarna gepind kon worden met die bankpas;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 3:
Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
feit 4:
Medeplegen van poging tot oplichting.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt toepassing van het adolescentenstrafrecht. Hij heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 365 dagen, waarvan 314 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Tot slot vordert de officier van justitie een werkstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen jeugddetentie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit het adolescentenstrafrecht toe te passen conform het voorstel van de officier van justitie en het advies van de reclassering en jeugdreclassering. De raadsvrouw refereert zich verder aan het oordeel van de rechtbank, maar verzoekt wel met klem om verdachte geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich in de periode van 31 oktober 2021 tot en met 11 mei 2022 (meermalen) schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting, diefstal van geld en witwassen. Door middel van bankhelpdeskfraude zijn van meerdere slachtoffers op slinkse wijze de bankpas en de pincode bemachtigd om daarmee vervolgens grote bedragen van de bankrekeningen van die slachtoffers op te nemen. Dit zijn ernstige feiten die, naast financiële schade, veel overlast en gevoelens van onmacht en onveiligheid bij de slachtoffers teweegbrengen. Ook is het vertrouwen van de slachtoffers hiermee ernstig misbruikt. Het is extra kwalijk dat juist oudere mensen doelbewust tot slachtoffer zijn gemaakt, vanwege hun grote kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Bankhelpdeskfraude is een steeds meer voorkomende vorm van criminaliteit die voor verdachten op relatief gemakkelijke wijze zeer lucratief kan zijn. Het was steeds verdachte die – al dan niet tezamen met een of meer anderen – de bankpas bij de slachtoffers heeft opgehaald en daarna geld van de bankrekeningen van de slachtoffers heeft opgenomen. Verdachte heeft daarmee een substantiële bijdrage geleverd aan genoemde bankhelpdeskfraude. Het gaat in totaal om een bedrag van bijna € 63.000,00. Een (klein) deel van de gepinde bedragen mocht verdachte zelf houden. Met dat geld heeft verdachte veelal dure kleding aangeschaft. Verdachte heeft kennelijk enkel en alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin en zich totaal niet bekommerd om de slachtoffers. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan. Verdachte heeft verklaard dat hij onder druk werd gezet en werd bedreigd om deze handelingen te verrichten. Dit is op geen enkele wijze geconcretiseerd. Bovendien had verdachte, ook als hij zich wellicht in een lastige positie bevond, andere keuzes moeten maken door bijvoorbeeld naar de politie te gaan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 22 december 2023. Hieruit volgt onder meer dat verdachte op 1 mei 2018 door de rechtbank Gelderland is veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren wegens (kort gezegd) diefstal met geweld en afpersing.
Persoon van verdachte en jeugdstrafrecht
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of in het kader van het zogenoemde adolescentenstrafrecht de toepassing van het jeugdstrafrecht aan de orde is. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten was verdachte 18 jaar oud, zodat in beginsel het commune strafrecht dient te worden toegepast. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechter adolescenten van 18 tot 23 jaar berechten op grond van het jeugdstrafrecht, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Uit het reclasseringsadvies van 21 december 2023 komt naar voren dat verdachte door Kairos in maart 2023 is gediagnosticeerd met een disharmonisch intelligentieprofiel, waarbij de verbaal-index aanzienlijk hoger is dan de overige indexen, waarop hij veelal zwakbegaafd en beneden gemiddeld scoort. In combinatie met zijn forse postuur is de kans op overvraging aanwezig en wordt verdachte op intellectueel functioneren overschat. Het overzien van gevolgen en het zien van oorzaak gevolg relaties, als ook het uitstellen van directe behoeftebevrediging kan lastig zijn voor verdachte. Hij is gevoelig voor beïnvloeding, hoewel er in vorige rapportages ook wordt gesproken over berekenend kunnen overkomen.
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen, nu er uit het wegingskader nog verschillende tekorten naar voren komen op de handelingsvaardigheden. Zo is verdachte bekend met een verstandelijke beperking, is hij beïnvloedbaar, kan hij impulsief handelen en heeft hij sturing nodig om zijn leven te organiseren. Een pedagogische aanpak waarin moeder wordt betrokken en er outreachend wordt gewerkt ten aanzien van het vasthouden van werk en het nakomen van afspraken is van groot belang voor de slagingskans van het traject. Er is sprake van een goed lopend jeugdreclasseringstraject.
Gelet op voormeld advies, het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw, en al hetgeen overigens uit het dossier en ter terechtzitting is gebleken over de ontwikkeling(sproblematiek) van verdachte zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen.
Straf
De reclassering adviseert oplegging van een deels voorwaardelijke straf onder de algemene voorwaarde dat verdachte medewerking verleent aan het toezicht van de Jeugdreclassering, uit te voeren door William Schrikker Groep, zolang de Jeugdreclassering dat nodig acht, en onder de volgende bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zal meewerken aan toezicht en begeleiding vanuit de Jeugdreclassering;
- zich ambulant zal laten behandelen door Kairos;
- zal meewerken aan het verkrijgen dan wel behouden van een zinvolle dagbesteding;
- zal meewerken aan de ambulante begeleiding vanuit Stichting Zorg en Welzijn of soortgelijke organisatie.
De rechtbank houdt naast hetgeen hiervoor is overwogen rekening met het tijdsverloop in deze zaak, met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, met het feit dat verdachte vooral een meeloper en uitvoerder is geweest en niet de initiator van de bankhelpdeskfraude en dat hij reeds in een ITB Harde Kern maatregel heeft gelopen, waarvan een groot deel met een enkelband. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is. Zij zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.
Het voorwaardelijke strafdeel en de bijzondere voorwaarden worden opgelegd om recidive te voorkomen en om ervoor te zorgen dat de behandeling van verdachte kan worden gewaarborgd. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals hierboven genoemd.
Ten slotte zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in verband met feit 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. [benadeelde 1] vordert € 11.240,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
[benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in verband met feit 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. [benadeelde 2] vordert € 75.130,50 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Ook vordert [benadeelde 2] € 600,00 aan proceskosten.
[Slachtoffer 10]
De benadeelde partij [Slachtoffer 10] heeft in verband met feit 1 en 2 een vordering
tot schadevergoeding ingediend. [Slachtoffer 10] vordert € 49,95 aan materiële schade.
De heer [slachtoffer 16]
De benadeelde partij de heer [slachtoffer 16] heeft in verband met feit 4 een vordering tot
schadevergoeding ingediend. [slachtoffer 16] vordert € 308,99 aan materiële schade en
€ 500,00 aan smartengeld.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op de volgende standpunten gesteld:
De vordering van [benadeelde 1] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 11.000,00, met toekenning van de wettelijke rente van 16 juni 2023.
De vordering van [benadeelde 2] kan als volgt worden toegewezen:
- een bedrag van € 23.620,00 (slachtoffers [Slachtoffer 9] , [Slachtoffer 2] , [Slachtoffer 14] en [Slachtoffer 7] ), waarvoor verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] ieder voor het hele bedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken,
- een bedrag van € 8.915,20 (slachtoffer [Slachtoffer 6] ), waarvoor verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] ieder voor het hele bedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken,
- een bedrag van € 28.850,00 (slachtoffers [Slachtoffer 8] , [Slachtoffer 10] , [Slachtoffer 15] , [Slachtoffer 11] , [Slachtoffer 12] en [Slachtoffer 4] ),
telkens met toekenning van de wettelijke rente van 22 juni 2023.
Voor wat betreft de zaken [naam 3] en [naam 4] dient [benadeelde 2] niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, nu deze zaken niet aan verdachte zijn ten laste gelegd.
De vordering van [Slachtoffer 10] kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente vanaf 21 februari 2022 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van [slachtoffer 16] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 99,99, met toekenning van de wettelijke rente vanaf 16 maart 2022 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op de volgende standpunten gesteld:
- [benadeelde 1] is primair niet-ontvankelijk in haar vordering, nu uit de stukken niet blijkt dat degene die de vordering heeft ingediend en ter terechtzitting aanwezig was, is gemachtigd om deze vordering namens [benadeelde 1] in te dienen. Subsidiair kan een bedrag van € 2.000,00 worden toegewezen (mevrouw [Slachtoffer 5] ). Met betrekking tot de heer [Slachtoffer 1] is vrijspraak bepleit en de onderzoekskosten zijn onvoldoende gespecificeerd.
- Bij de vordering van [benadeelde 2] moet worden uitgegaan van de daadwerkelijk geleden schade die verdachte heeft veroorzaakt. Bovendien moet rekening worden gehouden met de betrokkenheid van een medeverdachte. De onderzoekskosten moeten worden afgewezen, dan wel gematigd. De wettelijke rente is verschuldigd vanaf indiening van de vordering en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel is op zichzelf wel mogelijk.
- De vordering van mevrouw [Slachtoffer 10] kan worden toegewezen.
- [slachtoffer 16] moet niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu deze vordering te onduidelijk is. Ook ontbreekt het causaal verband tussen de poging tot oplichting en de gestelde schade.
Overweging van de rechtbank
[benadeelde 1]
Op grond van artikel 51c, tweede en derde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) kan de benadeelde partij zich ter terechtzitting laten vertegenwoordigen door een gemachtigde, die daartoe een bijzondere en schriftelijke volmacht heeft. Deze bepaling strekt zich ook uit tot de voeging door middel van de opgave als bedoeld in artikel 51g, eerste lid, Sv. In het in die bepaling bedoelde formulier is dan ook een voorziening getroffen voor het verstrekken van een dergelijke volmacht. De rechtbank stelt voorop dat een dergelijke volmacht strekt tot het verrichten van rechtshandelingen in het belang van de gevolmachtigde. De volmacht strekt daarmee tot bescherming van de rechtspersoon die de volmacht afgeeft.
Bij de vordering ontbreekt een uittreksel van de Kamer van Koophandel. Evenmin is een volmacht bijgevoegd, zodat niet is komen vast te staan dat B.J. Tomassen bevoegd is de benadeelde partij te vertegenwoordigen. Ook ter zitting is geen volmacht overgelegd. De Volksbank zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding kan worden behandeld, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[benadeelde 2]
De [benadeelde 2] heeft de schade gevorderd die zij als gevolg van de oplichting van 15 klanten heeft geleden. Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat [benadeelde 2] schade heeft geleden ten aanzien van mevrouw [Slachtoffer 9] , mevrouw [Slachtoffer 8] , mevrouw [Slachtoffer 2] , mevrouw [Slachtoffer 7] , mevrouw [Slachtoffer 10] , mevrouw [Slachtoffer 6] , de heer [Slachtoffer 12] , de heer [Slachtoffer 4] , mevrouw [Slachtoffer 15] , mevrouw [Slachtoffer 14] en mevrouw [Slachtoffer 11] als gevolg van de oplichtingen en diefstallen door verdachte. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De kosten voor schadeloosstellingen van de verschillende slachtoffers staan in direct verband met de delicten, zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Deze kosten zullen daarom worden toegewezen. Het gaat in totaal om een bedrag van € 53.600,00, opgesplitst in:
- een bedrag van € 33.850,00, zijnde € 4.800,00 voor [Slachtoffer 8] , € 10.000,00 voor [Slachtoffer 10] ,
€ 5.600,00 voor [Slachtoffer 4] , € 2.400,00 voor [Slachtoffer 15] , € 4.800,00 voor [Slachtoffer 11] , € 1.250,00 voor [Slachtoffer 12] en € 5.000,00 voor [Slachtoffer 6] . Voor dit bedrag is verdachte alleen aansprakelijk.
- een bedrag van € 19.950,00, zijnde € 3.550,00 voor [Slachtoffer 14] , € 5.000,00 voor [Slachtoffer 9] , € 6.400,00 voor [Slachtoffer 2] en € 5.000,00 voor [Slachtoffer 7] . Voor dit bedrag kunnen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover medeverdachte [medeverdachte 1] de schade heeft vergoed.
Anders dan de officier van justitie heeft gesteld met betrekking tot het bedrag van € 8.915,20 voor mevrouw [Slachtoffer 6] zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] hiervoor niet hoofdelijk aansprakelijk. Verdachte is immers alleen aansprakelijk voor het gepinde bedrag van
€ 5.000,00 in Leersum, terwijl medeverdachte [medeverdachte 2] alleen aansprakelijk is voor de met de bankpas van mevrouw [Slachtoffer 6] gepinde bedragen in Nijmegen, een bedrag van in totaal € 3.915,20. Met betrekking tot dit laatste bedrag zal Rabobank daarom jegens verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard.
[benadeelde 2] zal voorts niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering voor zover het betreft de zaken [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] nu deze zaken niet aan verdachte ten laste zijn gelegd en daarmee geen causaal verband bestaat tussen de schade en het bewezen verklaarde in geval van verdachte.
De gevorderde onderzoekskosten bedragen € 120,00 per uur en per klant is een uur onderzoek geclaimd. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en komen de rechtbank redelijk voor. Deze kosten zullen voor het onderzoek ten aanzien mevrouw [Slachtoffer 9] , mevrouw [Slachtoffer 8] , mevrouw [Slachtoffer 2] , mevrouw [Slachtoffer 7] , mevrouw [Slachtoffer 10] , mevrouw [Slachtoffer 6] , de heer [Slachtoffer 12] , de heer [Slachtoffer 4] , mevrouw [Slachtoffer 15] , mevrouw [Slachtoffer 14] en mevrouw [Slachtoffer 11] worden toegewezen, namelijk € 120,00 per uur x 11 slachtoffers waarvoor verdachte aansprakelijk is = € 1.320,00. Van dit bedrag wordt € 480,00 hoofdelijk toegewezen (€ 120,00 x 4 slachtoffers waarvoor verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] samen aansprakelijk zijn). Voor de overige onderzoekskosten wordt de Rabobank niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering vanwege het ontbreken van enig causaal verband.
Resumerend wordt een bedrag van € 54.920,00 toegewezen, waarvan € 20.430,00 hoofdelijk met medeverdachte [medeverdachte 1] .
De rechtbank acht ten slotte de vordering ten aanzien van de proceskosten voldoende onderbouwd en sluit daarvoor, gelet op de hoogte van het toegewezen bedrag, aan bij het liquidatietarief (IV) civiele zaken. Aangezien het gevorderde bedrag (€ 600,00) lager ligt dan het bedrag van genoemd liquidatietarief, zal het gevorderde bedrag in zijn geheel worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 22 juni 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
Mevrouw [Slachtoffer 10]
Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat mevrouw [Slachtoffer 10] schade heeft opgelopen als gevolg van de oplichting en diefstal. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De kosten wegens het opschonen van de computer van € 49,95 staan in direct verband met de delicten, zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Deze kosten zullen daarom worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 21 februari 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan mevrouw [Slachtoffer 10] toegewezen totaalbedrag van € 49,95 aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De heer [slachtoffer 16]
Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat [slachtoffer 16] schade heeft geleden als gevolg van de poging tot oplichting. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De kosten wegens herinstallatie van de laptop van € 99,99 staan in direct verband met het delict, zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Deze kosten zullen daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de overige posten, te weten de aanschaf van een ringbel à € 179,00 en de aanschaf van een ‘Ring Yearly Plan’ à € 30,00, ziet de rechtbank onvoldoende causaal verband met het onder 4 bewezenverklaarde feit. Dit deel van de vordering zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. Voor vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade geldt het bepaalde in artikel 6:106 BW. Immateriële schade komt onder andere voor vergoeding in aanmerking indien een benadeelde partij letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. In de onderhavige zaak zijn de eerste twee categorieën niet aan de orde en moet dus gekeken worden of sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Van belang hierbij is dat er sprake moet zijn van meer dan psychisch onbehagen en dat vereist in het algemeen dat er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Naar zijn aard is bij (poging tot) oplichting in de regel geen sprake van zodanige aantasting in de persoon op andere wijze dat dit een enkel psychisch onbehagen of gekwetst voelen overstijgt. [slachtoffer 16] heeft dit deel van de vordering niet met stukken onderbouwd waaruit kan worden afgeleid dat bij hem sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld als gevolg van het bewezen verklaarde. Evenmin zijn omstandigheden gesteld of gebleken die recht geven op een zodanige vergoeding. In de onderbouwing wordt verwezen naar een eerdere oplichting die veel impact heeft gehad en waarna allerlei maatregelen zijn genomen, maar over de impact van de onderhavige poging tot oplichting wordt niets gesteld. Daarom zal de rechtbank [slachtoffer 16] niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van zijn vordering. Hij kan de vordering indien gewenst nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Verdachte is vanaf 15 maart 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan [slachtoffer 16] toegewezen totaalbedrag van € 99,99 aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De beoordeling van het beslag

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle strafrechtelijk in beslag genomen goederen bij verdachte, zoals opgenomen op de beslaglijst (die als bijlage I aan dit vonnis is gehecht) verbeurd verklaard moeten worden, omdat er een directe relatie bestaat met de bewezen verklaarde feiten.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat alle goederen aan verdachte geretourneerd dienen te worden.
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 15 genoemde voorwerp verbeurd verklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien zij aan verdachte toebehoort en met betrekking tot dit voorwerp het onder 3 bewezenverklaarde feit is begaan.
De rechtbank zal de teruggave van de overige op de beslaglijst genoemde voorwerpen aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet. Met betrekking tot het onder 1 genoemde geldbedrag (€ 900,00) merkt de rechtbank op dat niet valt vast te stellen dat dit bedrag, gelet op de hoogte daarvan, geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van feit 1 en 2 is verkregen. De rechtbank overweegt in dit verband nog dat dit niet betekent dat het geld feitelijk aan verdachte zal worden geretourneerd, nu er op dit geld ook nog conservatoir beslag rust.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder
‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een jeugddetentievoor de duur van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden:
- Verdachte zal meewerken aan het toezicht en begeleiding vanuit de Jeugdreclassering,
huisbezoeken hierbij inbegrepen, en hij zal zich houden aan de aanwijzingen en
afspraken vanuit de Jeugdreclassering;
- Verdachte zal zich ambulant laten behandelen door Kairos of een soortgelijke
zorgverlener, te bepalen door de Jeugdreclassering. De behandeling duurt de gehele
proeftijd of zoveel korter als de zorgverlener / de Jeugdreclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft
voor de behandeling.
- Verdachte zal meewerken aan het verkrijgen dan wel behouden van een zinvolle
dagbesteding. Indien het verdachte niet lukt zelfstandig werk te vinden dan wel te
behouden, kan de jeugdreclassering een dagbestedingsplek aanwijzen;
- Verdachte zal meewerken aan de ambulante begeleiding vanuit Stichting Zorg en
Welzijn, of soortgelijke organisatie, te bepalen door de Jeugdreclassering voor zolang
en zover de Jeugdreclassering dat nodig acht;
 stelt als overige voorwaarde:
- Verdachte zal zijn medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, afdeling Jeugdreclassering te Amsterdam, tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, te weten een
werkstraf van 200 (tweehonderd) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 wijst de vordering van [benadeelde 2] in verband met het feit onder nummer 1 en 2 toe tot een bedrag van
€ 54.920,00aan materiële schade;
 veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van een deel van het toegewezen bedrag, namelijk € 34.490,00, en veroordeelt verdachte hoofdelijk met medeverdachte [medeverdachte 1] tot betaling aan [benadeelde 2] van het andere deel van het toegewezen bedrag, namelijk € 20.430,00, telkens vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 22 juni 2023tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, met dien verstande dat indien en voor zover het toegewezen bedrag van € 20.430,00 reeds door medeverdachte [medeverdachte 1] (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [benadeelde 2] in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die zij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot op heden begroot op € 600,00;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 en 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [Slachtoffer 10] van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [Slachtoffer 10] in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij [Slachtoffer 10] in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 16] van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering tot materiële schade voor het overige af;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 16] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 16] in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 15 genoemde voorwerp;
 gelast de teruggave van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 14 en 16 tot en met 28 genoemde voorwerpen aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Verkroost (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en mr. H.C. Leemreize, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2024.
Mr. Jacobs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten L.H.A. van de Veerdonk en E.J.M. Radstaat van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022127099, gesloten op 19 oktober 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1303.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 514.
4.Zie de processen-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 1] , p. 367, [Slachtoffer 2] , p. 411, [Slachtoffer 3] , p. 1176, [Slachtoffer 4] , p. 826, [Slachtoffer 5] , p. 207, [Slachtoffer 6] , p. 921, [naam 5] , p. 651, [Slachtoffer 7] , p. 588, [Slachtoffer 8] , p. 298, [Slachtoffer 9] , p. 262, [Slachtoffer 10] , p. 764, [Slachtoffer 11] , p. 1153, [Slachtoffer 12] , p. 734, W. [Slachtoffer 13] , p. 827, J.G. van [Slachtoffer 14] , p. 1118, T.J.M. [Slachtoffer 15] , p. 1031, [naam 6] , p. 1064 en [slachtoffer 16] , p. 338.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1303.
6.Zie voetnoot 4.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] , p. 250 en zijn verklaring afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2024.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1303-1304.
9.Verklaring van verdachte [Verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2024.
10.Zie voetnoot 4.
11.Verklaring van verdachte R. [medeverdachte 2] , afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2024.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1304.
13.Proces-verbaal van aangifte W.F.A. [Slachtoffer 1] , p. 367-368.
14.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar met bijlagen, p. 386-390.
15.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar met bijlagen, p. 391-395.
16.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar met bijlagen, p. 396-399.
17.Proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 2] , p. 411-413.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 512-513.
19.Proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 7] , p. 588-589.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 641-642.
21.Proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 10] , p. 764-765.
22.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2024.
23.Proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 6] , p. 921-922.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 924.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1001.
26.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2024.
27.Proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 13] , p. 827-828.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 850.
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] , p. 854-857.
30.Proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 11] , p. 1153-1154.
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] , p. 1171.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] , p. 254.
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] , p.253.
34.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 1303.
35.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 582.
36.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 2357.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2406-2407.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2502.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2716-2717.
40.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] , p. 1227.
41.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] , p. 1227.