ECLI:NL:RBGEL:2024:1380

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
05/321554-20 ontneming
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van amfetamineproductie en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in de ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij de productie van amfetamine(olie). De veroordeelde is eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, geheel voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur voor het medeplegen van het vervaardigen van 160 liter amfetamine(olie) en het aanwezig hebben daarvan. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 143.113,00, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie primair gevorderd dat het voordeel zou worden geschat op € 28.622,68, maar ook een subsidiere vordering gedaan van € 14.311,34. De verdediging stelde dat de veroordeelde geen voordeel had genoten en dat de vordering moest worden afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten uit de bewezenverklaarde feiten, aangezien de amfetamine(olie) nog niet was verkocht. De rechtbank concludeerde dat de vordering van de officier van justitie ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel moest worden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer : 05/321554-20
Datum uitspraak : 5 maart 2024
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. B. Kurvers, advocaat in 's-Hertogenbosch.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 143.113,00.

2.De procedure

Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de vordering ter zitting heeft een schriftelijke ronde plaatsgevonden.
De zaak is op een openbare terechtzitting onderzocht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting primair gevorderd dat het voordeel wordt geschat op € 28.622,68 (ponds-ponds gewijze verdeling onder vijf betrokkenen). Subsidiair heeft hij gevorderd dat het voordeel - gezien de rol van veroordeelde - wordt bepaald op een aandeel van 10% van de opbrengst, te weten € 14.311,34.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde geen voordeel heeft genoten en dat de vordering moet worden afgewezen.

3.De beoordeling van de vordering

De hoofdzaak
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 5 maart 2024 tegen veroordeelde gewezen vonnis (hoofdzaak) waarbij veroordeelde is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daarnaast een werkstraf voor de duur van 240 uur, ter zake van onder andere:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Die bewezenverklaring betrof voor zover relevant:
het medeplegen van het vervaardigen van ongeveer 160 liter amfetamineolie, gepleegd in de periode van 1 januari 2020 tot en met 14 april 2020.
De grondslag van de berekening van het wederrechtelijke verkregen voordeel
De rechtbank zal voor haar berekening uitgaan van artikel 36e lid 2 van het Wetboek van strafrecht. Volgens deze bepaling kan de verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel worden opgelegd aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit en die door dat feit of uit de baten daarvan voordeel heeft verkregen. Daarnaast kan aan een veroordeelde ook de verplichting worden opgelegd wederrechtelijk verkregen voordeel te betalen aan de staat uit andere strafbare feiten, waarvan buiten redelijke twijfel vast staat dat een veroordeelde deze feiten heeft begaan.
Voordeel uit de bewezenverklaarde feiten
In de hoofdzaak is vastgesteld dat er in het drugslab in Beusichem door veroordeelde en zijn mededaders amfetamineolie is geproduceerd. Tenlastegelegd én bewezenverklaard is dat er ongeveer 160 liter amfetamine(olie) is vervaardigd. Gezien het feit dat deze amfetamine(olie) nog in het drugslab aanwezig is geweest, kan hierover geen voordeel zijn behaald. De amfetamine(olie) is immers nog niet verkocht.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de bewezenverklaarde feiten.
Voordeel uit andere dan de ten laste gelegde feiten
[Medeveroordeelde] heeft verklaard dat al het afval van de amfetamineproductie op het erf is blijven staan (p. 67). Op basis van het aangetroffen afval (2950 liter) is berekend dat er (ongeveer) 331 liter amfetamine-olie is geproduceerd. In het drugslab is ongeveer 164 liter amfetamine(olie) aangetroffen (p. 354-364 en aanvullend dossier 2, p. 43-44). Hieruit volgt dat er in het drugslab meer amfetamineolie is vervaardigd dan bewezenverklaard. Het is aannemelijk dat dat deel van de geproduceerde amfetamineolie het drugslab heeft verlaten ten behoeve van de verkoop.
Voor zover de rechtbank al vindt vaststaan dat veroordeelde betrokken is geweest bij de eerder vervaardigde amfetamineolie, is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde daar geen voordeel uit heeft behaald. Zij overweegt hiertoe het volgende.
Veroordeelde heeft verklaard dat hij (nog) niets heeft gekregen voor het vervaardigen van de amfetamineolie. Hij zou € 2.500,- krijgen voor zijn werk, maar diverse ‘mensen’ die geld in het drugslab hadden geïnvesteerd, moesten eerst worden terugbetaald (p. 51). Ook [Medeveroordeelde] heeft verklaard dat eerst de kosten voor ketels en dergelijke moesten worden betaald (p. 56).
In de EncroChat-berichten die zich in het dossier bevinden wordt na de inval door de politie door de betrokkenen bij het drugslab met elkaar gecommuniceerd. Uit die berichten volgt onder meer dat er amfetamineolie is meegenomen door [Username] en dat de opbrengst van die amfetamineolie, op het moment van de gesprekken, niet met de andere betrokkenen bij het drugslab is gedeeld.
De rechtbank acht de verklaring van veroordeelde, dat hij nog geen geld heeft ontvangen van de in het drugslab eerder vervaardigde amfetamineolie, mede gelet op de hiervoor genoemde communicatie, niet onaannemelijk. Daarbij komt dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat veroordeelde beschikt of beschikte over onverklaarbaar vermogen. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit andere dan de tenlastegelegde feiten.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Zij zal daarom de vordering van de officier van justitie ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af de vordering van de officier van justitie ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Aldus gegeven door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. M.J. Wasmann en M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2024.
mr. M.J. Ouweneel is buiten staat om mede te ondertekenen.